Paulus VI Een zachte overgang

Augustus 1963, kort na zijn verkiezing: Paulus VI in zijn privévertrekken. © FARABOLA / LEEMAGE

Het bijeenroepen van de tweede synode in de geschiedenis van de katholieke Kerk was het antwoord van de opvolger van Johannes XXIII op een crisis zoals er sinds de 16de eeuw geen meer was geweest. Een enorme opdracht voor een paus met een sterke overtuiging maar met tegelijk veel zin voor nuancering.

In de Kelder der Gebroken Hoofden, een gewelfd vertrek waar niemand alle anderen kan zien omdat er twee dikke zuilen in staan, gaan bijna honderdvijftig kardinalen en aartsbisschoppen de innerlijke organisatie van de Kerk onder de loep nemen. Althans, zo luidt het officieel. En daar gaat het ook om, maar nog belangrijker is wat hieronder schuilgaat: deze mannen gaan proberen het hoofd te bieden aan de grootste crisis in het katholicisme sinds de 16de eeuw.

Officieel thema van de vergadering: de relatie tussen Rome en de bisschoppenconferenties die sinds het Concilie in elk land bestaan. Het is geen groot probleem: het gaat erom het kerkelijke systeem zo te veranderen dat het van een absolute monarchie (met de paus als ‘monarch’) een constitutionele monarchie wordt. Een concrete stap in de uitvoering van de besluiten van het Concilie.

De toon verschilt

Geen groot probleem? Nou. Katholieke theologen die, in aanwezigheid van de voorzitter van de Canadese bisschoppenconferentie, Mgr. Alexander Carter, waren bijeengekomen in de University of Dayton (Ohio), stuurden volgende verklaring de wereld in: ‘In de katholieke Kerk kan de paus geen absolute vorst zijn, en de bisschoppen niet zijn afgevaardigden. De paus oefent zijn suprematie niet óver maar ín het universele college van bisschoppen.’ De volgende dag zei Paulus VI bij de opening van de werkzaamheden van de internationale theologische commissie die de synode voorbereidde: ‘Het gezag en de waarborg van het magisterium komen van Christus zelf en zijn essentieel voor het bestuur, de stabiliteit, de vrede en de eenheid van de Kerk. Wie ze verwerpt of bestrijdt, doet afbreuk aan de ene, ware Kerk. [… ] Hij zal verantwoording moeten afleggen voor de rechtersstoel van God.’

Twee keer een schot voor de boeg, op minder dan 24 uur tijd. Toch hoeven beide teksten elkaar niet tegen te spreken. De Noord-Amerikaanse bisschoppen wilden geen nieuwe Luthers zijn en opnieuw het proces van de paus openen. En de paus preekte geen nieuwe contrareformatie. Maar de toon van beide boodschappen verschilt. Alles lag op dat ogenblik heel gevoelig. De reden waarom de leiders van de Kerk zo veel belang hechtten aan die structuurkwestie, is dat ze inzagen wat er op het spel stond. Onder problemen als gedeelde verantwoordelijkheid, het priestercelibaat en het engagement van de Kerk ging wel degelijk een dieper probleem schuil: hoe formuleer je het geloof in een wereld waarin door de ongelooflijke technische vooruitgang sinds een halve eeuw alle waardesystemen ter discussie staan? De leiders van de Kerk hadden het gevoel dat de boodschap die ze al tweeduizend jaar doorgaven, niet meer aansloeg. Het Concilie had de muren van de kerkelijke burcht geslecht, zodat de wind van Pinksteren eindelijk door de wereld van machines, wetenschap, revolutie en hippies kon waaien.

Oktober 1967, Sint-Pietersbasiliek. Eucharistieviering tijdens de eerste synode na het Tweede Vaticaans Concilie
Oktober 1967, Sint-Pietersbasiliek. Eucharistieviering tijdens de eerste synode na het Tweede Vaticaans Concilie© ARCHIVES CIRIC

Maar nu bleek omgekeerd ook de wind van de wereld door de geest van christenen te waaien, bisschoppen door elkaar te schudden, binnen te dringen in seminaries en ieders verbeelding op hol te brengen. Het is alsof in de Romeinse oudheid de aloude goden de catacomben tot hun domein hadden gemaakt. De Kerk probeerde tastend en zoekend een antwoord te vinden, zoals ze dat al had gedaan in de 6de, de 9de, de 12de en de 16de eeuw. Begin 20ste eeuw zei Mgr. Louis Duchesne, historicus van de christelijke oudheid en bekend om zijn zin voor ironie en humor: ‘De Kerk is een schip dat vooruitgaat met coups de gaffe‘; de ironie zit in de hier onvertaald gelaten woorden, want ‘gaffe’ betekent zowel ‘vaarboom’ (stok om een schip te duwen) als ‘blunder’.

Het kon ook moeilijk anders. In een verscheurde wereld, waar zelfs de wereldlijke heersers nauwelijks vat op kregen, probeerden vijfhonderd miljoen mensen, verspreid over de hele aardbol, vanuit het Nieuwe Testament – de woorden van een Palestijnse schrijnwerker – het hoofd te bieden aan het communisme, de islam, het kapitalisme en de moderne massamedia. Om de koe bij de horens te vatten, werd een synode bijeengeroepen, de tweede in de geschiedenis van de katholieke Kerk van het Westen. Deelnemers wa ren de voorzitters van de nationale bisschoppenconferenties, de kardinalen van de curie en zestien door de paus aangeduide prelaten.

Twee mannen stonden daarbij in de schijnwerpers: enerzijds de Belgische kardinaal Leo Jozef Suenens (1904-1996), die oor had voor de waarheid die in de contestatie vervat lag, en met zijn toespraken daarover al twee jaar een deel van de curie op stang joeg, en anderzijds kardinaal Jean Daniélou, jezuïet en persoonlijke vriend van Paulus VI, die in 1946 samen met communistische leiders het woord nam op meetings om zo de dialoog met hen aan te gaan, bij de opening van het Concilie ‘de wanorde in de geesten’ wilde bestrijden en bereid was tot alle mogelijke hervormingen, maar niet duldde dat geraakt werd aan het essentiële.

Collegiale samenwerking

De synode moest niet alleen het werk van het Concilie voltooien, maar ook de onrust bedaren die veroorzaakt was door de ambiguïteit van bepaal – de beslissingen van datzelfde Concilie en door twee kwesties die daar niet aan bod waren gekomen omdat de paus ze naar zich toe had getrokken: het priestercelibaat en de geboorteregeling.

Paulus VI zei zelf dat de storm na de publicatie van de encycliek Humanae Vitae en de reserves van sommige episcopaten tegenover deze tekst hadden meegespeeld in zijn beslissing om een synode samen te roepen die moest zorgen voor een ‘betere samenwerking en communicatie tussen de bisschoppenconferenties en de Heilige Stoel’. Het was de bedoeling concreet gestalte te geven aan de ‘collegiale samenwerking’ waarvoor het Concilie na eeuwen Romeins centralisme had gekozen omdat Christus de Kerk niet had toevertrouwd aan Petrus alleen, maar aan het college van de apostelen, waarin Petrus het primaatschap had.

De agenda van de synode was in principe beperkt tot dit be – lang rijke thema: vormgeven aan de collegialiteit. Verschillende bisschoppenconferenties stelden echter voor het debat uit te breiden tot de situatie in de Kerk na Humanae Vitae, de hervorming van de curie, de status van de priester en problemen rond het huwelijk. Het was niet zeker dat daarop zou worden ingegaan. Mgr. Ladislas Rubin, de Poolse secretaris-generaal van de synode, had het bij de voorstelling van het programma aan de pers weliswaar over ‘de crisissen waaraan de Kerk ten prooi was’, maar kardinaal Giovanni Urbani, voorzitter van het Italiaanse episcopaat, zei kort voor zijn dood dat hij zich zou verzetten tegen de bespreking van thema’s die niet op de agenda stonden. Vatic-aankenners hebben erop gewezen dat hij kort voor die stelling-name lang met de paus had gesproken.

Oktober 1969, Vaticaan. Werksessie van de tweede bisschoppensynode, voorgezeten door Paulus VI.
Oktober 1969, Vaticaan. Werksessie van de tweede bisschoppensynode, voorgezeten door Paulus VI.© ARCHIVES CIRIC

Protest

Bij hun aankomst in Rome deelden veel dignitarissen de mening van François Veuillot, aartsbisschop van Parijs, die al in september 1967, aan de vooravond van de eerste synode, had gezegd dat hij het ‘onvoorstelbaar’ vond dat ze niet buiten de lijntjes van de agenda konden kleuren om de dieper – liggende problemen aan te pakken. ‘Wij zijn geen ambt e – naren’, zei hij, ‘die zijn samengeroepen om ja of nee te zeggen, wij zijn medewerkers van de paus.’

De priesters eisten het recht op om profane arbeid te verrichten en zich politiek te engageren en vroegen de afschaffing van het verplichte celibaat. Volgens een peiling van Gallup wilde 50% van de 60.000 Amerikaanse priesters dat het celibaat een vrije keuze werd. In Brazilië was zelfs 90% van de geestelijkheid die mening toegedaan, zo bleek uit een peiling van het met de landelijke bisschoppenconferentie verbonden Centro de Estatística Religiosa e Investigação Sociais. De beweging kreeg zo’n omvang dat Paulus VI in een brief de voorzitters van de bisschoppenconferenties dacht te moeten waarschuwen tegen ‘een opiniestroming die menig theoloog en zelfs hier en daar een bisschop dreigt mee te sleuren’.

De eerste reactie van Rome op al die bewegingen, elk met een veelheid aan facetten, was: de toon verharden. Contesterende priesters werden vergeleken met de Romeinse soldaten die Christus aan het kruis sloegen. En wat nooit eerder was gebeurd: ook de bisschoppenconferenties kregen ervan langs. In oktober 1968 zei Paulus VI in verband met de liturgische hervormingen: ‘Soms gaan bisschoppenconferenties op eigen initiatief over de schreef. Iedereen ziet dat deze manier van doen niet alleen diep kwetsend is voor het geweten van de gelovigen, maar ook schadelijk voor de goede werking van de vernieuwing.’ Dit soort vermaningen bleef niet beperkt tot het domein van de liturgie: Mgr. Helder Camara, voorvechter van een niet-gewelddadige sociale beweging, door de Braziliaanse conservatieven ‘de rode bisschop’ genoemd, kreeg de raad geen lezingen meer te houden in het buitenland. Ondanks zijn onwrikbare loyauteit tegenover het Vaticaan en tot verrassing van veel waarnemers werd hij uitgesloten toen in de lente van 1969 nieuwe kardinalen werden gecreëerd.

Ontslag

Zoals vaak het geval is, bracht de verharding van toon de contestatie niet tot bedaren, maar vervreemdde ze steeds meer mensen van het kerkinstituut – leken en gewone priesters, maar ook geestelijken op posten met hoge verantwoordelijkheden. Begin 1969 nam de ene na de andere ontslag. In een tweede fase trad een zekere dooi in. Aanvankelijk was Paulus VI verrast door de omvang van de contestatie, maar met zijn zin voor nuance kon hij nu inzien dat sommige kritieken gerechtvaardigd waren. Al nuanceerde hij ook dat weer. Toen Suenens in een ophefmakend interview het formalisme en centralisme van Rome aan de kaak stelde, verklaarde de paus dat hij deze ’terechtwijzingen’ met ‘oprechte en nederige objectiviteit’ aanvaardde en bereid was om de geldige redenen van deze contestatiehouding in overweging te nemen’. Maar hij verzette zich niet toen kardinaal Eugène Tisserant, deken van het Heilig College, in een zeer scherpe brief aan Suenens vroeg om zijn woorden te herroepen.

Mgr. Helder Camara, 'de rode aartsbisschop', in 1994.
Mgr. Helder Camara, ‘de rode aartsbisschop’, in 1994.© MICHELINE PELLETIER / SYGMA / CORBIS

Paulus VI vernieuwde zoals hij was: behoedzaam, geduldig en met aandacht voor alle aspecten. Het paradoxale resultaat was dat de macht van de paus versterkt werd. En het was precies tegen dit centralisme, ook als het vernieuwingsgezind was, dat de bisschoppen mopperden.

Maar Rome was bang. Nogal wat mensen met verantwoordelijke functies in de Kerk vonden dat de spirituele crisis zo groot was dat een nieuwe verzwakking van de pauselijke macht de laatste dam zou doen breken. De meest conservatieve katholieken spraken van een ‘proces tegen de paus, bedoeld om de Kerk haar laatste wal te ontnemen’. Anderen stelden in prozaïscher bewoordingen vast dat de pogingen tot collegialiteit nog niet veel hadden opgeleverd. De meesten zwegen. Ze begrepen de houding van Paulus VI, die van de mensen die het centralisme bestreden en zelfs die van de contesterende krachten, maar vroegen zich af of die strijd wel de kern van de zaak raakte. Ze wezen erop dat de Kerk van de eerste eeuwen minstens even verdeeld was als die van hun tijd, maar dat de eerste wist wat ze te zeggen had en dat de anarchie toen zoden aan de dijk zette. Maar deed de eerder juridische contemporaine strijd dat ook? Ging het niet om onenigheid in een legioen dat niet wist naar welke ster aan het immense zwerk het op weg was?

Honderden jaren lang hadden mensen elke zondagochtend in kerken beschutting gevonden tegen wat hen bedreigde, van hagel en wolven over het duister van de nacht tot dat van het kwaad en de dood. Elk jaar hadden ze met Kerstmis hun hoop uitgezongen op nieuw leven door de onschuld en de armoe van een pasgeborene. Elk jaar hadden ze met Pasen uiting gegeven aan hun vreugde over de overwinning van het leven op de dood en over het feit dat het leven dan toch niet zinloos was.

Taalcrisis

Maar nu wisten ze het niet meer. Ze leefden niet meer op het platteland, maar tussen beton, staal en glas. Ze durfden nauwelijks nog te zeggen dat ze geloofden in God. Over de verrijzenis van het lichaam gingen ze in elk geval snel heen. Proselitisme was hen bijna volledig vreemd geworden. Ze ondergingen gewoon dat van anderen, van ideologieën, modes en slogans. Ze zagen dat hun priesters behept waren met het idee zelf ook uit werken te kunnen gaan en desnoods aan de band wilden staan, iets waarvan zijzelf de monotonie hartsgrondig haatten. De parochianen begrepen hun priesters niet goed meer. En omgekeerd.

Toch hadden de christenen het gevoel dat ze in het diepst van zichzelf een waardesysteem en een wereldvisie meedroegen die steviger was dan je op het eerste gezicht zou denken. Maar ze wisten niet hoe ze die moesten verwoorden. Het ging minder om een geloofscrisis dan om een taalcrisis. De woorden spraken niet meer. Nieuwe woorden waren trouwens na één seizoen al even gedemodeerd als de stroomlijning van een auto of de lengte van een jurk. Dus wachtten de christenen. Velen, priesters zowel als leken, zochten toevlucht in een soort Kerkzijn dat de openbaarheid schuwde. Ze stonden wantrouwig tegenover structuren en verantwoordelijken en kwamen er liever niet mee in conflict. Ze zetten nauwelijks nog een voet in de Kerk, maar vielen daarom God niet af.

Zonder dat ze het wisten, bevonden ze zich in zekere zin in de vreemde situatie die Léon Bloy een eeuw geleden beschreef: ‘Ik ben een blinde uil die aan de poort van de tempel is genageld en er niet binnen kan, maar er ook niet van los kan.’

[uit L’Express van 13 oktober 1969]

Partner Content