Robert de Wavrin : diep in de wouden bij de ‘indianen’

Robert de Wavrin en een bevriend Indiaans opperhoofd. © Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre
Alban van der Straten
Alban van der Straten Auteur van De Belgische Ontdekkingsreizigers

Het woud en zijn ‘indianen’: een terugkerende klassieker in de wereld van de ontdekkingsreizen. Toch zijn er in de eerste helft van de twintigste eeuw maar weinig mensen die, voorbij de kolonialistische en racistische vooroordelen die toen volop in zwang waren, als ‘participerende observator’ tussen de ‘indianen’ zijn gaan wonen.

De sleutelmomenten

– 01/01/1888: Geboorte van Graaf Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre in Bottelare, België.

– 01/01/1913: Wavrin verwondt een jongen tijdens een incident op zijn familielandgoed, wat leidt tot zijn vlucht naar Zuid-Amerika.

– 01/01/1941: Publicatie van “Les Jivaros réducteurs de têtes”, waarin Wavrin zijn studies over de Jivaros documenteert.

– 01/01/1917: Wavrin keert terug naar Europa en dient in het leger, waarschijnlijk om zijn juridische status te regulariseren.

– 01/01/1919: Wavrin vertrekt met een camera om etnografische films te maken, gesteund door de Parijse Americanistenvereniging.

– 01/01/1924: Uitgave van zijn film “Au centre de l’Amérique latine inconnue”.

– 01/01/1931: Uitgave van zijn film “Au pays du scalp”.

– 01/01/1934: Uitgave van zijn film “Chez les Indiens sorciers”.

– 01/01/1937: Uitgave van zijn film “Venezuela, petite Venise”.

– 01/01/1971: Overlijden van Wavrin in Ukkel, België, op 83-jarige leeftijd.

© Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre
© Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre
© Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre



In België is de belangrijkste bosverkenner Graaf (later Markies) Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre, geboren in Bottelare, bij Gent, in 1888. Van zijn jeugd is weinig bekend, behalve dat hij drie zussen heeft, zowel zijn ouders als grootouders op jonge leeftijd verliest en opgroeit in het kasteel van Ronsele. Hij gaat naar de middelbare school bij de Jezuïeten in Namen en studeert twee jaar natuurwetenschappen aan de universiteit van Gent. Zijn familie, van oude adel, bezit steenkoolmijnen in Bois-du-Luc, wat zijn materiële welstand gedurende zijn hele leven veiligstelt, en dus ook zijn onafhankelijkheid.

Een jonge banneling vol arrogantie



De jonge Wavrin lijkt een arrogante jongen te zijn, zoals blijkt uit de gebeurtenis die in 1913 een nieuwe wending aan zijn leven geeft. Dat jaar betrapt de jonge aristocraat twee kinderen op het stelen van hazelnoten in de boomgaard van het familielandgoed. Zonder te aarzelen schiet hij een salvo lood, waarbij hij een van de kleine dieven ernstig verwondt. Tot overmaat van ramp draait hij zich om, zijn slachtoffer aan zijn lot overlatend. Een rechter neemt de zaak in behandeling. Hij merkt op dat de privileges van de adel sinds 1789 zijn afgeschaft en veroordeelt Wavrin tot één jaar gevangenisstraf. Te laat: om zijn straf te ontlopen, is hij naar Zuid-Amerika gevlucht. Daar brengt hij het grootste deel van de volgende 25 jaar door.

Het is moeilijk te zeggen in hoeverre een gevoel van wroeging over deze misstap zijn carrière als ontdekkingsreiziger heeft bepaald. In ieder geval is het niet meteen te merken. In de verslagen en foto’s van zijn eerste reis door Zuid-Amerika, die vier jaar duurt, komt Wavrin nog grotendeels over zoals hij overkwam toen hij op die kinderen schoot: als een bevoorrechte man met een superioriteitscomplex. Hij is vooral dol op jagen, vertelt verhalen over zijn heroïsche avonturen en poseert trots naast de talloze dieren die hij heeft geschoten. De Indianen laat hij vaak poseren om hun exotisme te benadrukken en hij gebruikt een denigrerende woordenschat tegenover hen.

Robert de Wavrin, een arrogante aristocraat, wordt een vriend van de Amazone-indianen en een van de vroegste en meest getalenteerde documentairemakers over hun cultuur. © Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre
Een hoofd dat werd afgehakt door de Jivaros.

Een nieuwe kijk naar de andere



Maar Wavrin geeft ook blijk van een vernieuwende aanpak en gevoeligheid. Dankzij zijn financiële autonomie kan hij, in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s, vrijwel alleen en los van economische belangen rondtrekken. Dit geeft hem een grote onafhankelijkheid en stelt hem in staat langzaam te reizen. Onderweg ontwikkelt hij een oprechte relatie met de Indianen, die ‘naakt zijn als goden, vrij als lucht’, en raakt hij steeds meer geïnteresseerd in hun manier van leven, die volgens hem op het punt staat te verdwijnen door de ‘vooruitgang’ van de ‘beschaving’. Geleidelijk wordt deze belangstelling zijn grootste passie en begint hij ze geduldig en zo authentiek mogelijk te documenteren. Zijn foto’s getuigen niet alleen van zijn esthetische talent, maar ook van een zeldzame vertrouwdheid met de indianen.

In feite zal deze ambiguïteit tussen de bevooroordeelde jager en de aandachtige etnoloog zijn hele leven voortduren. Hij volgt een weg van innerlijke transformatie, zonder zich ooit volledig los te maken van bepaalde enge mentale kaders. Enerzijds verguist hij bepaalde ‘inferieure’, zelfs ‘ontaarde’ rassen en kiest hij rake titels als ‘Les Jivaros réducteurs de têtes’ (1941). Anderzijds is hij een gevoelige en pretentieloze getuige van het dagelijkse leven van zijn indiaanse vrienden, waarbij hij opmerkt hoe loyaal, vreedzaam en soms superieur zij zijn aan de blanken. Hij hekelt het misbruik van de zogenaamde beschaving tegen hen, of het nu gaat om oliemaatschappijen of katholieke missies – iets wat in zijn tijd heel zeldzaam was. Wat betreft de beruchte Jivaros, die hem zo beroemd hebben gemaakt: hij was niet alleen de eerste die hun praktijken van ‘hoofdverkleining’ documenteerde, maar legde ook duizend-en-een andere aspecten van hun dagelijkse leven vast.

© Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre
Wavrin documenteert geduldig het dagelijks leven van zijn Indiase vrienden. © Robert de Wavrin de Villers-au-Tertre

Pionier van de visuele antropologie



Hoewel Wavrins boeken en foto’s van grote waarde zijn, is het vooral door zijn films dat hij nieuwe wegen inslaat. Hij keert in 1917 terug naar Europa om dienst te nemen in het leger (wat hem waarschijnlijk in staat stelde zijn rechtspositie te regulariseren), en twee jaar later vertrekt hij niet alleen met de aanmoediging van de Parijse Americanistenvereniging, maar ook met een camera die hem is toevertrouwd door de maatschappij Gaumont. Met deze camera vestigt hij zich als een van de pioniers van de etnografische film, en van wat nu visuele antropologie wordt genoemd. Hij is zeker de eerste die beelden maakt van bepaalde volkeren zoals de Guahibo en de Motilones van Colombia. In zijn vier films, Au centre de l’Amérique latine inconnue (1924), Au pays du scalp (1931), Chez les Indiens sorciers (1934) en Venezuela, petite Venise (1937), vinden we alle dubbelzinnigheid van zijn boeken en foto’s terug, tussen vooroordeel en onbevangenheid. Wanneer we de commentaren en gedateerde soundtracks weglaten, ontdekken we werken van grote waarde, niet alleen etnografisch, maar ook poëtisch.

Na een mislukte expeditie om de bronnen van de Orinoco-rivier te ontdekken, keert hij terug naar België en probeert een nieuwe expeditie te organiseren met hetzelfde doel. In tegenstelling tot al zijn vorige expedities, waarbij hij alleen of in kleine groepen reisde, wat hij als een van de weinigen aandurfde en waardoor hij het vertrouwen van de indianen kon winnen, zou deze nieuwe expeditie een enorme onderneming zijn met ongeveer veertig leden, waaronder veel wetenschappers uit verschillende disciplines. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt dit project nooit voltooid. Wavrin trouwt en verhuist naar Ukkel, waar hij de rest van zijn leven schrijft en lezingen geeft. Hij sterft daar in 1971 op 83-jarige leeftijd. Hoewel hij de bronnen van de Orinoco niet heeft gevonden, heeft hij in deze rivier wel een visje ontdekt dat nog steeds zijn naam draagt, de biotodoma wavrini.

Zijn werken zijn tijdens zijn leven heel populair (Hergé gebruikt ze in 1937 als inspiratie voor het Kuifje-album Het gebroken oor), maar Wavrin raakt daarna lange tijd in de vergetelheid. De oorzaak is nog steeds niet erg duidelijk. Een deel van de verklaring is ongetwijfeld zijn autodidactische aard. Hoewel hij lid was van geleerde genootschappen, behoorde hij tot geen enkele universiteit en liet hij geen theoretisch corpus na dat die naam waardig is.

Gelukkig wordt Wavrin de laatste jaren geleidelijk aan uit deze onterechte vergetelheid gehaald, en worden zijn 6000 meter film, 2000 foto’s en veertien boeken herontdekt. Cinematek in Brussel heeft zijn vier films gereconstrueerd en gedigitaliseerd. Jonge internationale onderzoekers herwaarderen positief de wetenschappelijke kwaliteiten van zijn werk, ondanks de inherente dubbelzinnigheden. En dan zijn er ook nog de liefdevolle echo’s uit de indiaanse mondelinge tradities over hem.

Wavrins oprechte band met de indianen, zijn baanbrekende houding van langdurige ‘participerende observatie’, zijn nieuwsgierigheid naar alle aspecten van hun dagelijks leven en zijn verlangen om van hen te leren, vormen een overweldigend tegenwicht voor de meer etnocentrische aspecten van zijn werk.

Wavrin met een pardelkat © DR


Anne de Mishaegen
DR

Anne de Mishaegen: tennisraketten en sneeuwschoenen


Minder volkskundige dan Wavrin, maar des te avontuurlijker: Annette Cogels (1900 – 1953), beter bekend onder haar pseudoniem Anne de Mishaegen (ontleend aan de achternaam van haar man, Edouard Guyot de Mishaegen).

De familie Cogels is een begrip in het Antwerpse. Als kleindochter van een parlementslid en dochter van een archeoloog geniet de jonge Anne de Mishaegen een bevoorrechte jeugd op Kasteel Boekenberg in Deurne. Ze studeert filosofie en politieke economie, maar staat aanvankelijk bekend om haar sportieve prestaties, vooral in het tennis. Tussen 1923 en 1927 wordt ze zelfs diverse keren Belgisch kampioen, in het enkelspel, vrouwendubbel en gemengd dubbel. In 1924 verliest zij haar enige dochter op éénjarige leeftijd.

In de volgende twee decennia maakt Anne de Mishaegen een tiental reizen naar de wouden van Canada om haar passie voor de jacht te verzadigen. Deze reizen kunnen zeker als ontdekkingsreizen worden omschreven. Te voet, te paard of per kano, slechts vergezeld door enkele Métis en Cree-indianen, overnachtend onder de sterrenhemel, in tenten of overwinterend in een blokhut, verkent zij onophoudelijk een grandioze natuur, onaangetast door de moderne beschaving.

Onderweg leert ze van haar zeldzame metgezellen niet alleen de fijne kneepjes van de jacht, maar ook de traditionele technieken om te overleven in deze onverbiddelijke omgeving, vooral in de winter. Ze vertelt haar avonturen en kennis in vier hel informatieve boeken: Mush!: un hiver en pays Cree (1933), Trappeur blanc (1937), Dans la forêt canadienne (1944) en Nouvelles du Nord (1953).

In 1936-37 en 1948-49 onderneemt ze ook twee gevaarlijke reizen naar Congo, waarbij ze per jeep de Sahara oversteekt om de Uele te bereiken. Tijdens haar tweede expeditie vliegt haar auto in brand, wat haar bijna het leven kost. Ze sterft vier jaar later op 53-jarige leeftijd in het kasteel van haar man in Brasschaat, bij Antwerpen.


Anne de Mishaegen
DR


Anne de Mishaegen
DR

Lees meer over:

Partner Content