Joris van Spilbergen : kaper én ontdekkingsreiziger

De reder Balthasar de Moucheron, telg van een Antwerps-Middelburgs koopmansgeslacht, start talloze baanbrekende expedities. © DR
Alban van der Straten
Alban van der Straten Auteur van De Belgische Ontdekkingsreizigers

Pionier van de Nederlandse scheepvaart in Oost-Indië en de tweede Nederlander die rond de wereld zeilde: Joris van Spilbergen is een mythische figuur in het pantheon van de ‘zeehelden’ van de Verenigde Provinciën. Als gewetensvol zeeman, charismatisch leider en onbevreesd kaper is hij ook een felle individualist die vatbaar is voor identiteits- en loyaliteitsconflicten.



Joris van Spilbergen (Speilbergen, Speelberch, Spuelborch…) wordt in 1568 geboren in Antwerpen, als zoon van een jong gezin dat tot de kleine bourgeoisie behoort. Van jongs af aan doet hij ervaring op op zee en in het gevecht, aan de zijde van de eerste viceadmiraal van de Zeegeuzen, de Zeelander Joos de Moor. Maar het bestaan van een zeeman is hard. Zoals zovele anderen zou van Spilbergen daar liever aan ontsnappen en zijn brood aan wal verdienen. Hij probeert zelfs om zich als koopman te vestigen in Middelburg, maar hij heeft weinig talent en gaat al snel failliet. Hij moet dus berusten: blijkbaar ligt zijn lot dan toch op zee.

Joris van Spilbergen : geen succesvolle koopman, maar een uitstekende kaper en zeevaarder. © DR

In dienst van de Moucheron



In 1598 treedt van Spilbergen in dienst bij de bekende reder Balthasar de Moucheron. De Moucheron, die al de opdrachtgever was van Brunel, is een van de belangrijkste acteurs in de beginjaren van de Nederlandse maritieme expansie. Hij is de initiatiefnemer van ontelbare expedities, zowel in de zeeën van het Hoge Noorden als in Afrika, de Caraïben of Indië. Hij opereert vanuit Veere in Zeeland, dat zowat zijn privéhaven is. Daar vertrekken jaarlijks een twintigtal grote schepen die onder zijn vlag varen: een wit Bourgondisch kruis op een groene achtergrond.

De eerste job van van Spilbergen in dienst van de Moucheron is een post als lagere officier in de grote expeditie die wordt opgezet om het eiland Principe (Equatoriaal-Guinea) te veroveren op de Portugezen. Deze expeditie wordt geleid door een kleurrijke officier, de Brusselaar Juliaen Cleerhaghe, en er nemen 350 mannen aan deel. Cleerhaghe slaagt erin het eiland te bezetten, maar hij bezwijkt aan koorts en na zijn dood ontstaan er meningsverschillen tussen de Nederlanders. De situatie wordt onhoudbaar en ze kunnen uiteindelijk niet anders dan zich weer terugtrekken. De versterking waarop ze zaten te wachten, arriveert enkele dagen later. Te laat. In deze moeilijke omstandigheden toont van Spilbergen zich een zeer koelbloedige officier.

Twee jaar later zet de Moucheron hem voor het eerst in als aanvoerder van een vloot, die naar Indië vaart. Hij is verbaasd dat van Spilbergen enkele weken later al terug in Veere staat. De reden voor zijn vervroegde terugkeer is dat hij in het noorden van de Atlantische Oceaan een rijk Spaans galjoen heeft buitgemaakt, de Nuestra Señora del Rosario. De buit is zo omvangrijk dat hij die liever eerst in veiligheid brengt. Zijn vangst komt ten goede aan prins Maurits van Nassau, die van Spilbergen zijn leven lang erkentelijk zal blijven.

De expeditie naar Indië



Op een lenteochtend van het jaar 1601 vertrekt van Spilbergen dan toch naar Indië. De Moucheron vertrouwt hem een vloot van drie schepen toe: het admiraalschip Schaep, de Ram en het jacht Lam. De bemanning telt 225 leden. Helemaal in overeenstemming met zijn vechterstemperament begint van Spilbergen met het bestoken van de Portugezen overal langs de kust van Afrika, in Portudale, Rufisque, Annobon en São Tomé. Dankzij zijn indrukwekkende artillerie kan hij hen behoorlijk wat schade toebrengen zonder zelf verliezen te lijden.

Bij Kaap de Goede Hoop legt hij aan op de plek waar nu Cape Town ligt, aan de voet van een afgeplat bergmassief. Hij is het die deze plaats de naam geeft die ze nog steeds draagt: de Tafelbaai. Van Spilbergen is ook de allereerste om deze regio te prijzen, in het bijzonder de vruchtbaarheid van dit gebied, dat is bewoond door mensen ‘met een zwak lichaam, maar [die] zeer snel lopen’ en die ‘een vreemde taal’ hebben ‘met een klakkend geluid als van kalkoenen’. Enkele decennia later zullen de Nederlanders hier hun eerste factorij vestigen, en de basis leggen voor de cultuur van de Afrikaners.

Vanaf deze plaats kent van Spilbergen zijn eerste tegenslagen. Bij een tussenhalte op de Comoren verliest hij op mysterieuze wijze 28 mannen, die wellicht zijn gedood door inlanders. Vervolgens wordt zijn vloot tijdens de overtocht van de Indische Oceaan uiteengeslagen. Hij bereikt Ceylon (Sri Lanka) alleen met de Schaep. Hij is de eerste Nederlander die tot hier geraakt.

Ceylon is op dat moment een van de voornaamste producenten van specerijen in Indië en zijn koning, Vimala Dharma Surya, voert een onafhankelijkheidsoorlog tegen de Portugezen. Van Spilbergen is zo slim om zich voor te stellen als gezant en bondgenoot veeleer dan als koopman, wat de basis legt voor een winstgevende handel.

Van Spilbergen verlaat Ceylon, vervolgt zijn weg en bereikt uiteindelijk het doel van zijn reis in Atjeh, op het eiland Sumatra, waar hij met vreugde de Ram en de Lam terugvindt. De onderhandelingen met de sultan om aan specerijen te geraken zijn lang en moeilijk. Liever dan niets te doen en af te wachten gebruikt van Spilbergen die tijd om zijn instinct van predator de vrije loop te laten. Met de hulp van de Engelse admiraal Lancaster kaapt hij het beruchte ‘zwarte schip’, de enorme Portugese kraak die jaarlijks tussen Nagasaki, Macao en Goa pendelt, met alle opbrengsten van de Portugese handel in het Verre Oosten.

Terug in Atjeh, kan van Spilbergen eindelijk zijn lading specerijen inladen. Zijn scheepsruimen zitten stampvol met kostbaarheden: 5500 zakken peper, 200 zakken muskaatnoot, tweehonderd edelstenen, amber, zijde, kaneel, porselein, indigo… De terugreis verloopt zonder grote incidenten. De volledige reis zal drie jaar hebben geduurd. Bij zijn aankomst in Vlissingen op 24 maart 1604 wordt van Spilbergen als een held ontvangen.

Maar de roem heeft een bittere bijsmaak. Hij is niet op tijd teruggekeerd om zijn opdrachtgever Balthasar de Moucheron van het faillissement te redden. Om te ontsnappen aan zijn schuldeisers is de reder in ballingschap vertrokken naar Frankrijk, een katholiek en vijandig land. Vanaf dat ogenblik wordt van Spilbergen weliswaar als een held gezien, maar dan een verdachte held.

Admiraal van Heemskerck (1567-1607), die hij heeft ontmoet in Indië, toont zich een trouwe vriend en nodigt hem in 1607 uit om deel uit te maken van zijn vloot die de Spanjaarden gaat bekampen. Van Spilbergen speelt aan de zijde van Van Heemskerck een belangrijke rol tijdens de grote slag van Gibraltar, maar naar verluidt is hij boos vanwege zijn ietwat officieuze titel van ‘eerste raadgever’. Hij klaagt, terecht of onterecht, over een gebrek aan erkentelijkheid.

De onbeminde held, die in onmin leeft met de Nederlandse maritieme wereld, trekt zich met zijn vrouw en vijf kinderen terug in Bergen-op-Zoom. Weer in het burgerleven wil hij de Antwerpse diamantnijverheid invoeren, maar net als toen hij had geprobeerd om zich als koopman in Middelburg te vestigen, bloeien zijn zaken niet. Hij kampt met geldtekort en wordt bekoord door de ‘duivel’ van heel wat grote Brabantse kooplui: hij verkoopt zijn diensten aan Frankrijk. Samen met Balthasar de Moucheron, Isaac le Maire en enkele anderen neemt hij deel aan vergaderingen met als doel de oprichting van een Compagnie française des Indes orientales, een concurrent van de VOC. Het plan wordt afgevoerd ten gevolge van de moord op koning Hendrik IV in mei 1610, maar zal later opnieuw de kop opsteken. De grens tussen held en verrader wordt op dat moment wel erg dun…

Het specerijenmekka. Kaart van Nederlands Indië, het huidige Indonesië (Spieghel, 1621).
© DR

Het vertrek van de reis rond de wereld



De ommekeer komt vier jaar later, als de VOC hem verrassend de leiding aanbiedt van een nieuw groot project. Het gaat erom rond de wereld te varen in westelijke richting en onderweg zoveel mogelijk schade toe te brengen aan de Spanjaarden en de Portugezen. De kers op de taart zou zijn om de fameuze ‘vloot van Manilla’ buit te maken, de Spaanse vloot die het goud uit de Nieuwe Wereld vervoert.

Maar waarom komt van Spilbergen nu opeens weer in de gratie? Is hij echt de geknipte man voor dit project, de best beschikbare kapitein? Moeten we hier de hand in zien van zijn beschermer prins Maurits van Nassau? Of is dit een machiavellistisch manoeuvre van de VOC, die haar monopolie op de Straat van Magellaan wil versterken door haar opposanten van Spilbergen en Isaac le Maire tegen elkaar op te zetten? Wellicht spelen deze drie redenen allemaal een beetje mee.

In elk geval : van Spilbergen vertrekt in augustus 1614 vanuit Texel aan het hoofd van een vloot van zes schepen: het admiraalschip De Groote Sonne en het viceadmiraalschip De Groote Maane, met elk 300 registerton en 28 kanonnen, de schepen Æolus en Morghensterre, met respectievelijk 150 en 160 ton en 24 kanonnen elk; en de jachten Jager en Meeuwe, respectievelijk 70 en 30 ton en 8 kanonnen elk. De bemanning telt 750 man.

De eerste tegenslagen wachten van Spilbergen in Brazilië. Hij vindt er onvoldoende bevoorrading en krijgt af te rekenen met enkele Portugese hinderlagen en muiterij aan boord van de Meeuwe. Maar van Spilbergen heeft al ergere dingen meegemaakt: hij laat de twee muiterijaanvoerders executeren en gaat door.

Wanneer hij bij de ingang van de gevreesde Straat van Magellaan komt, houden stormen hem een maand op. Geen enkele Nederlander is hier nog voorbijgevaren sinds Mahu, De Cordes en Van Noort zestien jaar eerder. Tijdens deze moeilijke reis verdwijnt het muitende jacht de Meeuwe op mysterieuze wijze. Ofwel is het gezonken ofwel gedeserteerd om een piratenbestaan te gaan leiden. Bij de eerste gunstige wind vaart van Spilbergen de zee-engte binnen. Hij motiveert zijn officieren door sommige kapen naar hen te noemen en draagt door een onberispelijke organisatie zorg voor zijn mannen. De doorvaart duurt nauwelijks een maand. Dat is een schitterende prestatie, die eens te meer getuigt van zijn kwaliteiten als zeevaarder en als kapitein.

De eilanden Solor, Amboine en Banda Neira. Bemerk de uitbarsting van de vulkaan Gunung Api en het fort Belgica (Spighel, 1621). © DR

De vloot van Manilla achterna



Hij verlaat de Straat Magellaan op 6 mei 1615 en begint daarna systematisch de Spanjaarden te bestoken langs de hele westkust van Amerika, terwijl hij zich ook haast om de ‘vloot van Manilla’ te onderscheppen. Hij berooft verscheidene steden en wint zelfs een grootschalig zeegevecht tegen admiraal Mendoza bij Cañete. Het is pas nadat hij de Mexicaanse kust heeft afgevaren, ter hoogte van Manzanillo, dat hij moet aanvaarden dat de ‘vloot van Manilla’ hem is ontsnapt.

De overtocht van de Grote Oceaan, via de verlaten archipel Revilla Gigedo, duurt 58 dagen en verloopt zonder grote problemen. De vloot is nog steeds goed bevoorraad en georganiseerd. Op de Ladrone-eilanden (Mariana) wordt hij goed ontvangen door de inlanders. Daarna herneemt van Spilbergen zijn favoriete bezigheid: de Spanjaarden provoceren. Hij probeert gevechten uit te lokken tot voor Manilla, de Spaanse hoofdstad in Indië.

Omdat niemand de handschoen opneemt, vaart hij daarna naar het eiland Ternate op de Molukken, waar hij zijn landgenoten vervoegt en zich ter beschikking stelt van gouverneur-generaal Laurens Reael. Gedurende drie maanden neemt hij onder diens bevel deel aan meerdere expedities in de Indische Oceaan, maar zijn relatie met de andere Nederlandse kapiteins in Indië is niet best. Als duidelijk wordt dat hij niet op de eerste rang zal komen bij hen, vraagt hij of hij zijn reis mag voortzetten met twee schepen. Men laat hem met plezier vertrekken.

Na een tussenhalte in het sultanaat Bantam, op het eiland Java, zet van Spilbergen koers naar Europa, en op 1 juli 1617 komt hij aan in Zeeland, waarmee na drie jaar varen de tweede Nederlandse reis rond de wereld afgesloten is. Er zijn geen tamboers of trompetten om hem te verwelkomen. Hij neemt het burgerleven weer op in de kille sfeer van ingewikkelde vereffeningen. Verbitterd trekt hij zich voorgoed terug in Bergen-Op-Zoom, waar hij sterft in 1621, enkele maanden voor zijn memoires uitkomen.

De sleutelmomenten

– 1568: Geboren in Antwerpen als zoon van een gezin in de kleine bourgeoisie

– 1598: Treedt in dienst bij reder Balthasar de Moucheron

– 1601: Vertrekt naar Indië met een vloot van drie schepen

– 24/03/1604: Komt terug in Vlissingen na succesvolle reis, maar met schulden

– 1607: Uitgenodigd door admiraal Van Heemskerck om deel te nemen aan een vloot

– 1610: Plan voor oprichting van Compagnie française des Indes orientales mislukt

– 08/1614: Vertrekt vanuit Texel met een vloot voor een wereldreis

– 06/05/1615: Verlaat de Straat van Magellaan en begint aanvallen op de Spanjaarden

– 01/07/1617: Komt aan in Zeeland na drie jaar varen

– 1621: Overlijdt in Bergen-op-Zoom enkele maanden voor publicatie van zijn memoires

Partner Content