Nieuwe elites, nieuwe rijkdom

Het 'Ruhrgebied van de Etrusken': de hoogovens van Populonia. © BEELDBRON: GETTY IMAGES/JAMES M. GURNEY

Aan het begin van de 8ste eeuw v. Chr. beleefde Italië een industriële revolutie. De ijzerertswinning floreerde. En met de rijkdom kwam de luxe, zij het niet voor iedereen.

Meesterlijk beschilderde vazen uit Athene, ivoor uit Afrika, scarabeen uit Egypte, zilveren schalen uit Fenicië en barnsteen uit het hoge noorden – terwijl de grafgiften in de Villanovacultuur nog boers-bescheiden waren, puilden de graven uit de Etruskische bloeitijd uit van de schatten. Waar kwam die rijkdom ineens vandaan?

Aan het begin van de 8ste eeuw v. Chr. maakte het gebied rond de Middellandse Zee na eeuwen van stagnatie een economische opleving door, waar ook de Etrusken van profiteerden. ‘Aangezien ze een vruchtbaar, goed te ontginnen land bewonen, oogsten ze alle veldvruchten in grote hoeveelheden,’ schreef de Griekse geschiedschrijver Diodoros vol lof over hun kerngebied Etrurië.

Etrurië was niet alleen vruchtbaar, maar ook rijk aan bodemschatten. Een stad als Pupluna (het huidige Populonia) in Toscane dankte haar bloei aan het ijzererts van het daar voor de kust gelegen Elba. Eeuwenlang vormde Pupluna het zwaartepunt van de ijzerverwerking in het hele Mediterrane gebied. Dat hier op industriële schaal ijzererts tot metaal verwerkt werd, bewijst een antieke slakkenberg van een slordige miljoen kubieke meter. Naast ijzer leverde het land ook koper en tin voor de productie van brons.

Een ander exportproduct was aardewerk. Al in de 8ste eeuw v. Chr. waren pottenbakkers en vaasschilderkunstenaars uit de Griekse kolonies in Zuid-Italië naar Etruskische steden oovergekomen. De werkplaats van een zekere Aristonothos is ons zelfs met name bekend. Griekse vazen waren de prestigeobjecten van die tijd, merkt historicus Christopher Smith op. Onder Griekse invloed leerde de plaatselijke bevolking nu ook zelf de pottenbakkersschijf hanteren, waardoor de kwaliteit met sprongen vooruitging. Met de eeuwen vulden zij hun beeldvoorraad aan met Atheense en Korinthische motieven: eerst geometrische patronen en gestileerde vogels, daarna losse figuren en tenslotte ook complete scènes uit de Griekse mythologie en heldensagen, vooral natuurlijk de Ilias en Odyssee van Homerus.

De oriëntaliserende periode was een tijd van ingrijpende innovatie en algehele voorspoed.’ historicus Christopher Smith

Een leven in luxe: wijn, muziek, sieraden en parfum

Vooral de niet ver van de kust gelegen, handelsgeoriënteerde steden Vulci, Tarquinia en Cerveteri lijken ontvankelijk geweest te zijn voor invloeden uit het oostelijk Middellandse-Zeegebied. Hier ontstonden grote keramiekmanufacturen, waarin overigens de Griekse pottenbakkerskunst ook verder ontwikkeld werd. Het zogeheten ‘bucchero-goed’ (dunwandig, diepzwart, met metaalglans) is origineel Etruskisch. De vindplaatsen van deze keramiek liggen over het hele mediterrane gebied verspreid.

Hoe meer de Etrusken aansloten bij de grote handelsroutes en controle over grondstoff en verwierven, des te duidelijker profileerde zich hun stedelijke elite. ‘Het was een krijgsadel, die in staat was om de bronnen van zijn groeiende welvaart te verdedigen en voor dat doel een voldoende grote schare volgelingen wist te mobiliseren,’ stelt archeologe Friederike Bubenheimer-Erhart.

Deze nieuwe krijgsadel dreef handel, maar onderhield ook sociale betrekkingen met gelijkgestelden rond de Middellandse Zee en hechtte waarde aan een verfijnde levensstijl. Men ging op jacht, hield banketten, dronk wijn, beluisterde muziek en homerische voordrachten, deed aan sport en mat als atleet zijn krachten met anderen.

Vanwege een voorliefde voor sieraden, parfum en overvloedig gedecoreerde bronzen spiegels uit de Egyptisch-Fenicische regio spreekt de vakwereld daarbij van een ‘oriëntaliserende levensstijl’. Een spectaculair voorbeeld daarvan is een reusachtig gebouwencomplex uit de 6de en 7de eeuw v. Chr., dat archeologen in Murlo, bij Siena, blootlegden en als ‘vorstenpaleis’ opvatten. Sfinxen, paarden en ruiterfiguren sierden de gebouwen. Op de friezen ervan stonden vooraanstaanden afgebeeld, nu eens als etende en drinkende gasten op aanligbedden, luisterend naar lierspelers, dan weer als jagers of deelnemers aan een plechtige wagenprocessie. In de bodem vond men zilveren sierspelden, gouden sieraden, juwelenkistjes van ivoor en Griekse vazen.

Republiek of monarchie: wie heerste er over de stadstaten?

In de Etruskische stadsmaatschappij nam de diff erentiatiegraad snel toe. De warenproductie werkte arbeidsverdeling in de hand en de aristocratische vraag naar (luxe)goederen joeg de binnenlandse handel aan, het algehele welvaartspeil steeg. Dat kon niet zonder gevolgen voor het plaatselijke bestuur blijven, maar afgezien van een paar ambtstitels en vermoedens over de bevoegdheden van de dragers daarvan, is er vrijwel niets bekend over het politieke bestel van deze stadstaten.

Vanaf de 7de eeuw v. Chr. stuiten we op het begrip ‘lukumon’, dat de Romeinen met lucomo weergaven en (met de eigen geschiedenis in het achterhoofd) gelijkstelden aan dat van ‘koning’ – iemand dus die de politieke, militaire en religieuze macht in een stad in zijn hand verenigde. Volgens de Romeinse overlevering droeg koning Tarquinius Priscus, die omstreeks 600 v. Chr. regeerde, voor hij van Tarquinia naar Rome kwam de naam ‘Lucumo’.

Net als Rome veranderden ook vele Etruskische steden tegen het einde van de 6de eeuw in een republiek. De ambtsperiode van de stadsbestuurder werd teruggebracht van levenslang naar één of enkele jaren. Etruskische bronnen noemen de bekleder van het hoogste stadsambt tussen de 5de en de 2de eeuw v. Chr. zilath en het ambt zelf zilach.

In de periode van het einde van de Villanovacultuur in de 9de eeuw tot het begin van de Romeinse hegemonie in de 4de eeuw beleefde de Etruskische cultuur haar hoogtepunt. Christopher Smith zegt met het oog op politiek, kunst en levenspeil: ‘De oriëntaliserende periode was een tijd van ingrijpende innovatie en algehele voorspoed.’

MEER WETEN?

Christopher Smith, The Etruscans. A very short introduction. Oxford University Press 2014

Willebrord Nieuwenhuis, Etrusken. De mythe achterna. Prometheus/NRC 2002

Nieuwe elites, nieuwe rijkdom

Het complex van Murlo

is het pronkstuk van de vroeg-Etruskische bouwkunst. Maar waar diende het voor? Had het een religieuze functie, of diende het als vergaderplaats?

Nieuwe elites, nieuwe rijkdom
© BEELDBRON: AKG/DE AGOSTINI, BRIGDEMAN/DE AGOSTINI; KAART: FLOIGER

Partner Content