Kunsthistorica Wendy Wauters: ‘De Antwerpse heilige voorhuid was lange tijd absolute publiekstrekker’

© Karoly Effenberger
Peter Casteels
Peter Casteels Redacteur en columnist bij Knack

Vindt u het ook zo bizar dat de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal niet in de Vlaamse canon is opgenomen? Kunsthistorica Wendy Wauters doet het Antwerpse monument met een zinderende geschiedenis recht.

Wendy Wauters kan heel tevreden de zomer in. De geuren van de kathedraal, de geschiedenis die ze aan het begin van dit jaar uitbracht over de Antwerpse kathedraal in de zestiende eeuw, verkoopt uitstekend. Ondertussen staat het boek op de longlist van de Libris Geschiedenis Prijs, en onlangs werd er ook een Duitse vertaling opgezet. Het is nochtans dankzij een toevalligheid dat haar doctoraatsonderzoek een breed publiek vond. Toen Wauters te gast was in het Radio 1-programma Interne keuken opperde het presentatorenduo dat haar doctoraat een publieksversie verdiende. Diezelfde dag nog kreeg Wauters mail van uitgeverij Lannoo om eens te praten. De reden waarom ze uitgerekend de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal uitkoos, is helaas prozaïscher.

Mensen vluchtten naar Antwerpen als ze elders bang waren om op de brandstapel te belanden.

Wendy Wauters: Het had echt eender welke kerk kunnen zijn in de Zuidelijke Nederlanden. (lacht) Hier was gewoon heel veel bronnenmateriaal over. Het eerste jaar van mijn doctoraatsonderzoek heb ik haast alleen primaire bronnen zitten lezen: stadskronieken, briefwisselingen, kerkrekeningen, gebodsbepalingen, alles wat ik kon vinden. Aanvankelijk zou mijn onderzoek over altaargerei tussen 1400 en 1700 gaan. Niet echt een sexy onderwerp, maar net daarom was er nog maar heel weinig onderzoek naar gebeurd. De meeste aandacht gaat altijd naar de schilderijen en sculpturen in kerken. Ik moest daarvoor eerst in kaart brengen wat er in die periode zoal in kerken gebeurde, en toen stootte ik op al dat geweldige materiaal.

Mijn vragen over of u zelf gelovig bent en of dat u inspireerde, kan ik al weggooien.

Wauters: Ja, sorry. (lacht) Ik heb ervoor gezorgd dat een aantal van de mensen die mijn boek nalazen gelovig waren, zodat ze me konden behoeden voor stommiteiten. In het begin kreeg ik vaak de opmerking dat ik te veel rationaliseerde: veel gebeurde in een kerk om de doodeenvoudige reden dat mensen overtuigd waren dat het op die manier moest gebeuren, zonder dat ik daar ingewikkelde, theoretische constructies achter hoefde te zoeken. Ik wilde de rituelen ook absoluut niet in het belachelijke trekken, maar ik denk ook niet dat ik dat heb gedaan. Ik ben heel snel verliefd geworden op mijn onderwerp.

© Karoly Effenberger

Hoe zag de kathedraal er in de zestiende eeuw uit in vergelijking met vandaag?

Wauters: Het was vooral een veel levendigere plek. Ambachten, gilden, broederschappen en individuele mensen wilden allemaal met een eigen altaar aanwezig zijn in de kerk – ze werd pas in 1559 een kathedraal. Ze wilden zich daarmee spiritueel verankeren in de stad, en dat ook aan iedereen laten zien. Er waren vijftig à zeventig van die altaren, die vaak dienden voor soms wel vier verschillende groepen en personen. Zij kleedden die altaren allemaal aan naar hun eigen smaak en financiële draagkracht. Soms werd die decoratie geschonken door mensen die nog een sierkussen of een gordijn hadden liggen. Dat waren allemaal verschillende eilandjes, die met stoffen doeken of houten hekwerk van elkaar werden afgeschermd en waar ook heel regelmatig missen werden georganiseerd. Rond het midden van de zestiende eeuw waren dat er in totaal iets meer dan honderd per dag.

De kathedraal lijkt ook een historisch voorbeeld van de Vlaamse koterijcultuur: daar is ook decennialang aan bijgebouwd volgens de inzichten van almaar andere mensen.

Wauters: Inderdaad. Je ziet de vingerafdrukken van de stad echt op dat gebouw. Als de stad uitbreidde en groeide, of verarmde, versnelde of vertraagde de bouw van de kathedraal ook. Het parochiegedeelte – waar de traditionele zondagsmissen plaatsvonden – werd bijvoorbeeld gefinancierd met een uitzonderlijke heffing op tarwe, dus die plannen hingen af van de opbrengsten uit tarwe. Ook de stijlen van de verschillende bouwmeesters die elkaar opvolgden zijn te zien: zij werkten altijd verder op wat er al was, maar zij legden ook altijd hun eigen accenten.

Waarom wilde iedereen per se in de kerk zo’n standje? Ik stel het mij voor als een foodmarket met religieuze inslag.

Wauters: De drukte was wel wat vergelijkbaar. Het religieuze leven was natuurlijk veel meer geïntegreerd in het dagelijkse leven, hoewel er ook toen mensen waren die amper of nooit naar de mis gingen. Mensen lieten aan hun eigen altaar een mis opdragen voor hun zielenheil door een priester die ze daarvoor betaalden. Na de dood ging je ziel naar het paradijs, maar eerst moest die een hele tijd in het vagevuur verblijven. Dat kon honderden, zelfs duizenden jaren duren. Het hing af van het leven dat iemand had geleid, maar ook van de gebeden voor iemands zielenheil. Mensen schreven in hun testament wat ze wilden zien gebeuren: het verkortte de tijd in het vagevuur als een priester voor je bad, maar ook als andere mensen dat deden. Rijkere stedelingen lieten soms brood of kledij uitdelen om hen daartoe over te halen. Er waren goedkope missen die maar twintig minuten duurden, er waren er ook van anderhalf uur of langer waar twintig zangers en muzikanten aan deelnamen.

‘Ik ben heel snel verliefd geworden op mijn onderwerp.’
‘Ik ben heel snel verliefd geworden op mijn onderwerp.’ © Karoly Effenberger

U schrijft heel zinnelijk over het leven in Antwerpen en probeert ook de geuren die toen overheersten in de stad op te roepen. Ik onthoud er wel twee: een penetrante lijkgeur in de kathedraal, en héél veel weeïge wierook om die te verdoezelen.

Wauters: Die lijkgeur jaagde mensen angst aan – en wás ook heel slecht voor de gezondheid – maar niemand wilde afstand doen van de traditie om geliefden in de kerk te begraven. Ook toen de pest door de stad raasde, bleven mensen met een bang hartje naar de kerk komen. Ze waren doodsbenauwd maar probeerden die lijkgeur te verdrijven met allerhande kruidenmixen en natuurlijk ook veel wierook. In die periode deden sommige grafdelvers niet eens meer de moeite om een graf goed dicht te gooien, want ze wisten dat ze de volgende dag misschien alweer een ander lijk op dezelfde plek moesten begraven. Gelovigen die zo’n risico nemen om in zo’n ongezonde lucht een mis bij te wonen: dat is louter rationeel niet te verklaren. Natuurlijk gebruikten ze alle mogelijke middeltjes waarvan ze dachten dat die misschien konden helpen, zoals ook tijdens de coronajaren de verkoop van aromatische zoutlampen of zelfs geluksbrengers serieus is gestegen.

Was Antwerpen een plezierige plek om te wonen, of leefde iedereen onder de knoet van de pastoor?

Wauters: Antwerpen was in die periode vrijer dan andere steden. Mensen vluchtten naar Antwerpen als ze elders bang waren om op de brandstapel te belanden. De stad wilde de buitenlandse handelaren ook niet tegen de borst stuiten. De hervormingsgezinden, van wie een groep radicalen later de Beeldenstorm zou organiseren, konden zelfs vrijelijk op straat prediken. Pas als ze zich in geheimhouding wentelden en het stadsbestuur het gevoel kreeg dat het de grip verloor, zou het hard ingrijpen. Een stad is natuurlijk altijd vrijer dan kleine dorpen. Er waren prostituees, hoewel ze op een bepaald moment geweerd werden uit de wijken waar de processie langs kwam. Net zoals er geen alcohol mocht worden verkocht als de zondagse mis bezig was.

In 1533 vond er een grote brand plaats in de kerk. Hoe verwoestend was die?

Wauters: Hij is nog het best te vergelijken met de brand in de Notre-Dame in Parijs in 2019. Die brand had een enorme emotionele impact op de bevolking van Antwerpen en eigenlijk ook op de rest van Europa. Het nieuws over de ramp reisde snel over het continent, want op dat moment waren er al best goeie manieren om aan nieuwsverspreiding te doen. Erasmus zag in de brand een heel slecht voorteken, want zo’n drama was in die tijd echt een trauma. Het kon niet anders dan dat het de voorbode was van nog iets ergers – terwijl het gewoon lompe pech was. Er was een kaars omgevallen, en het riet dat gebruikt werd om kapotte ramen te herstellen als er niet meteen geld was voor nieuw glas, was mee in de fik gevlogen. Het middengedeelte van het plafond is daardoor naar beneden gekomen.

© Karoly Effenberger

Alleen de Beeldenstorm liet een nog groter spoor van vernietiging achter in de kathedraal.

Wauters: Ja, dat was echt een verwoestende kracht die door de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden raasde. Vooral de calvinisten wilden af van de idolatrie met alle beelden in de kerken, en vonden dat er een zuivering moest worden doorgevoerd. Een harde kern van zo’n tweehonderd mensen trok daarvoor rond. In een stadje als Zoutleeuw konden ze het onheil afwenden door eenvoudigweg de stadspoorten te sluiten, maar in Antwerpen dachten ze helaas dat het niet zo’n vaart zou lopen. Die tweehonderd mensen verschansten zich in de kathedraal, sloten de deuren, en de stad durfde niet echt tussenbeide te komen uit vrees voor een bloedig conflict. Ze keek de kat uit de boom, terwijl de boel helemaal kort en klein werd geslagen. Een dag later konden de Beeldenstormers zelfs nog eens terugkomen met hogere ladders om ook de apostelbeelden te vernietigen. Er liepen ondertussen kinderen door de straten die achter elkaar aan zaten met orgelpijpen. De schade was immens, net als het trauma dat de stad eraan overhield. Het duurde een hele tijd voor mensen de klokken weer durfden te laten luiden. Later volgde natuurlijk ook nog de Franse Revolutie, daarna schoot er helemaal niet veel meer over van waar ik het in mijn boek over heb. Veel werd heropgebouwd in een Italianiserende stijl, die dan in de mode was, en later werden de muren van de kerk ook gewit.

Is er vandaag nog iets te vinden in de kathedraal wat herinnert aan de zestiende eeuw?

Wauters: Er hangt een reeks kleine houtsneden in de kathedraal met symbolen van het ambacht dat indertijd daar zijn altaar had staan. Ik vind het zalig dat ze er nog hangen, maar ze zitten wel verstopt achter de Kruisoprichting van Rubens. Als je weet dat ze er hangen, en je gaat achter een van de zijpanelen kijken, kun je er nog een deel van zien.

Vertelt u, tot slot, nog eens het verhaal van de Antwerpse heilige Voorhuid.

Wauters: Dat was lange tijd een absolute publiekstrekker voor de kathedraal, ja. (lacht) Het idee was eenvoudig: na de dood van Christus is zijn lichaam ten hemel gerezen, maar een aantal lichaamsdelen, zoals ook de melktanden, zijn op aarde gebleven. Dat gold ook voor de voorhuid, aangezien Jezus conform de Joodse traditie besneden was. Antwerpen was ervan overtuigd dat de originele voorhuid van Jezus in de kathedraal lag, maar er waren wel zo’n twintig plaatsen waar ze dat dachten. Geestelijken die door Europa reisden, kwamen er geregeld eentje tegen. In Antwerpen was men dus overtuigd van de echtheid, en het was een van de meest geliefde relieken. De zeldzame keren per jaar dat het in de openbaarheid werd vertoond, was dat echt een megaspektakel. Wanneer een populaire mystica de echtheid in twijfel trok en de aandacht afnam, moesten de Antwerpse geestelijken toegeven dat het misschien niet de volledige voorhuid was maar toch een belangrijk gedeelte ervan. Daarna groeide de populariteit weer naar grote hoogtes. Helaas, ook dit reliek is verloren gegaan in de Beeldenstorm. Gelukkig hadden we nog altijd het Onze-Lieve-Vrouw op ’t Stokske, een Mariabeeld dat heel wat mirakels op zijn naam had staan.

Wendy Wauters

1983: Geboren in Leuven

2005: Behaalt master Beeldende kunsten aan Sint Lukas in Brussel en gaat als art director werken

2017: Studeert af in de Kunstwetenschappen aan de KU Leuven

2021: Promoveert met een doctoraat over de belevingswereld van de Antwerpse kerkganger in de zestiende eeuw

Vandaag: is ze verantwoordelijke collectievorming non-fictie bij de Antwerpse bibliotheken

2023: publiceert De geuren van de kathedraal

Lees meer over:

Partner Content