Kunst in Lissabon: het Calouste Gulbenkian Museum bestaat 50 jaar

Calouste Gulbenkian Volgens zijn biografen was de Brits-Armeense mecenas geen prettig heerschap. © Calouste Gulbenkian Museum
Dave Mestdach

Het Calouste Gulbenkian Museum in Lissabon viert dit jaar zijn vijftigste verjaardag, precies anderhalve eeuw na de geboorte van zijn steenrijke stichter. Het verhaal van een nomadische oliemagnaat met Armeense roots die zich ontpopte tot een van ’s werelds belangrijkste kunstcollectionneurs.

Twee schilderijen van Rembrandt hangen zij aan zij tegen een donkerrode muur. Het rechtse doek stelt de Griekse godin Pallas Athena voor, al zou het androgyne personage volgens sommige kunsthistorici ook Alexander de Grote kunnen zijn. Het andere werk heet Portret van een oude man en is met zijn sublieme kleur- en lichtschakeringen nog indrukwekkender, alsof je de melancholie van de onbekende man in kwestie kunt voelen, alsof je hem hoort zuchten over de te snel vliedende tijd. Het is niet alleen een onbetwist hoogtepunt uit het oeuvre van de Hollandse meester, maar ook uit de imposante collectie van het Calouste Gulbenkian Museum, dat precies vijftig jaar geleden zijn deuren opende in de Portugese hoofdstad Lissabon.

Dictator Salazar was zo vriendelijk om geen vervelende vragen te stellen over de bancaire hocuspocus van de olieboer.

Alleen al de verzameling Europese schilderkunst, die ook topwerken van Rogier van der Weyden, Peter Paul Rubens, Antoon van Dyck, Thomas Gainsborough, William Turner, Pierre- Auguste Renoir en andere grootheden bevat, is een bezoek meer dan waard. Maar daarnaast herbergt het jarige privémuseum ook wereldvermaarde verzamelingen beeldhouwwerken, munten, antiek, sieraden, meubels en textiel, afkomstig uit alle hoeken van de wereld. Op een dollar meer of minder hoefde stichter en naamgever Calouste Gulbenkian niet te kijken: hij was de rijkste man ter wereld toen hij in 1955 het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, nadat hij begin twintigste eeuw een fortuin had vergaard in de opkomende olie-industrie. ‘Van al mijn vrienden, mijn schilderijen, zal de Rembrandt altijd de meest prestigieuze zijn’, schreef de oliemagnaat over zijn favoriete pronkstuk. ‘En ik denk vaak aan hoe het in mijn huis hing, badend in veeleisend licht dat de edelmoedigheid en de zachte strengheid van dat wonderbaarlijke gezicht naar voren brengt.’

Vlak nadat Gulbenkian het magnifieke doek had gekocht van de Hermitage in Sint-Petersburg, bevond dat huis zich nog in Parijs, aan de avenue d’Iena. Dat Rembrandts Oude man en al die andere kunstschatten al vijftig jaar in Lissabon te bewonderen vallen, mag best verbazend heten: de olietycoon bezat daar nooit een huis, kocht nooit Portugese kunst en sprak geen gebenedijd woord Portugees. Gulbenkian, telg van een Armeens geslacht, werd precies anderhalve eeuw geleden geboren in Scutari, een district van Constantinopel, de hoofdstad van het toenmalige Ottomaanse Rijk (in het hedendaagse Istanbul heet dat district Üsküdar). Op verzoek van zijn vader ging hij studeren in Londen, waar hij twintig jaar bleef hangen en het Britse staatsburgerschap verwierf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog belandde hij vanuit Parijs in Portugal. Het grootste deel van zijn nomadische bestaan woonde hij in hotelkamers. Chique hotelkamers.

Met zijn kronkelige, kosmopolitische levenswandel was Gulbenkian (over wie dit jaar nog de fraaie biografie Mr Five Per Cent van de Amerikaanse historicus Jonathan Conlin verscheen) een van ’s werelds eerste moderne dealmakers, ‘een protoglobalist die staten en imperia, politici en diplomaten indien mogelijk negeerde of anders coachte en beïnvloedde’. Hij heeft maar één keer daadwerkelijk een olieveld gezien – tijdens een bezoek aan Bakoe, dat rond 1900 nog tot het Russische rijk behoorde. Maar als alumnus van het King’s College in Londen was hij zo slim om meteen de internationale marktwaarde van dat nieuwe product in te zien en om een contract af te sluiten dat stipuleerde dat hij 5 procent kon claimen van alle olie die uit de grond van het Ottomaanse Rijk werd opgeboord. Vandaar zijn bijnaam: Meneer Vijf Procent. Toen hij zijn handtekening onder dat contract zette, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, leek het nog een dubieuze deal. Gulbenkian wist zich er, ondanks alle geopolitieke transformaties die zouden volgen, kranig aan vast te klampen. Toen hij in 1955 stierf, liet hij omgerekend naar vandaag een slordige 5 miljard dollar na. Tijdens zijn leven doneerde hij aan kerken, scholen en ziekenhuizen en was hij een voorname sponsor van de Armeense zaak geweest.

Het Gulbenkian (met in de tuin een beeld van zijn stichter) ziet er nog altijd uit zoals vijftig jaar geleden.
Het Gulbenkian (met in de tuin een beeld van zijn stichter) ziet er nog altijd uit zoals vijftig jaar geleden.© Ricardo Oliveira Alves/Calouste Gulbenkian Museum

Gulle gift

Als we zijn biografen mogen geloven, was de Brits-Armeense filantroop en mecenas geen prettig heerschap. Overal waar hij passeerde maakte hij zeker zoveel vijanden als vrienden. Maar gewiekst en gehaaid was hij absoluut. Dat had hij niet alleen geleerd in de Londense City, waar hij de investeringsmaatschappij van zijn familie runde. Zich tussen de obstakels door een weg richting succes banen zat hem in het bloed: als Armeniër had hij jarenlang in Constantinopel gewerkt, tot daar in 1885 de pogroms begonnen die in de Armeense genocide zouden culmineren. Toen de prille Sovjet-Unie acute nood had aan kapitaal wist Gulbenkian, via zijn zakelijke en diplomatieke connecties, meteen de situatie uit te buiten. Hij kocht een deel van de collectie van de Hermitage op voor een prikje, waaronder Rembrandts Oude man.

Het zou de nucleus worden van een kunstcollectie die al even duizelingwekkend was als zijn banksaldo, en uiteindelijk dus in Portugal belandde. Aanvankelijk zag het ernaar uit dat zijn verzameling in de National Gallery in Londen onderdak zou krijgen, maar Gulbenkians opportunistische houding tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarin hij even fungeerde als diplomaat voor Iran en in 1940 met de Franse regering naar Vichy vluchtte, deed de Britten anders beslissen. Ze vonden Gulbenkian een deloyale landgenoot, waarop de flamboyante oligarch – die al hardop droomde van zijn eigen vleugel in het wereldvermaarde museum – zich genoodzaakt zag ander terrein op te zoeken. Dat werd Portugal, dat zich in de oorlog neutraal had opgesteld, ook al hadden dictator António Salazar en diens ultraconservatieve Estado Novo de touwtjes strak in handen toen Gulbenkian er in 1942 neerstreek met zijn onschatbare schilderijen, meubels, tapijten, juwelen, munten en God weet wat nog meer.

Bovendien bleek Salazar zo vriendelijk om, in tegenstelling tot de Britten of Fransen, geen vervelende vragen te stellen over de bancaire hocuspocus van de olieboer. Via zijn vennootschappen in Liechtenstein had Gulbenkian in 1931 hooguit 100 Zwitserse frank belastingen betaald op een kapitaal van 4,6 miljoen dollar. Aangezien het geïsoleerde Portugal economisch en cultureel een achtergesteld gebied was in Europa, kon Salazar wel een gulle gift gebruiken, één die bovendien goede pr was voor zijn regime, dat zou standhouden tot aan de revolutie van 1973. Toen kort na Gulbenkians dood in 1955 de naar hem vernoemde stichting werd opgericht – nog altijd een van de grootste Europese filantropische instellingen – fungeerde die voor Portugese kunstenaars als een oase van progressief denken binnen een klimaat dat verder weinig innovatie en dissidentie verdroeg.

Vlaamse primitieven

Toch liet het museum zelf – een oude droom van Gulbenkian – op zich wachten tot 1969. Als plaats van vestiging werd gekozen voor het Parque de Santa Gertrudes in het stadsdeel Palhavã van Lissabon, waar voorheen een pretpark lag. Het gebouw is een sober, strak en modernistisch pareltje te midden van veel groen, naar het winnende ontwerp van de Portugese architecten Ruy Jervis d’Athoguia, Pedro Cid en Alberto Pessoa, en met heldere interieurs van Franco Albini en Georges Henri Rivière, die zich inspireerden op de Berlijnse Neue Nationalgalerie van meestermodernist Ludwig Mies van der Rohe. Terwijl de meeste musea de voorbije decennia een grondige facelift ondergingen, ziet het Gulbenkian, met zijn horizontale lijnen, lumineuze inrichting en gebrek aan hoogdravendheid, er binnen en buiten nog altijd zo uit als toen het vijftig jaar geleden zijn glazen deuren opende.

'Rembrandts
‘Rembrandts “Oude man” zal altijd mijn meest prestigieuze vriend zijn.’© GettyImages

Hoewel Gulbenkian een eclectische smaak had, verzamelden hij en zijn internationale team van adviseurs en dealers lang niet alles. Zelf voelde hij zich vooral vertrouwd met islamitische tapijten, met kunst uit Mesopotamië en het Midden-Oosten en met antiek meubilair, waaronder zelfs een aantal stukken die hij uit Versailles haalde. Hij legde voorts een unieke collectie munten en middeleeuwse boeken aan, waarvan slechts een beperkt deel permanent te zien is. Ook de verzameling Europese schilderkunst in het museum telt hooguit tweehonderd werken en is dus verre van exhaustief, maar de kwaliteit doet de curator van veel nationale musea ongetwijfeld groen uitslaan van jaloezie. Alleen al de kleine groep Vlaamse primitieven, waaronder een prachtig retabel van Rogier van der Weyden, is magistraal. Hetzelfde geldt voor Rubens’ Portret van Helena Fourment, de tweede echtgenote van de Antwerpse barokmeester, voor de serie achttiende-eeuwse Venetiaanse gezichten van Francesco Guardi of voor Les Bulles de savon, een teder portret door Edouard Manet van diens bellenblazende bastaardzoon.

Het zijn kunstschatten die al een halve eeuw onveranderd in het museum liggen, staan en hangen te schitteren, maar het Gulbenkian is meer dan een gesloten collectie waar een modernistische stolp op werd geplaatst. De Calouste Gulbenkian Stichting biedt ook onderdak aan een kunstbibliotheek, een educatief centrum en zelfs een ruime concertzaal waar de fine fleur van de klassieke muziek al passeerde. Bovendien werd er in de jaren zeventig aan de andere kant van het park een gebouw bij gezet, een van de laatste ontwerpen van de Britse toparchitect Leslie Martin. Het herbergt hoofdzakelijk Portugese moderne en hedendaagse kunst, waardoor het museum ook inspeelt op nieuwe trends en tendensen. Zo vervelt het niet tot een mausoleum voor een kunstminnende oliemagnaat, een relict uit een tijd dat geld zonder de minste regels en restricties de wereld deed draaien.

Nieuwlichterij

Het Gulbenkian telt ook ruimtes waar tijdelijke tentoonstellingen lopen. Ter ere van de vijftigste verjaardag is dat Art on Display, een expo die focust op de manier waarop kunst aan het publiek wordt voorgesteld. Ze presenteert verschillende reconstructies van baanbrekende opstellingen. Je vindt er ezels die Carlo Scarpa bezigde om doeken op te plaatsen, er zijn statieven waar Franco Albini schilderijen aan hing, er is Aldo van Eycks tapijt met koolstenen waarin maskers gelegd werden, er is – buiten, voor de ingang – een reconstructie van diens Sonsbeek-paviljoen uit 1966, en in het hoofdgebouw vind je in elke zaal de oorspronkelijke plannen van de architecten en interieurontwerpers. Art on Display doet je nadenken over de rol van architectuur binnen een museale context. Over hoe die de betekenissen die we aan kunstwerken geven stuurt en manipuleert.

De vraag is wat Calouste Gulbenkian van zo veel nieuwlichterij gevonden zou hebben. Hij was tenslotte een entrepreneur van de oude soort. Eén die donders goed wist hoe hij vooral de financiële architectuur van zijn tijd moest sturen en manipuleren, zonder daarover veel scrupules te tonen of zich een leven vol luxe te ontzeggen.

Calouste Gulbenkian

-In 1869 geboren als zoon van een bemiddeld Armeens geslacht in Scutari, in het Ottomaanse Rijk (vandaag Turkije)

-1887: studeert af aan het King’s College in Londen, waarna hij Britse staatsburger wordt

Verwerft een fortuin dankzij zijn aandelen in oliemaatschappijen. Is in 1907 een van de oprichters van het Britse oliebedrijf Shell

Woont lange tijd in Parijs, maar vlucht in 1940 samen met de Franse regering naar Vichy

Wijkt in 1942 uit naar Portugal. Hij sterft er in 1955 als de rijkste man ter wereld

-In 1969 opent het Calouste Gulbenkian Museum zijn deuren in Lissabon, zoals hij in zijn testament heeft opgedragen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content