Hoe acteur Ronald Reagan de verkiezingen won van zittend president Jimmy Carter
In zijn biografie plaatst historicus H.W. Brands Ronald Reagan naast Franklin Roosevelt als een van de meest bepalende presidenten uit de vorige eeuw. Ook de manier waarop beiden verkozen werden, toont parallellen.
Voormalige acteur
Toen Ronald Reagan in 1980 opnieuw meestreed om de presidentskandidaat te worden voor de Republikeinse Partij, had hij al twee voorverkiezingen verloren, van Nixon in 1968 en van Ford in 1976. Toch nam de voormalige B-acteur in 1980 opnieuw de handschoen op. De tegenkandidaten leken deze keer weinig kans te maken tegen de beroepscharmeur uit Californië.
Enkel George H. W. Bush senior zorgde voor wat weerwerk voor Ronald Reagan. Als ambassadeur en volksvertegenwoordiger beschikte hij over voldoende ervaring om het geloofwaardig tegen Reagan op te nemen. Bovendien was hij de man van de meer gematigde fractie binnen de Republikeinen, die vreesde dat de kiezer Reagans rechtlijnige (en volgens sommigen simplistische) recept niet zou smaken. Zo was Bush het oneens met Reagans economische plannen die hij spottend ‘voodoo economics’ noemde omdat hij ze compleet onrealistisch vond.
George Bush als running mate
Aanvankelijk dacht Ronald Reagan niets te vrezen te hebben. Toen Bush de voorverkiezingen in de staat Iowa binnenhaalde, moest Reagans campagne een versnelling hoger schakelen. Bush bleef lang strijdbaar maar besloot in mei 1980 dat zijn kandidatuur een verloren zaak was.
De daaropvolgende nationale conventie werd een formaliteit waarbij commentatoren vooral uitkeken naar wie Ronald Reagans running mate zou worden. Reagan was daarvoor op zoek gegaan naar iemand die zowel de gematigde Republikeinen als de twijfelende Democraten zou aanspreken. Even werd aan Gerald Ford gedacht.
Diens verleden als president maakte een positie in de schaduw van Reagan echter weinig vanzelfsprekend en Ford stelde dan ook hoge eisen bij zijn toekomstige rol als vicepresident. Daarop besloot Reagan het campagnepad verder af te leggen met zijn grootste rivaal uit de primaries, George H. W. Bush. Daarmee zette Bush de eerste passen in de richting van een latere functie als president.
John Anderson onafhankelijke kandidaat
Naast Bush speelde nog een andere kandidaat uit de primaries een rol in de verdere campagne. Ondanks zijn nederlaag besloot ook volksvertegenwoordiger John Anderson deel te nemen aan de presidentsverkiezingen. Anderson vond Reagans voorstellen te radicaal. Daarom scheurde hij zich af van de Republikeinen om de kiezer als onafhankelijke kandidaat een alternatief aan te bieden.
Zowel Jimmy Carter als Reagan was bevreesd voor Anderson, die met zijn liberale programma zowel stemmen kon afsnoepen van gematigde Republikeinen als van misnoegde Democraten. Anderson strandde op 7 procent van de stemmen en kostte vooral Carter een pak kiezers.
Een mandaat onder druk
De te kloppen man aan Democratische zijde was zittend president Jimmy Carter. De Democratische voorverkiezingen hadden de partij sterk verdeeld. Carter boekte weliswaar een overwinning op senator Edward Kennedy, maar ondanks het schijnbaar sluiten van de rangen bleven veel Democraten gekant tegen Carters kandidatuur. Vooral de laatste twee jaar was steeds meer kritiek ontstaan op zijn beleid.
In 1976 had Jimmy Carter beloofd korte metten te maken met het beleid van zijn voorganger. De natie moest herstellen van het Watergateschandaal en de Vietnamoorlog. Eenmaal president viel het Carter echter moeilijk om zijn morele principes om te zetten in een doortastend beleid. Zijn tegenstanders verweten hem naïviteit, een gebrek aan daadkracht en hypocrisie.
Terwijl hij wild zwaaide met de Verklaring van de Rechten van de Mens om maatregelen in te voeren tegen Argentinië of Zuid-Afrika, toonde hij volgens hen laksheid tegenover China en de Sovjet-Unie.
Camp Davidakkoorden
Op binnenlands vlak kon hij geen antwoord bieden op de economische crisis. In een periode waarin de Verenigde Staten te maken kregen met een ongunstig buitenlands én binnenlands klimaat trok Carter opnieuw naar de kiezer. Deze keer moest hij verantwoording afleggen voor de beloftes die hij zelf niet had ingelost.
Carter had nochtans ook successen geboekt. Zo leidde zijn rol als bemiddelaar tot de Camp Davidakkoorden tussen Israël en Egypte en normaliseerde hij de relaties met China. Op andere internationale kwesties slaagde hij er niet in een antwoord te bieden.
Ayatollah Komeini
De grootste uitdaging betrof Iran, waar revolutionairen de sjah hadden verdreven om de macht over te dragen aan Ayatollah Khomeini. Het islamistische regime wierp zich op als vijand van de Verenigde Staten, het land dat de sjah mee in het zadel had gehouden.
Toen bovendien duidelijk werd dat de Verenigde Staten de gevluchte sjah opvang en medische verzorging boden, braken protesten uit.
Op 4 november 1979 vielen Iraanse studenten de Amerikaanse ambassade in Teheran aan. Ze gijzelden het personeel en eisten dat de sjah aan hen uitgeleverd zou worden. Jimmy Carter slaagde er niet in het conflict op te lossen. Hij verbrak de diplomatieke relaties met Iran, maar dat maakte weinig indruk. Vervolgens kostte een mislukte militaire reddingsoperatie acht Amerikaanse militairen het leven. In de directe aanloop naar de presidentsverkiezing beheerste de gijzeling van de 52 Amerikanen nog steeds de media.
Steeds luider weerklonk bij rechts én links de vraag of Carter wel geschikt was voor het presidentschap, een gevoel dat Reagan natuurlijk aanwakkerde. Daar kwam bij dat Carters beslissing om in het Witte Huis te blijven tot de Amerikaanse gegijzelden in veiligheid waren, zijn bewegingsruimte beperkte. Die beslissing belette hem te doen waar hij goed in was: het land rondreizen om het kiespubliek persoonlijk te overtuigen.
Ook Carters houding tegenover het communisme bleek koren op de molen van de Reagan-campagne. Carter had de Amerikanen opgeroepen om hun angst voor het Rode Gevaar achter zich te laten. Met de SALT II-akkoorden maakte hij afspraken met Moskou over de beperking van lanceerinstallaties voor kernraketten.
SALT-verdragen
Toen de Sovjet-Unie in 1979 Afghanistan binnenviel, moest Carter echter van zijn eigen lijn afwijken. In zijn State of the Union van januari 1980 wees hij op de dreiging van een verdere Sovjetexpansie in Zuidwest-Azië. Het baarde hem zorgen dat de Sovjet-Unie zo dicht bij de oliereserves in de Perzische golf kwam. Carter greep in: hij zette een rem op de ratificatie van de SALT II-verdragen en legde de handel met de Sovjet-Unie aan banden. Het Amerikaanse leger maakte zich op om in te grijpen, mocht het Sovjetleger verder naar het zuiden oprukken. Er kwam een einde aan de detente én een knauw in Carters geloofwaardigheid.
De bocht van Carter speelde volledig in het voordeel van Reagan die van een krachtige houding tegenover de Sovjet-Unie de kern van zijn buitenlands programma had gemaakt. Ook nu moest Reagan de ontevredenheid over Carters beleid enkel verder voeden. Door het gebruik van attack ads bijvoorbeeld, propagandaspotjes waarin hijzelf en zijn echtgenote Nancy Carters zwakke houding scherp veroordeelden.
Inflatie
Toch kreeg Carter het vooral erg lastig op binnenlands vlak. De steun aan de burgerrechtenbeweging en hun progressieve standpunt inzake de legalisatie van abortus hadden de Democraten stemmen gekost. Het was echter de slabakkende economie die Carter het meest parten ging spelen.
Carter was gestart in een economisch moeilijk klimaat waarin hoge inflatie gepaard ging met hoge werkloosheid. Ondanks hoopvolle initiatieven en positieve signalen kon Carter uiteindelijk geen antwoord bieden op die uitdagingen. Het Keynesiaanse recept leek te haperen. De prijs van voeding steeg, de OPEC jaagde de olieprijs omhoog en de inflatie bereikte ongeziene hoogten.
Tijdens zijn campagne tegen Gerald Ford in 1976 had Carter de term ‘misery index’ in het leven geroepen, een zelfbedachte graadmeter die de inflatie en de werkloosheid in de samenleving in kaart bracht en bekritiseerde.
In 1980 maakte de Reagancampagne dankbaar gebruik van Carters eigen index, die inmiddels gestegen was van 13,5 onder Ford tot 20 onder Carter. Carter maakte op het einde van zijn ambt nog de moedige keuze om econoom Paul Volcker aan het roer te plaatsen als voorzitter van de centrale bank, de Federal Reserve Bank. Zijn strikte monetaire beleid lokte eerst een recessie uit en pas daarna stabiliteit, te laat voor Carter wiens schip ondertussen al gezonken was.
Woorden van wanhoop of van hoop
I do not promise you that this struggle for freedom will be easy. I do not promise a quick way out of our Nation’s problems, when the truth is that the only way out is an all-out effort.
Jimmy Carter, televisiespeech aan de natie, 15 juli 1979
The American people, the most generous on earth, who created the highest standard of living, are not going to accept the notion that we can only make a better world for others by moving backwards ourselves.
Ronald Reagan, toespraak op 17 juli 1980 in Detroit, na zijn nominatie als Republikeinse presidentskandidaat.
Reagan en Carter hadden een compleet verschillende beleidsvisie. Carter stond voor realisme, spaarzaamheid en gedeelde verantwoordelijkheid. In een beroemde speech die zijn tegenstanders de ‘toespraak van onbehagen’ doopten, sprak hij de Amerikanen aan op hun gebrek aan vertrouwen in zijn regering.
Hij moedigde hen aan zich te verenigen in plaats van verdeeldheid te zaaien en de Amerikaanse waarden boven egoïsme te plaatsen. Hij beloofde de oliecrisis aan te pakken maar de weg zou lang zijn en een duurzame oplossing zou van iedereen offers vragen.
Daartegenover stond Reagan, die inging tegen de ‘pessimistische’ houding van Carter. Hij vond het niet kunnen dat ‘sommigen’ verklaarden dat de Verenigde Staten over hun hoogtepunt heen waren. Hij maande het Amerikaanse publiek aan te dromen en die dromen na te jagen. De beste dagen lagen nog in het verschiet.
Hij beloofde de familiewaarden te verdedigen, voor werk te zorgen en de weg te leiden naar een groots, vredevol en vrij Amerika. Zijn jarenlange ervaring als acteur maakte hem tot een goede spreker. Hij had gevoel voor humor en kon zijn eenvoudige en positieve boodschap met veel flair overbrengen. Hij was dan wel 68, hij leek jonger en blaakte van gezondheid. Hij maakte het conservatisme voor velen aanvaardbaar en liet het nog leuk klinken ook.
Reagan was geen analytisch wonder maar rekende op economen van wie de ideeën tot begrijpbare slogans werden vertaald. De overheid moest de bedrijven opnieuw ademruimte geven. De ‘overdreven’ overheidsreglementering beknotte hun groei, argumenteerde hij. Een vermindering van de inkomens- en vermogenswinstbelastingen zou investeringen aanzwengelen en jobs creëren. Die economische groei zou ervoor zorgen dat de totale belastinginkomsten stegen.
Deze maatregelen moesten gepaard gaan met ernstige besparingen op de overheidsuitgaven. Maar in defensie was investeren het ordewoord, zodat de natie haar fierheid kon herwinnen. Volgens Reagan was niet de wapenwedloop het probleem maar wel ‘dat enkel de Sovjets aan het racen waren’. ‘Peace through strenght’ werd het credo. Enkel een sterk Amerika kon voldoende tegenwicht bieden en zo de vrede bewaren.
‘Let’s make America great again’
Door de moeilijke situatie waarin Carter zich bevond, startte Reagan de campagne met een voorsprong. Toch verliep de strijd niet zonder slag of stoot.
Ten eerste was het zo dat Reagans campagneteam grote moeite had met de overschakeling van de lokale verkiezingen naar de nationale strijdarena. De ene organisatorische fout volgde op de andere.
Dit terwijl de Carteradministratie voluit in de tegenaanval ging. Jimmy Carters tactiek bestond erin Reagan als gevaarlijk en extremistisch af te schilderen. Wie op Reagan stemde, kon oorlog verwachten. Reagans conservatieve toekomstbeeld zou diep in de sociale zekerheid snijden en enkel de rijken ten goede komen.
Voorts beging Reagan zelf heel wat blunders die zijn imago van weinig intelligente cowboy spijsden. Zo meende hij dat bomen meer vervuilden dan auto’s en moest hij tijdens een interview bekennen dat hij niet wist wie Giscard d’Estaing was, op dat moment president van Frankrijk.
Hij handelde vaak erg intuïtief. ‘Reagan Defends Viet War’ kopten de kranten toen hij tijdens een speech voor oorlogsveteranen die oorlog als ‘a noble cause’ omschreef. Op een ander moment gebruikte hij de term ‘states’ rights’, een beladen begrip dat geassocieerd werd met de afwijzing van federale rechten voor Afro-Amerikanen. Running mate Bush moest dan weer de brokken met China lijmen toen Reagan publiek stelde dat de Verenigde Staten een officiële relatie met Taiwan moesten starten. Ook de foute beschuldiging dat Carter zijn campagne bewust begon in de stad waar de Ku Klux Klan ontstond, werd hem kwalijk genomen.
Aanvankelijk werkte de harde aanpak van Carter. Een deel van het Amerikaanse publiek raakte overtuigd van zijn aantijgingen dat Reagan de Verenigde Staten naar een zekere oorlog en een onzekere toekomst leidde. Hoewel de Amerikanen wel het een en ander gewoon waren, vonden velen zijn beledigingen aan het adres van Reagan een president onwaardig.
Steeds meer mensen zagen hem als een ‘mean campaigner’ en een demagoog die met scherpe aanvallen enkel zijn eigen zwaktes verborg. Tijdens een bijeenkomst noemde hij Reagan een racistische, oorlogszuchtige dommerik die zorgde voor een polarisering tussen blank en zwart, joden en christenen, stad en platteland en Noord en Zuid. Reagan reageerde laconiek op de aantijgingen, Carter had blijkbaar het punt van hysterie bereikt en was de natie excuses verschuldigd.
De pers smulde van de vele blunders en het publiek stelde zich de vraag of het presidentschap wel iets voor Reagan was. De kloof tussen Ronald Reagan en Jimmy Carter werd al snel kleiner. Tegen augustus liep het gelijk op, een trend die zich voortzette. Kort voor de verkiezingen leek de strijd uit te draaien op een nek-aan-nekrace. Twee cruciale elementen strooiden echter roet in het eten van Carter: een presidentieel debat en het uitblijven van een oplossing in Iran.
Presidentieel debat Reagan-Carter
Een belangrijk kantelpunt vond plaats op 28 oktober tijdens een debat tussen Reagan en Carter. Nog nooit werd een presidentieel debat zo dicht bij de dag van de verkiezingen gehouden. Carter was erin geslaagd de onafhankelijke kandidaat John Anderson uit de gebeurtenis te weren. Zogezegd omdat hij het oneerlijk vond om het tegen twee Republikeinen op te nemen, in feite omdat Anderson meer stemmen van hem dan van Reagan kon afsnoepen.
De aanzet kwam van de Democraten. Carter stond bekend om zijn inhoudelijke vakkennis en hoopte de kiezer te kunnen overtuigen dat hij beter gekwalificeerd was voor de job dan Reagan. Vooraf waarschuwde een adviseur Carter dat hij ondanks zijn sterke dossierkennis het debat toch nog kon verliezen. De adviseur kreeg gelijk. Volgens waarnemers was Carter tijdens het debat inhoudelijk inderdaad de sterkere kandidaat, maar Reagan hield stand en maakte geen grote inhoudelijke fouten.
‘Are you better off?’
Reagans campagneteam rekende erop dat het publiek een vlotte slagzin beter zou onthouden dan een technisch argument. De Verenigde Staten keken dan ook toe hoe Reagan zijn tegenstander pareerde met vlotte kwinkslagen. Reagan kwam helemaal niet over als de conservatieve extremist waarvoor Carter hem versleet, maar maakte een vrolijke indruk en charmeerde zijn toehoorders. Toen Carter hem wees op zijn afwijzing van een programma rond gezondheidszorg, reageerde Reagan hoofdschuddend met een goed getimede ‘There you go again’. Hij framede Carter als een zeurderige druktemaker en kreeg het publiek op zijn hand.
Aan het einde richtte Reagan zich tot de kiezer en vatte in een directe vraag samen waar het voor hem allemaal om ging: ‘Are you better off than you were four years ago?’ Voor de meeste kiezers was het antwoord op die vraag duidelijk negatief. Neen, de economische crisis was niet afgenomen onder Carter en neen, de Verenigde Staten stonden internationaal niet steviger in hun schoenen.
Hoewel opiniepeilers het niet opmerkten, overtuigde het debat heel wat Amerikanen dat Reagan hun man was. Ondertussen liepen de onderhandelingen met Iran verder. Op 1 november stelde Teheran nieuwe eisen. Een ervan was het vrijmaken van miljarden bevroren Iraanse activa. Carter annuleerde zijn zondagse verkiezingsactiviteiten voor onderhandeling. Het mocht niet baten. Het overleg liep spaak en Carters zwakte werd breed geëtaleerd. In een pijnlijk toeval viel de verjaardag van de gijzeling net op 4 november, de verkiezingsdag.
Een electorale aardverschuiving
In 1980 was het bijna een halve eeuw geleden dat iemand erin geslaagd was een zittende president te weerhouden van een tweede ambtstermijn. In 1932 had de Democraat Franklin D. Roosevelt Herbert Hoover verslagen, in 1980 was het de Republikein Reagan die de zittende president van een tweede termijn weerhield. Ook de omstandigheden van de strijd vertonen sterke parallellen. Roosevelt haalde zijn slag thuis omdat hij een optimistisch antwoord bood op de Grote Depressie. Reagan deed net hetzelfde: hij bood een hoopvol alternatief na de moeilijke Carterjaren en won spectaculair.
Wat ook hielp, was dat de Amerikaanse populatie steeds ouder én conservatiever werd en ook de zakenwereld heil zag in Reagans belofte van deregulering. Toch haalde Reagan ook minder voorspelbare kiezers binnen. Heel wat jongeren zwichtten voor zijn optimistische discours en heel wat arbeiders, joden en katholieken liepen over naar Republikeinse zijde. Reagan haalde 489 kiesmannen binnen, Carter slechts 49. De kaart van de Verenigde Staten kleurde rood.
Jimmy Carter moest weg
In het Huis van Afgevaardigden haalden de Republikeinen 33 extra zetels binnen en in de Senaat 12. De Amerikanen leken als één blok achter Reagan te staan. Een bevraging van het kiespubliek bracht nochtans aan het licht dat zeker niet iedereen het conservatieve programma van Reagan ondersteunde. Velen vonden hem een weinig intelligente mooiprater en zijn politieke en economische ideeën te simplistisch.
Het status quo leek hen echter een nog slechter alternatief. Veertig procent van de mensen stemde niet per se voor Reagan maar vond vooral dat Carter weg moest. Hoe dan ook, Reagan had een uitgesproken mandaat om een andere richting in te slaan. Aanvankelijk kon de vlotte Reagan het gevoel van optimisme behouden.
Reagan maakte de verstandige beslissing om het hoofd van de Federal Reserve Bank Paul Volcker aan te houden en de vruchten te plukken van zijn economisch beleid dat onder Carter van start ging. De inflatie daalde tot 14 % in 1980 en tot 3 % in 1983. Toen hij in 1984 voor een tweede termijn ging, gaf het kiespubliek een positief antwoord op de vraag ‘Are you better off than four years ago’. Hij won het overtuigend van Walter Mondale en begon aan een nieuwe ambtstermijn. In de volgende vier jaar werden de nadelen van Reagans beleid steeds duidelijker.
Amerikaanse geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier