John F. Kennedy: een van de meest overschatte presidenten

Maarten Mahieu Historicus

John F. Kennedy groeide uit tot een van de bekendste en populairste presidenten uit de Amerikaanse geschiedenis. Je zou er bijna door vergeten dat hij moest knokken om zijn presidentschap binnen te rijven.

Op een site die het presidentschap van John F. Kennedy herdenkt, getuigen politici, leerkrachten en kunstenaars over hoe zijn figuur hen blijvend inspireert. Polls bij Democratische én Republikeinse burgers plaatsen John F. Kennedy jaar na jaar in de categorie ‘uitstekende en bovengemiddelde leiders in de Amerikaanse geschiedenis’. Zijn naam eindigt ook hoog in de lijst van presidenten die het zouden verdienen om als vijfde president op Mount Rushmore te prijken. De Amerikaanse bevolking houdt van helden en voor veel Amerikanen past John F. Kennedy in dat plaatje.

Dat ideaalbeeld komt echter niet helemaal overeen met de analyse van politieke wetenschappers en historici. Zij schatten Kennedy’s verdiensten vaak genuanceerder in. Hoewel hij hernieuwde hoop en geloof in verandering bracht, slaagde Kennedy er slechts deels in om zijn woorden en beloften om te zetten in beleidsdaden. Zeker zijn eerste jaar als president verliep erg moeilijk. Zo werd de mislukte inval in de Varkensbaai (Cuba) een smet op zijn carrière en bood hij geen afdoend antwoord op de burgerrechtenkwestie. In een andere rondvraag, deze keer afgenomen bij 162 politieke specialisten, kwam John F. Kennedy dan ook uit de bus als een van de meest overschatte presidenten uit de geschiedenis.

Sterrendom

Kennedy sprak en spreekt tot de verbeelding. Hij was knap, atletisch en rijk. Zijn sterke retorische capaciteiten en vlotte verschijning stonden in schril contrast met de stijfheid van zijn voorgangers Truman en Eisenhower. Kennedy gaf het presidentschap Hollywoodglamour en beschikte over een zeker rockstergehalte. Foto’s van JFK met zijn knappe vrouw en dito kinderen vulden de glossy’s en de familieperikelen gingen vlot over de tong.

Kennedy en zijn hele gezin straalden een gevoel van ongekende nieuwe mogelijkheden uit. De aanslag in Dallas in 1963 maakte daar weliswaar een abrupt einde aan, maar Kennedy’s roem nam na zijn dood nog enorm toe. Ook zestig jaar later blijft hij populair. Omdat het niet binnen de onaantastbaarheid van zijn status past, herinneren weinig Amerikanen zich dat het maar een haar scheelde of Kennedy had de strijd voor de Amerikaanse stem verloren. Bevangen door de Kennedymanie wordt voorbijgegaan aan het feit dat het lang niet ondenkbaar was dat zijn rivaal Richard Nixon het in 1960 zou hebben gehaald.

Kennedy’s overwinning behoorde tot een van de meest nipte uit de geschiedenis. Zelfs zijn nominatie was allesbehalve voor de hand liggend. Aanvankelijk zagen partijgenoten en journalisten maar weinig potentieel in de jonge senator uit Massachusetts en hij moest heel wat obstakels overwinnen. In het begin miste hij de steun van een deel van het politieke establishment. Volgens Eleanor Roosevelt had Kennedy zich weinig moedig opgesteld tegenover de communistenjacht van de Republikeinse senator Joseph McCarthy. Harry Truman had het dan weer over ‘een onrijp jongetje’ dat onder de plak van zijn vader zat. In tegenstelling tot de andere kandidaten ontbrak het JFK ook aan een duidelijk profiel. Hij was een felle anticommunist maar verder een gematigde en eerder onopvallende figuur in de Senaat.

Toen hij in het strijdperk trad om de Democratische kandidaat voor de verkiezingen van 1960 te worden, dachten de meesten dan ook dat Kennedy makkelijk verslagen zou worden door de meer ervaren kandidaten. De jonge senator moest opboksen tegen kleppers als Adlai Stevenson, die eerder al twee nominaties voor de Democraten in de wacht had gesleept en senator Hubert Humphrey, die kon teren op een sterke band met de vakbewegingen. Toch ontpopte JFK zich tot een kandidaat waar rekening mee gehouden moest worden en trok hij tijdens de voorverkiezingen steeds meer de aandacht naar zich toe. Vooral zijn glansrijke en totaal onverwachte overwinning in de voorverkiezingen van Wisconsin en West Virginia plaatsten hem definitief op de kaart.

Glamourfoto van John Kennedy met zijn echtgenote Jacqueline (Jackie). Kennedy’s vlotte verschijning stond in schril met de stijfheid van zijn voorgangers.

Het belang van een goede mecenas

Een niet te onderschatten verklaring voor het succes van John F. Kennedy ligt in het feit dat hij kon rekenen op ruime financiële middelen. Zijn vader was een steenrijke zakenman, die bereid was zijn fortuin te investeren in de politieke ambities van zijn zoon. Zo kwam het dat het campagnebudget van Hubert Humphrey, Kennedy’s belangrijkste rivaal in de voorverkiezingen, slechts een fractie was van de kas waarover Kennedy kon beschikken. Terwijl Humphrey door de Midwest trok in een oude bus, verplaatste Kennedy zich met zijn eigen privévliegtuig. Hij had genoeg geld om politici aan zich te binden en elk Amerikaans gezin met zijn brochures te bestoken.

Toch verklaart de financiële kloof tussen de kandidaten maar deels waarom Kennedy het laken naar zich toe kon trekken. Zo wist Kennedy ook goed hoe hij die financiële middelen het best kon inzetten. Hij begreep het belang van een goede entourage en liet zich omringen door knappe koppen, die de meest effectieve campagnestrategieën uitdachten en via polls peilden naar wat de mensen bezighield. Kennedy beschikte over een database met vijftigduizend bestandskaarten, waarop informatie over alle staten vermeld stond.

Voorts begreep Kennedy de kracht van de media en beschikte hij over het natuurlijke charisma om met die media om te gaan. Tijdens de voorverkiezingen in Wisconsin liet hij bijvoorbeeld toe dat filmmaker Robert Drew hem van nabij volgde. Deze gewaagde zet resulteerde in erg persoonlijke beelden die de kiezers vertrouwd maakten met de relatief onbekende Kennedy.

Kennedy (midden) kon tijdens de voorverkiezingen over een veel groter budget beschikken dan zijn opponenten. Zo verplaatste hij zich als enige met een privévliegtuig ‘Caroline’, de naam van zijn dochter. © Champaign County Archives

Een verrassende opmars

De ervaren Hubert Humphrey speelde zowat een thuismatch in Wisconsin. De staat ligt naast Minesota, waar hij senator was, en hij kende de problemen van de landbouwers in Wisconsin. Bovendien had de katholieke Kennedy het nadeel dat hij moest opboksen tegen de anti-katholieke onderbuik van de samenleving. Toch wisten Kennedy’s optimisme en charme iets los te maken bij het publiek van The Badger State. Tegen alle verwachtingen in versloeg hij Humphrey en haalde hij Wisconsin binnen.

Het was echter met zijn succes in het bijna uitsluitend protestantse en economisch getergde West Virginia dat Kennedy definitief bewees klaar te zijn voor de race naar het Witte Huis. West Virginia was een landelijke staat, waar de negatieve economische conjunctuur en hoge werkloosheidscijfers de bevolking verstikten. Kennedy trok door steden en dorpjes om zijn herstelplan tot dicht bij de mensen te brengen en nam de tijd om te luisteren naar hun verzuchtingen. Een slim georkestreerd spotje toonde hoe Kennedy tot diep in een koolmijn afzakte om een bezorgde mijnwerker uit te leggen hoe hij zijn staat er opnieuw bovenop zou helpen.

Of het nu na een persoonlijke ontmoeting was of doordat ze hem zagen op tv, de mensen vielen steeds meer voor de flair en sympathieke uitstraling van de knappe nieuwkomer met het vreemde accent. Toch moest hij ook hier een antwoord vinden op de vele vooroordelen tegenover zijn katholieke achtergrond. In de strijd om Wisconsin werd de religieuze kwestie breed uitgesmeerd. ‘No one in West Virginia knew you were a Catholic in December. Now they know’, stelde een van zijn adviseurs. Kennedy greep in West Virginia de kans om zijn katholieke achtergrond bespreekbaar te maken. In een toespraak aan de universiteit van Charleston benadrukte hij zijn geloof in de grondwet en daarmee ook in de volledige scheiding van kerk en staat. Ook wees hij op de vrijheid van religie zoals die opgenomen was in diezelfde grondwet. Hij wilde zich met de echte problemen bezighouden. Welke dienst hij op zondag bijwoonde, deed er eigenlijk niet toe. Als extraatje benadrukte hij dat niemand hem naar zijn religie had gevraagd toen hij tijdens de oorlogsjaren intekende voor de marine en dat ook zijn broer die omkwam in de strijd nooit werd gevraagd of hij katholiek was.


Tijdens zijn campagne maakte Kennedy zijn katholieke achtergrond bespreekbaar. Hij gaf aan dat het niet uitmaakte welke dienst hij op zondag bijwoonde.
Getty Images

If religion is a valid issue in the presidential campaign, I shouldn’t have served in the House, I shouldn’t be serving in the Senate, and I shouldn’t have been accepted by the U.S. Navy.

President John F. Kennedy in de Morris Harvey Universiteit in Charleston, 11 april 1960

Kennedy’s betoog maakte een krachtige indruk. De beelden van de speech gingen de staat rond en bedaarden de gemoederen. Dit uitte zich ook in het stemgedrag. In West Virginia stemde bijna 61 procent op Kennedy. Met de staart tussen de benen trok een vernederde Humphrey zich terug uit de race.

De manier waarop Kennedy de voorverkiezingen binnenhaalde, vormde een voorproefje voor de verdere presidentsstrijd. Op de Conventie in Los Angeles werd Kennedy verkozen tot de Democratische kandidaat. Hij zou het opnemen tegen vicepresident Richard Nixon, die de Republikeinse kandidaat werd. Ook in de race naar het Witte Huis steunde Kennedy op de inzet van een professioneel campagneteam en kon hij rekenen op aanzienlijke financiële middelen. Opnieuw hoopte hij een breed publiek te bereiken met een boodschap van hoop. Ook dan vormden het charmeoffensief, het ondermijnen van religieuze xenofobie, het benadrukken van zijn oorlogsdaden en vooral de slimme omgang met de media belangrijke elementen richting de eindoverwinning.

The New Frontier

Beide presidentskandidaten golden als gematigd en stonden eerder voor pragmatiek dan voor de grote idealen. Een klacht die vaak opdook in de media was dat het er eigenlijk niet toe deed op wie je stemde en dat je met een vergrootglas moest kijken om de inhoudelijke verschillen tussen de kandidaten op te merken. De campagneteams van zowel Nixon als Kennedy gingen aan de slag om het imago van hun kandidaat bij te spijkeren, zodat ze met duidelijke accenten naar de kiezer konden trekken.

Nixon speelde de kaart van de ervaring uit. Hij had jaren als vicepresident gediend onder Eisenhower en beschikte over een brede kennis van de buitenlandse politiek. Hij hamerde op typisch Republikeinse thema’s als vrij ondernemerschap en de noodzaak van een beperkte overheidsinmenging, maar presenteerde zichzelf vooral als een noodzakelijk antwoord op de aspiraties van Sovjetleider Chroesjtsjov. Enkel hij kon een goed tegenwicht vormen tegen de ‘communistische dreiging’.


Nikita Chroesjtsjov en Richard Nixon.
©Elliott Erwitt / Magnum Photos

In 1959 bezochten Nixon en Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov een tentoonstelling in Moskou. Gevolgd door journalisten en tv-camera’s discussieerden ze over de voordelen van het eigen economische systeem. Op een van de foto’s lijkt Nixon de bovenhand te halen, met zijn vinger op de borst van de Sovjetleider. Tijdens zijn campagne deelde Nixon deze foto uit. Het beeld moest de kracht illustreren die de ervaren staatsman kon bieden tegen het Rode Gevaar.

Een dankbaar wapen in de tegenaanval van kamp Kennedy was de houding van zittend president Eisenhower. Toen Eisenhower gevraagd werd naar Nixons successen, zei hij: ‘If you give me a week, I might think of one. I don’t remember.’ Het antwoord was goud in de handen van Kennedy’s campagneteam.

Kennedy’s team wist de tijdgeest te vatten met het idee van ‘The New Frontier’, een nieuwe uitdaging die moest worden aangepakt. Kennedy had minder ervaring en was jong, maar kwam daardoor ook fris en vernieuwend over. Zijn nadeel moest een troef worden. De jaren 1950 waren welvarend geweest maar kenden ook enkele recessies. Eisenhower had de publieke sector afgekalfd en de Russen toegelaten een voorsprong op te bouwen inzake rakettechnologie, aldus de Kennedycampagne. Amerika had na de slaperige jaren onder Eisenhower nood aan vernieuwing en durf, en Kennedy was de man die dat kon brengen. Zijn figuur moest de herinnering aan Franklin Roosevelt oproepen. Enkel Kennedy kon de Verenigde Staten wegleiden van het ‘conservatieve en vastgeroeste beleid van Eisenhower’, om het in de richting van nieuwe horizonten te sturen.

De paus in het Witte Huis

Ook tijdens de eigenlijke kiesstrijd bleef Kennedy’s katholieke achtergrond de achilleshiel van zijn campagne. De vraag werd openlijk gesteld of een rooms-katholieke president de invloed van de paus wel uit het Witte Huis zou kunnen weren. Kennedy kon nu echter puren uit zijn ervaring tijdens de voorverkiezingen en herhaalde de strategie die hij in West Virginia had toegepast. Onder het oog van de camera’s sprak hij in Houston een groep van 300 protestantse geestelijken toe om hen, en met hen het Amerikaanse kiezerspubliek, te verzekeren dat zijn geloofsovertuiging geen negatieve invloed zou hebben op zijn beleid. De vraag was volgens hem niet welke religie de president aanhing, maar of de Verenigde Staten daadwerkelijk een volledige godsdienstvrijheid kenden. De Houstonspeech was een succes. Kennedy overtuigde de protestantse leiders en meteen ook een deel van het Texaanse publiek, dat de speech live via de televisie kon volgen. De beelden van de toespraak werden gemonteerd in een half uur durende advertentie die ook de rest van Amerika moest geruststellen. De toespraak had een onmiskenbare impact op de niet-katholieke kiezers, maar toch kostte zijn geloof Kennedy uiteindelijk naar schatting anderhalf miljoen stemmen.

Elke stem telt

Net als Roosevelt mikte Kennedy op etnische minderheden en de arbeidersklasse. Verder richtte hij zich op de conservatieve katholieken die richting Eisenhower waren overgelopen en wilde hij zeker de zuidelijke stemmen niet verliezen. Kennedy wist dat hij iedere stem nodig zou hebben om te winnen en moest dus vaak schipperen tussen verschillende en vaak tegenovergestelde beloftes en belangen.

Om een breed publiek achter zich te krijgen coördineerde Kennedy’s team een scala aan kleine en grotere acties. Zo werd Jacqueline Kennedy – die een woordje Spaans sprak – ingeschakeld om de Hispanics te charmeren en hen in hun moedertaal te overtuigen om hun stem aan haar man te geven. Ook de keuze voor Lyndon B. Johnson als running mate kwam voort uit de wil om een welbepaald publiek te bereiken. De Texaanse senator had namelijk voeling met de kiezers uit het Zuiden en kon politieke connecties aanspreken in een regio waar Kennedy zelf weinig mee had. Hoewel de twee elkaar niet konden uitstaan, werkte de tandem wonderwel en trok de ‘Boston-Austin Connection’ heel wat kiezers over de streep.

Een extra uitdaging was het opzetten van een charmeoffensief in de richting van de zwarte gemeenschap, zonder blanke zuiderlingen aan het Republikeinse kamp te verliezen. Sowieso lag de stem van de zwarte bevolking moeilijk. Kennedy had niet bepaald het imago van een sterke bondgenoot van de zwarte burgerrechtenbeweging te zijn. Leiders als Martin Luther King veroordeelden zijn zwakke stellingname. Het was niet eenvoudig om goede banden te smeden en Kennedy zette zanger en activist Harry Belafonte in om het pad voor hem te effenen. Om de zwarte gemeenschap te overtuigen benadrukte Kennedy het belang van een goede band tussen de Verenigde Staten en Afrika, waar de onafhankelijkheidsbeweging was ingezet.

Kennedy had niet echt het imago van een grote bondgenoot van de burgerrechten beweging te zijn. Daarom lanceerde zijn team een charmeoffensief naar de Afro-Amerikaanse gemeen schap.

Op tour door de Verenigde Staten

Op heel wat gebieden bleef de kiesstrijd van 1960 een traditionele campagne. Affiches werden gedrukt, slogans bedacht en duizenden flyers bedeeld. Een van de verkiezingspins was een goudkleurig exemplaar van de torpedoboot waar Kennedy mee voer tijdens zijn oorlogsperiode.

Opnieuw stelden de campagneteams helse reisschema’s op voor beide presidentskandidaten. In bussen, boten en vliegtuigen reisden ze door het land. Nixon legde daarbij zo’n 105.000 km af en speechte in meer dan 188 steden. Kennedy ‘beperkte’ zich tot 71.000 km en gaf in de campagnemaanden ongeveer negen toespraken per dag. Toch verschilden beiden van strategie. Kennedy deed vooral de negen grote staten aan, waar de meeste kiesmannen te winnen vielen.

Nixon was gebonden aan zijn verkiezingsbelofte om alle staten te bezoeken, dus ook de kleine staten en ook de staten waar de Democraten het sowieso zouden halen. Zijn adviseurs probeerden hem tevergeefs van zijn plan af te brengen maar Nixon wilde zijn belofte houden en geloofde dat hij iedere zwevende kiezer persoonlijk voor zich moest winnen. Op het einde van de campagne moest hij in drie weken tijd nog 37 staten doen. De complexiteit van dit plan zorgde ervoor dat het schema vaak op het laatst werd aangepast. Lokale campagneteams kregen pas een aantal uren van tevoren te horen dat Nixon richting hun stad kwam. Daardoor was er vaak te weinig tijd om alle voorbereidingen te treffen en het kiezerspotentieel te mobiliseren.

Compleet uitgeput van het vele reizen en gefrustreerd door de chaotische gang van zaken ontmoette Richard Nixon John F. Kennedy voor de grote televisiedebatten.

Een vaak overdreven maar zeker niet onbelangrijk moment in de strijd om de zwarte stem kwam er toen predikant Martin Luther King werd opgepakt op een sit-in in Atlanta en veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Kennedy greep de telefoon om Kings zwangere echtgenote zijn hulp en medeleven aan te bieden. JFK’s broer Robert belde de gouverneur van Georgia en de rechter in kwestie. De dag erna werd King op borg vrijgelaten. Hoewel hij Kennedy bedankte, riep King de zwarte gemeenschap niet op om voor Kennedy te stemmen. Daarvoor was zijn inzet in het verleden te beperkt gebleven. Toch betekende het voorval een opsteker voor Kennedy. Het droeg bij aan zijn geloofwaardigheid als voorstander van gelijke rechten zonder dat hij verregaande beloftes moest doen die het Zuiden zenuwachtig zouden maken.

Een televisie in iedere huiskamer

Daar waar in de jaren 1950 slechts een op de tien gezinnen over een televisie beschikte, waren de verhoudingen in 1960 omgekeerd. Tv speelde bijgevolg een belangrijke rol in de campagne. De conventies werden in primetime uitgezonden en beide kampen bestookten het publiek met advertenties. Eind september schoven zo’n zeventig miljoen Amerikanen voor de buis om het eerste presidentiële debat te volgen.

Kennedy was meteen akkoord gegaan met het idee voor een reeks grote debatten die live werden uitgezonden. Hij had goede ervaring met het medium. Hoewel binnen het Nixonkamp velen het geen goed plan vonden om de minder bekende Kennedy een nationaal forum te geven, ging ook Nixon in op de uitdaging. Hij wou niet zwak overkomen en zag zichzelf, overigens terecht, als een behendig redenaar.

Kennedy verscheen goed uitgerust, strak in het donkere pak en gebronzeerd op het appel. Nixon daarentegen maakte een vermoeide indruk. Hij had net weken van reizen achter de rug en kwam uit het ziekenhuis na een behandeling van een infectie aan zijn knie. Ook zijn weigering om make-up te dragen en zijn grijze pak dat opging in de achtergrond deden zijn verschijning geen goed. Nixon maakte een nerveuze en zweterige indruk en sprak richting Kennedy. Kennedy keek recht in de camera en richtte zich rechtstreeks tot de kiezers.

Kennedy was bronzed beautifully… Nixon looked like death.

Frank Stanton, directeur van CBS television ten tijde van het debat

Een poll concludeerde dat diegenen die het debat op de radio beluisterden, vonden dat Nixon het best uit de strijd kwam. Het grootste deel van het publiek volgde het debat echter op televisie en zij riepen Kennedy als overwinnaar uit. Er is veel geschreven over de impact van dit debat op de verkiezingsuitslag. Er volgden nog drie debatten waarin Nixon zich herpakte, maar het aantal kijkers was inmiddels afgenomen. Hoewel we niet met zekerheid kunnen stellen dat het eerste televisiedebat Kennedy de overwinning schonk, kwam Kennedy er wel beter uit. Na de debatten waren beiden niet meer van het scherm te slaan waardoor Kennedy ook verder kon blijven doen waar hij goed in was.

Een nipte overwinning

De verkiezing draaide uit op een thriller. JFK moest knokken voor stemmen en zijn presidentschap was een dubbeltje op zijn kant. De verkiezing was zo nipt dat ieder van bovenstaande strategieën en blunders kan worden aangewezen als de doorslaggevende factor in de verkiezingen. De verkiezingsopkomst was de hoogste in de Amerikaanse geschiedenis. Kennedy haalde 34.226.731 stemmen en Nixon 34.108.157. De strijd voor de volksstem liep dus bijna gelijk. Kennedy slaagde er wel in om 303 kiesmannen achter zich te krijgen, terwijl Nixon op 219 strandde. Het verschil was in sommige staten bijzonder klein.

Screenshot van het allereerste presidentiële tv-debat. Kennedy verscheen goed uitgerust op het appel, terwijl Nixon een vermoeide indruk maakte.
De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Partner Content