Keizer Maximiliaan I ‘Ende die wapene wel hantiert’
Op het toernooiveld projecteert keizer Maximiliaan I zijn stoutste droom: een onoverwinnelijk ridder te zijn, pracht en macht uitstralend, de vrouwen imponerend.
Worms in de zomer van 1495: een stad hult zich voor de rijksdag in feesttooi. De Obermarkt bij de Neue Pforte is in een toernooiveld omgetoverd, dat in de hitte met water besprenkeld moet worden om stofwolken te voorkomen. Een opgewonden menigte verdringt zich rond het strijdperk en op de twee tribunes, versierd met tapisserieën van goudbrokaat, heeft de hoge adel plaatsgenomen. Een ereplaats is er voor Maximiliaans echtgenote Bianca Maria Sforza met haar hofdames. Een heraut te paard begeeft zich in het perk, maant het publiek tot rust en herinnert het aan de draconische straffen die er op orderverstoring staan. Dan roept hij de deelnemers die zich voor de tweekamp aangemeld hebben uit hun pronk-tenten. Aan het publiek presenteren zich op hun strijdros Claude de Vaudrey, de Bourgondische kamerling van de Franse koning, en – een fluistering gaat door de rijen – de koning van het Heilige Roomse Rijk, Maximiliaan I hoogstpersoonlijk, in een blank geschuurd, glanzend pronkharnas, met de lans paraat, zijn paard in een fraai sjabrak gehuld. Maanden geleden heeft Vaudrey hem al uitgedaagd, wel wetende dat een tweegevecht met een staatshoofd erg ongebruikelijk is. Een klaroenstoot weerklinkt en de ruiters stormen op elkaar af. Als van allebei de lansen breken, zetten ze het gevecht te voet met hun zwaarden voort. In een wild handgemeen weet Maximiliaan uiteindelijk zijn tegenstander het wapen uit de hand te slaan. De Bourgondiër geeft zich over, de scheidsrechter beduidt met het breken van zijn staf dat de strijd ten einde is en wijst Maximiliaan als winnaar aan. Die ontvangt als ereprijs een gouden ketting en ring, welke hij onmiddellijk in een gebaar van verzoening aan Claude de Vaudrey schenkt, die de schat weer zonder aarzeling in de handen van koningin Bianca Maria Sforza legt.
Rijksdagtoernooi in Worms: de koning komt, strijdt en overwint
Wat een schitterende triomf voor de Habsburgse koning! Hij had immers niet alleen en plein public een staaltje van zijn krijgskunst en mannelijkheid gegeven, maar ook een plaagstoot uitgedeeld aan de Franse koning, zijn eeuwige tegenstrever. Begrijpelijk dus dat Maximiliaan zich in zijn overwinning wilde vermeien: het kostbare, uit een beroemde Milanese kunstsmederij stammende harnas van Claude de Vaudrey confisqueerde hij voor zijn persoonlijke collectie. Het is nog steeds te zien in de Weense ‘Hofjagd- und Rüstkammer’. Daarnaast liet hij in zijn persoonlijke toernooiboek Freydal een ingekleurde pentekening van zijn krachtmeting met de Bourgondiër opnemen: we zien hoe hij in het lijf-aan-lijfgevecht met de strijdhamer op z’n tegenstander inbeukt, onderwijl een krachtige trap tegen diens scheenbeen uitdelend. Ook in zijn autobiografische werk Theuerdank staat hij stil bij het toernooi, dat blijkens berichten van tijdgenoten het nodige opzien baarde.
Maximiliaan zag in toernooien de elegantste gelegenheid tot zelfstilering. Dit was namelijk de indruk die hij bij het publiek achter wilde laten: die van een onoverwinnelijke, afgetrainde krijger, een prachtlievende, genereuze vorst en mecenas als stralend middelpunt van de haute volée. De koning en latere keizer liet zich dan ook wel wat aan zijn imago gelegen liggen – hij gaf er immense sommen aan uit en zette in de bepaald gewelddadige tweekamp lijf en leden op het spel. Door de hardhandige wijze waarop hij verschillende keren van het paard viel, kon hij uiteindelijk niet goed meer lopen. Toch piekerde hij er niet over om het ridderlijke krachtvertoon eraan te geven: hij ging zowel met leden van de hoge als van de lagere adel een partijtje vechten aan, in alle gebieden die tot de Habsburgse invloedssfeer behoorden – om een soldateske band te smeden waar anders alleen formele verplichtingen en politieke allianties zouden zijn. De eredienst aan de ridderlijke idealen die op de toernooien vorm kreeg, werkte als verbindend element in de feodale maatschappij.
Met dolk en dorsvlegel als prinselijke leermiddelen
Natuurlijk vergrootte een overwinning in de tweekamp ook Maximiliaans prestige. ‘Hij heeft bewezen wat voor man hij is,’ schreef de secretaris van de Venetiaanse gezant in 1502 in zijn dagboek, nadat hij Maximiliaan op een toernooi in Hall, bij Innsbruck, aan het werk gezien had. Een topconditie was een absolute voorwaarde om de tegenstander in het stof te doen bijten. In zijn nauwelijks verholen autobiografische werk De witte koning schildert Maximiliaan hoe hij zich van jongs af aan oefende in de jacht, het paardrijden en de omgang met wapens. Met name worden genoemd het schieten met boog en kruisboog, het gevecht met zwaard, ponjaard, mes en dorsvlegel, het hanteren van speer en lans te paard. Verder bekwaamde hij zich in specifieke toernooivaardigheden, zoals de Duitse en Italiaanse variant van het ‘steken’ en het ‘rennen’ met blanke wapens. Het spreekt voor zich dat de vorstelijke telg binnen de kortste keren al die wapens perfect wist te hanteren en zijn leermeesters aftroefde. Al gauw, zo laat hij in zijn boek weten, waren zijn grootse toernooien ‘in de hele wereld zo bekend, dat tal van koningen, prinsen, graven, heren en ridders ervoor naar het hof van de witte koning kwamen.’
Als we bij deze atletische en militaire vaardigheden Maximiliaans brede talenkennis en zijn gedegen muzikale ontwikkeling optellen, zien we dat hij zijn best deed om aan een ideaalbeeld van een hoofse ridder te voldoen dat opvallende gelijkenis vertoont met de manier waarop Godfried van Straatsburg de held van zijn versepos Tristan en Isolde schildert.
De koning trekt een prachtfaçade op – van het geld van de familie Fugger
Als Maximiliaan even niet ‘voor het echie’ vocht op het slagveld, organiseerde hij gelijk ‘kortswijl’ en ‘ridderspel’. Hij greep bij voorkeur rijksdagen, hoogadellijke bruiloften, carnavalsfeesten en vredesonderhandelingen aan om zich ten overstaan van een talrijk en tegelijk zeer select publiek als vrijgevig mecenas en prachtlievend vorst te presenteren, ook al moest hij het geld daarvoor lenen van burgerlijke geldschieters als de Fuggers uit Augsburg. Toernooien gingen steeds vergezeld van dansfeesten, gemaskerde bals en banketten. Dit nevenprogramma was vaak allegorisch van opzet, wat dan van tevoren door de heraut bekend gemaakt werd. Zo volgde in Worms op het toernooi een banket in de stedelijke balzaal dat naar het voorbeeld van de legendarische tafelronde gemodelleerd was. Vorsten en ridders werden er door Maximiliaan plechtig onderscheiden met de namen van de vazallen van koning Arthur.
Maximiliaan had de nodige ideeën om de amusementswaarde van de toernooien te verhogen. Hij stimuleerde het ‘rennen’ met blanke wapens om de sensatielust aan te wakkeren, blies het ‘steken’ met beenharnas en hoog zadel nieuw leven in omdat de lansen daarbij zo grandioos versplinterden en nam uit Italië een vorm van ‘steken’ over waarbij de ruiters aan weerszijden van een houten beschot op elkaar inreden. Daarnaast volgde hij de ontwikkelingen in het vak van de harnasmakers op de voet.
Lansen splinteren, schilden barsten, een gejuich gaat op
Zijn wapenrusting werd steeds ingenieuzer opzichtiger en zwaarder. Zo liet hij een borstpantser met een veermechanisme ontwikkelen, waardoor het daarvoor geplaatste schild gelanceerd werd als de lans van de tegenstander doel trof. Een waar knaleffect was mogelijk als er ook blikken driehoeken losjes aan het schild gehecht waren. Bij een voltreffer vlogen die als in een vuurwerk door de lucht. Een eigenaardigheid van Maximiliaans toernooien was het zogeheten ‘Krönl-Rennen’, waarbij de contrahenten verschillend bewapend waren, de een voor het ‘steken’, de ander voor het ‘rennen’.
Een complete staalkaart aan toernooivormen, een overzicht van alle van pas komende wapenrusting en de door de deelnemers in het schild gevoerde onderscheidingstekens liet Maximiliaan opnemen in zijn toernooiboek Freydal, dat in 1512 ter hand genomen maar nooit voltooid werd. Het boekwerk omvat nog altijd 255 veelkleurige miniaturen waarin de heldendaden van Maximiliaans alter ego Freydal zijn vereeuwigd. De naam Freydal is afgeleid van Freyd-alb, Beiers dat zoveel wil zeggen als ‘vrolijke, witte jongeling’ De held van het verhaal wordt er door drie koninklijke jonkvrouwen op uitgestuurd een bruid te werven en moet op 64 toernooien bewijzen uit welk hout hij gesneden is. Het bloed en zweet van het ‘houwen en steken’, de daarop volgende feestelijke verkleedpartijen – het figureert in geuren en kleuren in de boekverluchtingen van diverse Zuid-Duitse kunstenaars. Een feest der zinnen, ter afleiding van zorgen om een lege staatskas.
MEER WETEN? p>
Christa Dericum, Maximiliaan I. Keizer tussen Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Elsevier 1980 (antiq.) p>
p>
Maximiliaans vernieuwingen in het ridderspel p>
‘Geschift- Tartschenrennen p>
1 Hierbij wordt het schild met stalen veren bijeengehouden. Als een lans de pal daarvan raakt, vliegt het schild in stukken p>
Pas d’armes p>
2 Een tweekamp te paard met twee onderdelen. Eerst voeren de ridders een blanke lans, daarna volgt een duel met stompe zwaarden p>
Italiaans steken p>
3 Tweegevecht waarbij er tussen de rijbanen een houten beschot geplaatst is. De ridders dragen een zwaar pantser, waar de gesloten helm vast aan verbonden is p>
‘Wulstrennen’ (of ‘Pfannenrennen’) p>
4 Duel waarbij de ruiters zonder helm op elkaar inrijden. Een spectaculaire, maar riskante variant, ook al mag er niet op het hoofd gericht worden p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier