Johannes XXIII De vader van het Tweede Vaticaans Concilie

Johannes XXIII, paus van 1958 tot 1963: 'Een van de mensen die het sterkst hebben bijgedragen tot de vrede'. © FARABOLA / LEEMAGE

Deze paus werd geconfronteerd met de grote politieke veranderingen van na de Tweede Wereldoorlog, veranderingen die ook binnen de Kerk tot soms verhitte discussies leidden.

De overledene krijgt vanuit de hele wereld lof toegezwaaid. Wie had ooit gedacht dat communistische bladen tien jaar na de kwestie van de priesterarbeiders met grote waardigheid en diepe droefenis de dood van een paus zouden melden en hem zouden prijzen als een van de mensen die het sterkst hebben bijgedragen tot de vrede? Je kunt Johannes XXIII geen betere hulde brengen dan door het kerkelijke klimaat vóór zijn verkiezing te beschrijven. Het gaat om een verwarde tijd en het is niet gemakkelijk om te begrijpen waarom Rome de houding aannam die het aannam. We kunnen er niet omheen: van 1948 tot 1958 zat de katholieke gemeenschap in het slop. Ze werd heen en weer geslingerd tussen wanhoop en opstandigheid. Er bestaat geen naam voor dit fenomeen, dat niet te vergelijken valt met het stalinisme of het mccarthyisme, maar er toch iets gemeen mee heeft: elk van de drie creëerde in de context waarin het ontstond, een klimaat van intellectuele angst, dat mensen het omgekeerde deed schrijven van wat ze dachten.

Wie had ooit gedacht dat communistische bladen tien jaar na de kwestie van de priester-arbeiders met grote waardigheid en diepe droefenis de dood van een paus zouden melden?

Een schot voor de boeg

In zo’n klimaat is elke houding een façade. Off the record is iedereen tegen, on the record is iedereen medeplichtig. Vergeefse opstandigheid of laffe onderwerping. Een andere keuze hadden militante katholieken niet. Johannes XXIII zal de geschiedenis ingaan als de paus die begon met de toenadering tussen de Kerken, die de basis legde voor een modus vivendi tussen de Kerk en het communisme en die in vier en een half jaar tijd een nooit eerder geziene aanpassingsgolf over de Kerk heeft gebracht. Voor sommige katholieken was hij echter ook – en misschien zelfs vooral – de man zijn die een streep heeft getrokken onder een periode van tweeslachtigheid.

Om deze periode in en buiten de Kerk te begrijpen, moeten we vertrekken van de Bevrijding. Alles was nieuw. Door mee in de Weerstand te gaan, hadden de katholieken getoond hoe dierbaar de Republiek hen was. Ze hadden alle complexen afgeworpen. Georges Bidault, weerstander en christendemocratisch politicus, vond dat bisschoppen die hadden gecollaboreerd, gefusilleerd moesten worden – dronkenmanstaal, maar het geeft wel goed de sfeer van die tijd weer.

Er woei een wind van vernieuwing door de kerk. De dominicanen stonden op de bres, maar ook de jezuïeten vormden een voorhoede. In Les Etudes, het brave en gematigde tijdschrift van de jezuïeten verscheen een artikel van een wetenschapper die bij weinigen bekend was: Teilhard de Chardin. De aartsbisschop van Parijs, kardinaal Suhard – wiens houding tijdens de bezetting zo veel vragen opriep dat de Gaulle hem de toegang weigerde tot de dankdienst van 28 augustus 1944 in de Notre-Dame in Parijs – publiceerde een document met de titel ‘ Essor ou déclin de l’Eglise?’ (‘Bloei of verval van de Kerk?’). In 1941 had hij de Mission de Paris opgericht, een instelling die bij het grote publiek bekend zou worden als ‘de priester-arbeiders’.

Euforie dus. De ogen gingen open, er was zelfkritiek, het marxisme bleek iets te zeggen te hebben, er werd gediscussieerd met militante communisten, theologen ontdekten de psychoanalyse. De deuren waren opengegaan en het was dringen om erdoor te geraken. Dat verliep nogal chaotisch, maar er is geen vernieuwing zonder schijnbare chaos. Op 15 augustus 1950 gaf Pius XII iedereen een schot voor de boeg met de encycliek Humani Generis. Verschillende theologen – de beroemdste – werden tot de orde geroepen. Ze moesten hun stellingnamen en hun woorden zorgvuldiger afwegen. Van hoog tot laag werden de schroeven aangedraaid. Iedereen fronste de wenkbrauwen: waar wilde het Vaticaan naartoe? Eén ding is zeker: in een sterk gecentraliseerde organisatie zoals de Kerk veroorzaakt een ideologische verharding altijd een kettingreactie, alles komt in een stroomversnelling en de kritiek wordt scherper. De versnelling volgde de normale weg: eerst leek alles bij het oude te blijven, niemand leek na Humani Generis te veranderen van positie. Maar iedereen werd wantrouwig. Priesters of leken die een idee hadden, aarzelden om dat voor te leggen aan hun overste. Die stelde voor te wachten. De bisschop raadde aan terughoudendheid in acht te nemen. Hij was beter geplaatst dan wie ook om het belang van het fenomeen ‘Rome’ juist in te schatten. Tegelijk wist hij niet veel, want Rome was en is voor iedereen een mysterie, ook voor hem.

Johannes XXIII De vader van het Tweede Vaticaans Concilie
© FARABOLA / LEEMAGE

De kardinalen bevonden zich in een lastiger parket. Ze hadden de vernieuwing rugdekking gegeven en begrepen dat het offensief van het Vaticaan hun werk zou kortwieken. Ze konden niet alles verdedigen. Als ze iets wilden redden, moesten ze hoofd- en bijzaak onderscheiden en weten wie ze zouden verdedigen en wie ze zouden opofferen. Van buitenaf gezien leken ze laf, maar ze vochten toch, onhandig misschien, maar vechten deden ze. Na de veroordeling van de priester-arbeiders gingen de drie belangrijkste Franse kardinalen in Rome een compromis bepleiten. Het leverde zo goed als niets op. De katholieke publieke opinie in Frankrijk beschuldigde hen van lafheid en onhandigheid. Toch moet het feit dat drie kardinalen samen de zaak van priesters-vakbondsleden kwamen bepleiten, in het Rome van de jaren 1950 zijn ingeslagen als een bom. Wie beefde tijdens het gesprek het meest, Pius XII of de kardinalen? We zullen het nooit weten.

Priester-arbeiders

Naast de stroomversnelling was er de weerstand. Alle artikelen die na deze datum in Frankrijk verschenen, moet je lezen in het perspectief van weerstand tegen of onderwerping aan Rome. Daar ging het om in die artikelen, veel meer dan om de waarheid. [… ] Rome deelde overal klappen uit. Heeft iemand ooit verteld hoe ze de dominicanen weer in het gareel deden lopen? De dominicanen hebben heel eigen constituties. Ze kiezen hun prior in alle vrijheid. Op een dag schortte Rome de toepassing van de constituties gewoon op. In enkele uren tijd werd de dominicaner gemeenschap van de avenue Latour-Maubourg, uitgeefster van het tijdschrift La Vie Intellectuelle, onthoofd. Als ik het goed heb, was er een plechtige bijeenkomst waarop bijna alle aanwezige dominicanen zich verzetten tegen wat hen werd opgelegd. Sommigen merkten op dat ze door de opschorting van de constituties vrij waren van hun geloften, want die betroffen de Orde zoals ze was toen ze ze aflegden. Voor sommigen begon een tijd van ballingschap. Het woord kan te sterk gekozen lijken, maar van de theologen die te veel ophef maakten, werden er sommige naar verafgelegen gemeenschappen gestuurd. Zo erg is dat toch niet, zul je zeggen, maar voor iemand wiens leven grotendeels uit studie bestaat, is plots gescheiden worden van je werkgemeenschap, je bibliotheek verliezen en je moeten aanpassen aan een vreemd milieu noch meer noch minder dan in ballingschap gaan. Voeg daarbij dat deze mannen voortaan schreven zonder de hoop gepubliceerd te worden, en je begrijpt waarom zelfs het woord ’terreur’ niet te sterk zou zijn. Het mag een wonder heten dat geen van hen hierdoor gek werd. De verklaring voor dit wonder is dat ze geduldig wachtten. Anderen verdroegen dit klimaat niet. Ook daar werd zedig over gezwegen. Iedereen zweeg over het aantal priesterarbeiders dat volledig brak met de Kerk. Ik heb geen exact cijfer, maar ik zit er wellicht niet naast als ik denk dat het er 70 tot 80 waren op een totaal aantal van 150. Hetzelfde geldt voor het team van Jeunesse de l’Eglise, waar de voornaamste dominicaanse bezielers de zaak voor bekeken hielden. [… ] Toch hadden ze een belangrijke intellectuele bijdrage geleverd. Had Rome een andere houding aangenomen, dan hadden ze waarschijnlijk nog langer een belangrijke rol kunnen spelen.

Beleefde weerstand

Waarom stortte Rome zich in dit disciplinaire avontuur dat een dynamiek, karakters en levens brak? Het zal aan de historici zijn om deze al met al belachelijke onderneming te duiden. Het was in de jaren 1955-1956 dat de Franse jezuïeten aan de tand werden gevoeld door wat men in het jargon van de Orde een visitator noemt. De taak was toevertrouwd aan een Belgische jezuïet, die hiervoor over zeer ruime machten beschikte. Hij bleef anderhalf jaar in Frankrijk, enkele maanden in elk huis van de Orde. Hij eindigde zijn rondreis met een verblijf van een half jaar in Fourvière, dat een discreet centrum van ideologische weerstand was. Om zicht te krijgen op wat er gaande was, voerde hij urenlange gesprekken met elk van de paters. De hele activiteit van de Orde hing af van de beslissingen die hij zou nemen. In verband met de jezuïeten wordt vaak gesproken van kadavergehoorzaamheid, maar kadavers zijn deze mannen allerminst. Ze gehoorzamen altijd, maar eerst wordt er gediscussieerd tot op het bot. De techniek van beleefde weerstand die ze hebben ontwikkeld, kan als model dienen voor ieder die het intellectueel oneens is met zijn overste. De overste van Fourvière was toen Jac-ques Sommet, een grote, magere man, eerlijk als goud, die een jaar in Dachau had gezeten. Hoe verliepen de gesprekken tussen deze twee mannen? We kunnen het ons al even moeilijk voorstellen als de toon van de discussies tussen pater De Lubac en de Belgische visitator. Wat kon de visitator hen uitleggen dat ze nog niet begrepen hadden? Hoe kon de houding van Rome intellectueel gerechtvaardigd worden?

Sint-Pietersbasiliek, 11 oktober 1962. Opening van het Tweede Vaticaans Concilie. De voorpagina van Paris Presse l'intransigeant van 11 april 1963.
Sint-Pietersbasiliek, 11 oktober 1962. Opening van het Tweede Vaticaans Concilie. De voorpagina van Paris Presse l’intransigeant van 11 april 1963.© ARCHIVES DE L'INTRANSIGEANT

Er kraaide geen haan naar wat hier gebeurde. De kwestie van de priesterarbeiders behoorde al tot het verleden. Het grote publiek was even geschokt geweest, maar had het dan opgegeven de Kerk te zien als een hefboom voor vernieuwing. Met uitzondering van de opmerkelijk goed ingelichte krant Le Monde wijdde geen enkel dagblad er ook maar één regel aan. Toch werd er heftig gediscussieerd. De jezuïeten hadden niet alleen Rome, maar ook de Franse bisschoppen tegenover zich. Als een positie hen onverdedigbaar leek, gaven ze die gewoon op: een compromis was ondenkbaar.

Een ijzeren wil

In de laatste jaren van zijn leven was Pius XII bezeten door het idee dat Rome zou vallen voor de barbaren. Het communisme zou Europa verslinden. Iedereen die er mogelijk sympathie voor had, moest uit de weg worden geruimd. Het mccarthyisme rustte op precies dezelfde psychologische basis. Enkele getuigenissen doen vermoeden dat Pius XII de militanten van Palmiro Togliatti, secretaris-generaal van de Italiaanse communistische partij, het Vaticaan zag binnenvallen. Hij bereidde zich voor op het martelaarschap.

Tweede reden: de kracht van het integrisme in Frankrijk. Elk boek, elk artikel van een niet-integristische Franse katholiek werd onmiddellijk naar Rome gestuurd, met de nodige weglatingen maar voorzien van het nodige commentaar en van persoonlijke aanvallen. Het regende aanklachten waarin alles op een hoop werd gegooid: verdenking van ketterij en laakbare houdingen tegenover de Algerijnse Oorlog gingen vrolijk hand in hand. Mogelijk werden deze aanklachten onder meer overgebracht via de ambassade van Frankrijk bij het Vaticaan, althans na het vertrek van ambassadeur Wladimir d’Ormesson, op wiens houding niets valt aan te merken. Het zal niet gemakkelijk zijn om de juiste toedracht te achterhalen. Hoe dan ook, het integristische netwerk was machtig en had in Rome directe toegang tot het Heilig Officie en kardinaal Ottaviani.

Derde reden: de intellectuele zwakte van de Franse bisschoppen. Aan goede wil geen gebrek, geheel integendeel, maar het ontbrak hen aan wil tout court. Ze vochten zonder plan en hadden geen zicht op de strategie van hun tegenstanders noch op de diepe trouw van de mensen die ze één na één in de steek lieten. Ze wilden terug naar hun oude comfort, waren niet opgewassen tegen de omvang van de hervormingen die de Franse katholieken door elkaar schudden, konden de waarde en de sereniteit van deze bewegingen niet uitgelegd krijgen aan Romeinen wier hoofd op hol was gebracht door de steeds luider klinkende stem van de communisten in de Italiaanse hoofdstad, waren te laat met het nemen van maatregelen en deden niet meer dan de bruuske besluiten verzachten die van over de Alpen het land binnenrolden.

De hele heisa nam even onverwacht een eind als hij begonnen was. Johannes XXIII was tot paus gekozen. De vraag is waarom de heisa ophield, want de Romeinse kardinalen waren nog even bang en de aanklachten bleven binnenstromen. Het moet zijn dat deze vrij onbekende man erin slaagde om in enkele maanden tijd het mechanisme te doorbreken, de aanklagers te doen zwijgen en Rome tot vrede met Frankrijk te brengen. Daarvoor moet je een ijzeren wil hebben.

De houding van de nuntius goedmaken

In 1953 was Johannes XXIII als kardinaal Roncalli nuntius in Parijs. Hij zat op de eerste rij toen het conflict tussen Rome en Frankrijk losbarstte. Hij verliet zijn post enkele weken voor de veroordeling van de priester-arbeiders en zei aan vrienden dat hij liever niet aanwezig was bij de cruciale fase van hun opheffing. Journalisten vroegen zich af of de man die hen toesprak en die pas een bres had geslagen in de burchtmuur rond het katholieke getto, niet deed wat hij deed om ongemerkt de houding goed te maken van de nuntius die de strijd had ontweken. In dat geval liep het offer van de priesterarbeiders uit op de opening van het Concilie. Als de graankorrel sterft, brengt hij veel vrucht voort…

Voor een aantal katholieke Fransen was de paus in de eerste plaats de man die hen bevrijd had van de angst.

[uit L’Express van 6 juni 1963)

Partner Content