Johannes Paulus I: een veel te kort pontificaat

Rome, 29 september 1978. Veel Romeinen komen spontaan de straat op en zwaaien met foto's van de paus en met voorpagina's van kranten die zijn dood melden. © FABIAN CEVALLOS / SYGMA / CORBIS

66 was hij toen hij tot paus werd gekozen. 33 dagen duurde zijn pontificaat. Werd hij vergiftigd omdat hij een diepgaande hervorming wilde doorvoeren van een Kerk die in zijn ogen niet sociaal genoeg was?

Op 6 augustus 1978 stierf Paulus VI, na vijftien jaar pontificaat. Op 25 augustus begon het conclaaf. Eén dag en vier stemronden later werd Albino Luciani tot paus gekozen, tegen de ‘kandidaten’ van de conservatieven (aartsbisschop Giuseppe Siri van Genua) en de progressieven (aartsbisschop Giovanni Benelli van Florence) in. Van de 111 stemmen zouden er 101 op zijn naam zijn uitgebracht. 66 was hij, patriarch van Venetië, vroom, te vroom misschien voor zijn nieuwe taak. Misschien was het een slecht voorteken dat de legendarische witte rook eerder grijs was en na enkele ogenblikken zelfs zwart werd. Radio Vaticaan schiep onmiddellijk klaarheid en de verschijning op het centrale balkon in de gevel van de Sint-Pieters nam alle twijfel weg: daar stond Johannes Paulus I. Hij wilde onmiddellijk zijn hart openen voor de enthousiaste menigte, maar de ceremoniemeester hield hem tegen: ‘een zegen, Heilige Vader, meer niet, zoals het programma het voorschrijft’.

Ja, God is vader, zegt hij, maar meer nog is hij moeder. Hij beroept zich daarvoor op het Oude Testament, maar gaat ermee in tegen een stevig gewortelde traditie

Iedereen begreep al snel dat dit geen gewone paus was. Hij sprak eerder als een parochieherder dan als een heerser, hij glimlachte vaak, had voor iedereen vriendelijke woorden, liep snel rood aan en gaf dat ook toe. Hij verheelde ook niet dat hij door schrik bevangen werd toen hij als opvolger van Petrus uit de bus kwam. Misschien koos hij precies daarom – als eerste paus in de geschiedenis – een dubbele naam: Johannes Paulus, als om zich onder de bescherming van zijn twee grote voorgangers te stellen.

Zijn pontificaat was een van de kortste ooit: hij overleed 33 dagen na zijn verkiezing, misschien door het vele werk dat gepaard ging met de vernieuwingen die hij in die korte tijd doorvoerde of op gang bracht. Hij begon onmiddellijk met het herzien van procedures en ceremonies die onbelangrijk lijken, maar het niet zijn, al was het maar omdat ze een grote mediazichtbaarheid hadden: hij zag af van het majesteitsmeervoud (als hij als paus sprak, zei hij niet meer ‘wij’, maar ‘ik’), ook al bleef de Osservatore Romano hem corrigeren, van de tiara (in de lijn van wat Paulus VI al wilde), van de draagstoel waarin hij boven de menigte uitstak als in operette met een faraonisch thema, van de kroningsmis (die hij verving door ‘een plechtigheid bij het begin van mijn ambt als opvolger van Petrus’) en van de pauselijke troon.

Paus Johannes Paulus I poseert kort na zijn verkiezing voor een officieel portret
Paus Johannes Paulus I poseert kort na zijn verkiezing voor een officieel portret© AISA / LEEMAGE

Een nederige paus

Zijn eerste toespraken waren vreemd. Hij zei dat God vader was, maar ook moeder. Daarvoor beriep hij zich op het Oude Testament, maar het ging wel in tegen een stevig gewortelde traditie. Hij sprak vaak in heel menselijke bewoordingen over zichzelf, wat hij had meegemaakt, zijn verleden als pastor, zijn zwakheden… Iedereen begreep al snel dat dit een nederige man was, maar even snel rees het vermoeden dat hij misschien niet opgewassen zou zijn tegen zijn ingewikkelde taak en dat zijn verkiezing een vergissing was geweest. Er werd zelfs geopperd dat zijn pontificaat waarschijnlijk niet lang zou duren. Het duurde inderdaad niet lang. Eind 13de eeuw was Celestino V op een muilezel of een ezel naar Rome gekomen om zijn ambt als paus op te nemen. Het duurde niet lang of Bonifatius VIII stootte hem van de troon. Johannes Paulus I noemde zich dienaar van Jezus en de Kerk, maar ook zijn dienst was van korte duur.

Op de dag van zijn overlijden vond men op zijn bureau een exemplaar van het weekblad Il Mondo dat opengeslagen lag op de pagina met een artikel dat als titel had ‘Heiligheid, is dit juist?’ Daarin werd hem gevraagd of het juist was dat ‘het Vaticaan op markten in de hele wereld optrad als een gewone speculant en een bank had waarmee Italiaanse burgers belastingen konden ontwijken’. Het lijdt geen twijfel dat de rijkdom en de financiën van het Vaticaan voor de kersverse paus een nachtmerrie waren. Hij kwam er geregeld op terug. Hij wilde zelfs een encycliek schrijven over de armoede in de wereld. Hij wilde terug naar de armoede van het evangelie. Minstens één percent van de inkomsten van de clerus zou naar de armen moeten gaan.

Niet zonder risico was dat Johannes Paulus II blijkbaar vraagtekens wilde plaatsen bij de vijandige houding van de Kerk tegenover contraceptie

Hij had nog andere ideeën. Vrouwen moesten in de samenleving en de Kerk een andere dan een marginale rol krijgen. Anticonceptie kon je niet per definitie verbieden: je moest elke keer rekening houden met de concrete omstandigheden. Een bank, zeker die van het Vaticaan, moest ethische doeleinden hebben en de minder gegoeden vooruithelpen. Deze paus was bijna een revolutionair! Kon zo iemand op deze post, omringd door de curie zoals ze was, wel aanblijven? Misschien niet.

Een geheim maçonniek pact

En niet alleen om de aangehaalde redenen. Een onrustwekkend voorteken van een heel andere aard was de publicatie, enkele dagen na zijn verkiezing, van een lijst met honderd namen van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die lid waren van de vrijmetselarij. De lijst verscheen in OP – Osservatore Politico, het weekblad van Carmine Pecorelli dat meestal wordt gezien als een instrument dat de Italiaanse geheime diensten (of een deel ervan) gebruiken om allerlei boodschappen, verwittigingen en bedreigingen de wereld in te sturen. Pecorelli had trouwens banden met Licio Gelli, leider van de loge P2. Wat was dan de bedoeling van de publicatie? De lijst bevatte onder meer de namen van Jean Villot, de staatssecretaris van het Vaticaan, Agostino Casaroli, secretaris van de raad voor openbare aangelegenheden, Ugo Poletti, vicaris voor Rome, Paul Marcinkus, de machtige directeur van de Bank van het Vaticaan, Virgilio Levi, adjunct-directeur van de Osservatore Romano, en Roberto Tucci, directeur van Radio Vaticaan.

Johannes Paulus I: een veel te kort pontificaat
© AFP

De bekendmaking van het maçonnieke pact tussen al deze mensen was een verwittiging: wees voorzichtig, let op wat je doet, begeef je niet in wateren die nu een rust hebben gevonden die zijn nut al heeft bewezen, hou je handen hiervan af! Het zal Albino Luciani het gevoel hebben gegeven dat hij in het nauw zat.

Het is op grond van deze gegevens dat na de onverwachte dood van Albino Luciani onmiddellijk het gerucht de ronde deed dat hij vermoord was. Die hypothese werd versterkt door de vele tegenstrijdigheden en leemten in de reconstructie van de feiten. Eerst werd gezegd dat de paus gestorven was om elf uur ’s avonds. Daarna werd dat kwart voor vijf ’s morgens. Zijn lichaam zou gevonden zijn door zijn secretaris, John Magee, maar eerst had men gezegd dat Vincenza Taffarel, de zuster die hem al jarenlang terzijde stond, erop uitgekomen was, en nog een andere bron zei dat het werd ontdekt door Jean Villot zelf. Ook de tekst die de dode in zijn handen hield, veranderde voortdurend van inhoud: eerst was het de Navolging van Christus, dan enkele aantekeningen, vervolgens een lijst met benoemingen die hij de volgende dag moest doen, en ten slotte een klad van een toespraak. Zeker is dat onmiddellijk een aantal persoonlijke voorwerpen uit zijn kamer werden weggenomen: een bril, pantoffels, notities en een doosje bloeddrukverlagers.

Johannes Paulus I: een veel te kort pontificaat
© FARABOLA / LEEMAGE

Is dat voldoende om te besluiten dat het om een moord ging? Of althans om dat te veronderstellen? De Britse onderzoeksjournalist David Yallop denkt van wel. De man kent het Vaticaan en schreef een beschuldigend boek over de dood van Johannes Paulus I: In God’s Name. Er gingen wereldwijd zes miljoen exemplaren van over de toonbank. Volgens Yallop had de paus twee gevaarlijke thema’s aangeraakt, het eerste van leerstellige en het tweede van praktische aard. De kerkelijke leer veroordeelde elke vorm van contraceptie en deze paus leek die visie ter discussie te willen stellen. In de ogen van sommige hooggeplaatste curieleden, onder meer staatssecretaris Villot, was elke innovatie op dit gebied verraad aan de lijn die Paulus VI had uitgezet met de encycliek Humanae vitae (juli 1968). Het tweede thema, zo mogelijk nog gevaarlijker, was het financiële beheer van het ministaatje, met name de werking van de bank die Instituut voor Religieuze Werken heette, maar die heus niet altijd voor deze laatste diende en die een dubieus klantenbestand had. Men heeft nooit kunnen uitmaken of de nummer één van de bank, monseigneur Marcinkus, door zijn omgeving werd gebruikt dan wel of het omgekeerde het geval is en hijzelf heeft gebruikgemaakt van een netwerk dat zich uitstrekte tot ver buiten Italië, in heel Europa en tot in de VS toe. In de dagen voor de dood van de paus liep het gerucht dat hij een groot deel van de bezittingen van kerken wilde verkopen om met de opbrengst huizen en scholen te bouwen in delen van de wereld die daar het meest nood aan hadden, in landen waar grote armoede heerste, zeker in vergelijking met de luxe in het Westen.

Enkele dagen voor zijn dood deed het gerucht de ronde dat de paus zich wilde ontdoen van een groot deel van de rijkdom van het Vaticaan

De paus wilde dus terug naar de Armoede van de Kerk van de eerste eeuwen. Voor velen was dat onaanvaardbaar. Veel invloedrijke leden van de curie zouden er bovendien hun postje door verliezen. Krantenberichten uit die dagen maken gewag van een grondige onenigheid en zelfs een openlijk conflict tussen de paus en zijn staatssecretaris.

Autopsie verboden

Bij zo’n onverwachte dood had men alle twijfel moeten wegnemen door een autopsie te laten uitvoeren, maar dat werd geweigerd – wat uiteraard achterdocht wekte over de doodsoorzaak. De officiële doodsoorzaak luidde: acuut hartinfarct. Dat is helemaal niet onmogelijk, want ook wie schijnbaar gezond is, kan daar plots door getroffen worden. Een contra-indicatie is evenwel dat het gezicht van de paus niet de tekenen van pijn vertoonde die bij zo’n hartaanval steeds merkbaar zijn. Conclusie van Yallop: hartinfarct, ja, maar veroorzaakt door een krachtig gif. De Kerk had dit moeten uitspitten, zeker omdat de wereldpers zich maar al te graag op deze carrousel van hypothesen en nieuwtjes stortte, maar ze deed wat ze altijd doet: ze hulde zich in een onrustbarende stilte.

De Franse kardinaal-staatssecretaris Jean-Marie Villot; Licio Gelli, hoofd van de loge P2; aartsbisschop Agostino Casaroli, secretaris van de raad voor openbare aangelegenheden
De Franse kardinaal-staatssecretaris Jean-Marie Villot; Licio Gelli, hoofd van de loge P2; aartsbisschop Agostino Casaroli, secretaris van de raad voor openbare aangelegenheden© AFP

In zijn Scritti corsari, gebundelde tijdschriftartikelen uit de jaren 1973-1975, schrijft Pier Paolo Pasolini: ‘De Kerk kan niet anders dan reactionair zijn, aan de kant van de macht staan en de autoritaire en vormelijke regels van de samenleving aanvaarden.’ Johannes Paulus I mag dan wel een trouwe dienaar van de Kerk zijn geweest, zijn eerste daden maakten duidelijk waar zijn hart naartoe ging en welke richting hij als paus uit zou zijn gegaan als de omstandigheden – of de mensen – dat hadden mogelijk gemaakt. Misschien werd Johannes Paulus I vermoord, misschien ook niet. Zeker is dat hij tijdens zijn korte ambtsperiode gekweld werd door de kloof die er bleek te zijn tussen het evangelie en de taak die hem op de schouders was gelegd. Na de vieringen waarmee elk pontificaat begint, stond hij heel alleen in een Vaticaan waarin allerlei belangen werden verdedigd en machtsspelletjes werden gespeeld. Aan de curieleden had hij geen steun. Die waren hem eerder vijandig gezind, opgesloten als ze waren in hun palazzi, ver van de strijd en de verwachtingen van gewone gelovigen en priesters. Giuseppe Siri, aartsbisschop van Genua, zei ooit off the record dat de dood van de paus misschien moest worden gezocht in zijn grote gevoeligheid, in de onrust die hem sinds zijn verkiezing geen ogenblik had verlaten. Een andere hypothese is dat een – onbekende – diepe smart ‘zijn hart had gebroken’. Dat dit proces meer dan een handje werd toegestoken door de man vergif toe te dienen, is een hypothese die we kunnen bevestigen noch uitsluiten.

Vaticaanstad, 28 september 1978. Johannes Paulus I op zijn doodsbed
Vaticaanstad, 28 september 1978. Johannes Paulus I op zijn doodsbed© AFP

Partner Content