Jo-ho-ho en een fles rum
Jack Sparrow, Blackbeard of Long John Silver – piraten zijn cult. Sinds 1883 prikkelt Robert Louis Stevensons roman Schateiland de fantasie van alle generaties lezers. Al decennia zeilen Hollywoodpiraten als Errol Flynn en Johnny Depp met groot succes over het scherm. En geen carnaval of kinderoptocht of er lopen wel piraten mee. Zelfs Lord Byron liet met The Corsair een vrijbuitersepos na. De requisieten halen we ons met gemak voor de geest: entermes, oogklep, houten been en, als we er eentje kunnen vinden, een papegaai.
De werkelijkheid van de piraterij is ingewikkelder, en rauwer. Zo bestond er verschil tussen kapers en piraten, althans in juridische zin. De slachtoffers zagen geen onderscheid, maar kapers waren min of meer gedekt door zogeheten kaperbrieven. Dat betrof bijvoorbeeld de Duinkerker kapers, maar ook de Watergeuzen. Piraten zoals in het Caraïbisch gebied kenden God noch gebod. Daar schuimden roemruchte namen de zeeën af zoals Bartolomew Roberts (alias Black Bart), de meester van de psychologische oorlogvoering Edward Thatch (alias Blackbeard), de natuurfilosoof Dampier en de rijke gentleman Stede Bonnet. Zelfs vrouwen als Mary Read en Anne Bonney bewezen zich aan dek.
Zeerovers sterven niet in bed. De meesten vielen in de strijd of werden overboord gegooid (‘voetenspoelen’). Als ze al gevangen genomen werden, wachtte meestal de galg, ergens tussen Jamaica en Guinea. Je had als piraat een hoge status bereikt als je op het Londense Execution Dock aan je eind kwam (zie blz. 39). Vanwege de enorme schade die de Duinkerker kapers de handel en visserij toebrachten, trad ook de Republiek meedogenloos op tegen piraten.
Met een abonnement mist u geen enkele uitgave van G-Geschiedenis! Maak gebruik van de abonneerbon op pagina 66, of ga naar www.g-geschiedenis.eu/abonneren. p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier