IJdeler, dommer, zondiger: Tom Lanoye bewerkt Vanden vos Reynaerde

Deze fonkelnieuwe versie van het Reynaertverhaal is een klein mirakel, schrijft medioneerlandicus Frits van Oostrom. Strak in het spoor van Willem, maar ook helemaal Lanoye.
In mei 1973 beleefde een stampvolle Grote Markt van Sint-Niklaas – veruit het grootste plein van België – een uniek spektakel: de opvoering van het middeleeuwse dierenepos Vanden vos Reynaerde als massaspel. Sint-Niklaas is het kloppend hart van Reynaertland: de hoofdstad van het Land van Waas, de streek tussen Hulst, Antwerpen en Gent waar Willem die de Reynaert schreef moet hebben geleefd, en die hij in de tekst prijst als ’t soete lant van Waes.
De stad had opdracht gegeven tot een toneelbewerking van zijn literaire lieveling, waarvoor – naast een Erekomitee, een Inrichtend Komitee, een Hoofdkomitee, een Komitee voor Financiën en Propaganda en nog een drietal Komitees – honderden spelers en medewerkers in het geweer kwamen.
Ingeleid door de stadsbeiaardier, duurde het spel over de streken van de vos anderhalf uur alvorens tot een blij en hoopgevend einde te komen, waarbij na alle conflicten tussen de dieren Willem zelf onder gitaarmuziek het podium betrad met de slotwoorden: ‘Toch komt, jaja, een nieuwe dag/Gedaan met roof en stelen/de leeuw zal stoeien met het schaap/de slang verbroedert met de aap. // Zo is de kreet, van u, van mij/de schreeuw van duizend kelen:/de wereld vrij! De wereld vrij!/De wereld vrij!/ De wereld vrij!’
Een van de figuranten in het massaspel was de toen 14-jarige Tom Lanoye. Hij speelde mee als vosken, een van de zes kinderen van Reinaert. Hij had één regel tekst: ‘Dank voor de kip, o Heer!’ Het programma drukte zijn naam af als Tom Lannoy.
Dit Vlaamse meesterwerk, een satire over macht, seks en geweld, lag haast te wachten op de spotzucht van Lanoye.
Ruim vijftig jaar later keert nu Tom Lanoye – een naam die niemand nog in Sint-Niklaas foutief zal spellen – met ReinAard terug naar zijn toneeldebuut in zijn geboortestad. Ditmaal met ruw geschat zo’n zevenduizend regels tekst – tweemaal zoveel als Willems origineel – in een compleet nieuwe bewerking van eigen vrije hand.
Het werd tijd, na zijn bewerkingen van Shakespeare, Goethe, Euripides en meer klassiekers, dat hij dit Vlaamse meesterwerk ter hand nam, dat als satire over macht, seks en geweld haast lag te wachten op zijn spotzucht, en ook op het theaterdier dat Tom Lanoye is. Diens fonkelnieuwe versie van het Reynaertverhaal is een klein mirakel. Strak in het spoor van Willem, maar ook helemaal Lanoye.
Doodstraf
Het verhaal is bekend. Koning Nobel de leeuw houdt hofdag, alwaar het klachten regent over Reinaert de vos, het enige dier dat (wijselijk) afwezig is gebleven. De vos moet worden gehaald teneinde te kunnen worden berecht.
Als eerste ‘indager’ gaat Bruun de beer naar Maupertuus – om door Reinaert jammerlijk te worden misleid en door dorpelingen mishandeld terug te keren naar de koning.
De tweede indager, Tybeert de kater, ondergaat door Reinaerts toedoen eenzelfde lot bij een pastoor en diens gezin(!). Als derde indager biedt zich Grimbeert de das aan, familie van de vos. Met hem gaat Reinaert wel mee, onderweg een uitgebreid zondenregister opbiechtend. Aan het hof wordt hij berecht, krijgt de doodstraf en zal worden opgehangen.
Maar in zijn laatste woord weet Reinaert een formidabel leugenverhaal op te dissen waarmee hij koning en koningin volledig in zijn greep krijgt, gratie ontvangt en met zijn gezin een veilig heenkomen kan zoeken. Als de koning beseft dat hij bedrogen is – door eigen schuld – is de vos gevlogen.
Dit verhaal volgt Tom Lanoye getrouw, en in dezelfde volgorde van scènes en spreekbeurten. Men kan de Middelnederlandse tekst en ReinAard doorlopend parallel lezen. Om te genieten van Lanoyes vondsten en zijn taalplezier, zoals waar de doodstraf van de vos wordt gevonnist als ‘verhanging bij de nek / best op een drukbezochte plek’.
Bij zulk vergelijkend lezen valt tevens op hoe Lanoye sommige motieven en accenten uit de middeleeuwse tekst heeft aangescherpt. Vooral in het seksuele heeft hij zich uitgeleefd. Bij Willem is dat al markant present. Het heeft aanleiding gegeven tot tal van wetenschappelijke studies over obsceniteiten en dubbelzinnigheden in het Middelnederlands.
Lanoye doet er wat graag een schepje bovenop, vooral waar het de kerk betreft. Het kruis dat de pastoor het meest bemint, blijkt tussen diens benen te hangen. De haan die door ReinAard is vermoord, blijkt de geliefde bedgenoot te zijn geweest van de dochter van de pastoor. En als Grimbeert de das ReinAard de biecht afneemt, blijkt hij alleen geïnteresseerd in smeuïge details omtrent diens overspel met de wolvin Helsewinde, door ReinAard vervolgens zo gul voorgeschilderd dat zijn biechtvader een stijve krijgt.
Trouw aan zijn aard
Daarnaast scherpt ReinAard de dramatische contrasten verder aan. De haan Cantecleer is bij Lanoye nog ijdeler; hoofdaanklager Isengrijn de wolf nog opgeblazener; hofkapelaan Belijn de ram nog opportunistischer en koning Nobel aanzienlijk dommer dan bij Willem. En de pastoor nog zondiger: niet alleen toont hij lak aan het celibaat te hebben, met zijn bijzit en zijn kinderen; bij Lanoye pleegt hij met laatstgenoemden ook nog incest, jongens evengoed als meisjes, terwijl moeder haar ogen sluit.
Uiteraard is ReinAard ook geen lieverdje. Pluimvee is voor de vos vogelvrij, en prikkelt bij Tom Lanoye niet alleen eetlust. ReinAard vermoordt en verkracht kippen naar believen, zelfs een keer in deze volgorde. De vos is ook bij Tom Lanoye een volbloed roofdier; maar in het grote werk wil hij zijn held nog wel eens in bescherming nemen.
Als echtgenoot en huisvader is ReinAard nog liefhebbender dan in de middeleeuwse tekst. Zijn wreedste daad, om de wolvin te laten martelen met wie hij toch tot wederzijds genoegen een romance heeft gehad, ontspruit in het Middelnederlands geheel aan Reynaerts sadistische brein, maar wordt in ReinAard door de koningin gesuggereerd. Lanoye heeft van zijn titelheld een schelm gemaakt, die natuurlijk net zo min deugt als de rest, maar tenminste ook niet voorgeeft deugdzaam te zijn, en dus niet hypocriet is als de anderen. Vandaar zijn naam: ReinAard – de enige die trouw is aan zijn aard. En daarmee ook: de vrijheid zoekt, om naar die aard te kunnen leven, met lak aan iedereen.
Iets van dit credo belijdt ReinAard bij zichzelf wanneer hij Tybeert in een strik heeft gelokt. Zoals steeds wanneer hij in zichzelf spreekt, gaat dat in de stijl waarin Lanoye ook Shakespeare deed:
[witregel]
Forever ik! Geen ander nodig —
Geen knecht, geen God, geen meester. Met
Maar één bestemming, één gebod,
Eén lot. Te sterven, ja. But NOT
A slave, a mouse myself, a hottentot.
[witregel]
Net als het massaspel van 1973 brengt ReinAard een ode aan de vrijheid – alleen ditmaal niet vrijheid voor de wereld, maar voor het dwarse individu. Hetgeen natuurlijk ook betekent: de vrijheid voor de kunstenaar, in welk verband Lanoye zich heeft gepermitteerd te repareren wat misschien als Willems enige literaire fout kan worden aangemerkt. Het betreft het slot van het verhaal, als alles rondom Nobel heen in duigen ligt, en dan opeens als nieuw personage het luipaard Firapeel naar voren springt met een houtje-touwtje reparatievoorstel dat koning en hof omarmen. De slotverzen krijgen opeens de toon van eind goed, al goed: Met Firapeel datsi ghinghen, ende maecten pais [vrede] van allen dinghen.
Het is een wonderlijke, plotselinge en ook nauwelijks begrijpelijke wending, bewerkstelligd door een deus ex machina – altijd een zwaktebod in een toneelstuk, en waarmee Van den vos Reynaerde vreemd uit het lood komt te hangen tussen dramatisch en positief einde.
Ook over dit ongemakkelijke slot is in de wetenschap al heel wat inkt gevloeid; maar Tom Lanoye heeft het volledig omgewerkt, en voorbereid. Het luipaard Firapeel treedt bij hem vanaf het begin geregeld naar voren met ongevraagd advies als ’s konings raadsheer en geslepen advocaat van staat, zodat we niet verrast zijn als hij zoiets aan het slot weer doet. Nu met een heel ander voorstel aan de koning, om zichzelf uit de vernedering te bluffen en te beweren dat hij ReinAard heeft uitgezonden voor een missie in de buitengewesten van zijn rijk. En iedereen gelooft de koning, zodat de beroemde slotregels gehandhaafd kunnen blijven: ‘Ze gingen mee met Firapeel […] en maakten van alle dingen pais en vree.’
Als een moderne spindokter weet Lanoyes Firapeel dat beeldvorming alles is: nooit falen erkennen, maar spelen dat je in controle bent. Het maakt de politieke actualiteit van het oeroude verhaal alleen maar groter.
Strooplikker
Een stoet schrijvers en dichters ging Tom Lanoye voor als bewerker van de Middelnederlandse Reynaert. De eerste was in 1834 Jan Frans Willems, die de Vlamingen trots wilde maken op erfgoed in hun eigen taal. In de eeuwen nadien volgden onder veel meer: gekuiste versies voor op school, sappige Vlaamse navertellingen door Stijn Streuvels, een pittig jeugdboek van Paul Biegel, een knappe herberijming van Ard Posthuma en nog recent een speelse Reinaert door Koos Meinderts en een groep illustratoren.
In die rijke traditie zet nu Tom Lanoye met ReinAard een unieke parel aan de kroon. Zijn enige verwant qua sfeer is, allerminst toevallig, de versie van Gerrit Komrij (1973), die de hofdag aldus inzette: ‘Hoe sloom de bovenkamer van koning Nobel, de kloekmoedige leeuw, ook werkte, toen het weer allengs fraaier en fraaier werd en de zonnestralen de brij onder zijn doorluchte hersenpan verwarmden, kon hij er niet langer omheen in zijn milde wijsheid en edele verwatenheid te beschikken dat het weeral eens tijd werd voor zijn halfjaarlijkse vergadering.’
Maar Komrij heeft zijn Reynaert nooit voltooid. Lanoye (bewonderaar en vriend van Komrij) wel, en ook nog eens in zinderende verzen. Hij schrijft viervoetige jamben die de tekst een stuwing geven die het origineel eer aandoet. Dat origineel kent veel gesproken woord, een geschenk voor Tom Lanoye. In mono- en dialogen is hij op zijn best. Hij heeft ze uitgewerkt en soms zelfs ingevoegd, zoals in de vooral in Vlaanderen geliefde scène met het hondekijn Cortois.
Dit hondje is – zie ook zijn naam – een strooplikker des konings, en meent aan het begin van het verhaal dus ook een klacht over de vos te moeten deponeren. Hij doet dat deftig in Franscoys, wat des te genanter maakt dat het een flutklacht is over een worst die Reynaert jaren geleden zou hebben gestolen terwijl Cortois hier zelf de dief was. Het hondje sprekend in te voeren in het Frans wrong Willem kennelijk te veel met Middelnederlandse verzen. Daarom vertelt hij enkel in de indirecte rede hoe Cortois sprak en afging. Lanoye heeft hier weer een kans schoon gezien, en de figurant directe rede in de mond gelegd:
‘Mon Roi,’ kefte Courtois steeds heftiger,
‘Niet dat ik een medaille wil
Voor moed en zelfverloochening
-Non, non, mon Roi: pas moi! –
Maar laat geboekstaafd staan dat ik,
Tijdens die vorst, bijna crepeerde door
De diefstal van mijn stompje worst.
De dader laat zich raden. Ce bâtard,
Si cru, connard et criminel: ReinAard!’
ReinAard kan zo de planken op. Regieaanwijzingen heeft Lanoye geregeld bijgeleverd, en hij houdt geestig rekening met acteurs en publiek door ReinAard in zijn grandioze lange monoloog tegen de koning halverwege om een glaasje water te laten vragen.
Te hopen valt dat hij zelf zijn tekst gaat brengen, op toneel of op zijn minst als luisterboek – als moderne tegenhanger voor de prachtige vertolking van het originele Middelnederlands door Frank Willaert, gratis te beluisteren op www.dereynaert.nl. Maar ook in boekvorm fonkelt deze ReinAard, niet in de laatste plaats dankzij de topprestatie van typograaf en vormgever Gert Dooreman, door wie de lange tekst blijft vloeien en variëren, en geen moment verveelt.
Dank dus aan Tom Lanoye, voor dit geschenk aan de Nederlandse taal en onze rijke Reynaerttraditie. (En natuurlijk is hij wel zo wijs geweest de regel met ’t zoete land van Waas te handhaven, zonder welke hij zich in zijn geboortestreek niet meer had hoeven te vertonen.) Maar eens te meer kreeg ik bewondering voor Willem, wiens meesterwerk dit allemaal mogelijk heeft gemaakt.
En opeens wist ik het antwoord op een vraag die mij al dikwijls werd gesteld: wie uit de middeleeuwen zou u wel eens in levenden lijve willen ontmoeten, en wat zou u hem of haar dan vragen? Zoiets deed mij steevast met de mond vol tanden staan: gewoonweg te veel keus en opties. Maar nu weet ik het. Hup die tijdmachine in, samen met Tom Lanoye, en dan op de markt van Sint-Niklaas getuige zijn van de ontmoeting tussen hem en Willem, en van een gesprek over de eeuwen heen tussen twee vak- en wapenbroeders. Zelf hoef ik geen spreektijd, als ik maar mag luisteren.
Frits van Oostrom is medioneerlandicus. Hij publiceerde in 2023 De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk.
Tom Lanoye, ReinAard, Prometheus, 323 blz., 25,99 euro.
Dit artikel verscheen ook in het Zondagkatern van de Volkskrant van 12 april.
Van den vos Reynaerde nog altijd actueel: ‘Een held? Misschien was Reynaert een psychopaat’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier