Hoe nazistisch is het duitse leger?
Vanaf het einde van de 20ste eeuw verschijnen in Duitsland een reeks studies die de invloed van het nazisme op het Duitse leger bestuderen. Ook de oorlogsmisdaden gepleegd door dat leger worden onderzocht. De studies weerleggen het cliché dat oorlogsmisdaden enkel door SS’ers gepleegd worden. Zelfs Waffen-SS’ers beweren daar niets mee te maken te hebben. Hoe nazistisch is dat Duitse leger? Welke rol speelt die ideologie in gepleegde oorlogsmisdaden?
Oudgedienden van de Wqffèn-SS schetsen na de oorlog een beeld van zichzelf dat hen afschildert als elitesoldaten die nauwelijks of niets met de Holocaust of andere oorlogsmisdaden te maken hebben. Er zouden duidelijke schotten bestaan tussen hen en de andere SS’ers. Dat beeld klopt niet. De Waffèn-SS is een fanatiek nazileger waarvan de meeste leden tot aan het einde overtuigde nazi’s blijven. De officieren ondergaan een zware ideologische scholing. Samen met de onderofficieren worden ze uitgekozen op basis van hun gehechtheid aan het nazisme. De Waffen-SS is bovendien een integraal onderdeel van de Algemene SS. Bijna alle eenheden van de militie zijn betrokken bij nazimisdaden. Binnen de SS wordt een ideaal van hardheid gekoesterd. Meedogenloosheid staat synoniem voor moed en onverzettelijkheid. Na de oorlog behouden verschillende oudgedienden van de Waffen-SS affiniteiten met extreemrechts.
Ideologie bij de Wehrmacht
Bij de soldaten en officieren van de Wehrmacht is de ideologische component iets complexer en minder eenduidig dan bij de Waffen-SS. Velen verklaren dat zij niet politiek geïnteresseerd zijn. Officieren benadrukken vooral hun interesse in het louter militaire, daarmee aansluitend bij eeuwenoude (Pruisische) tradities. Veel soldaten willen vooral een goede militair zijn. Onderzoekers vinden bij de meeste Duitse militairen ook een uitgesproken positief gevoel voor het vaderland terug. De naziregering aanvaarden ze als de logische bestuurder van dat vaderland. Ze conformeren zich met dat regime en tonen zelfs begrip voor de harde aanpak van de oppositie. Wie zich loyaal opstelt, heeft immers niets te vrezen. Wat er misloopt in nazi-Duitsland wijten ze, net zoals nogal wat burgers, aan de lage en de middelhoge functionarissen van de NSDAP. Hitler en de hogere nazi’s blijven buiten schot. Veel soldaten hanteren een vereenvoudigde voorstelling van de nazi-ideologie. Zo nemen ze de vijandbeelden en stereotypen van de nazi’s over zoals het antisemitisme, het geloof in de Duitse suprematie, het antibolsjewisme… Sommige onderzoekers stellen dat dit ideeëngoed zeer diep doorgedrongen is in de mentaliteit van het leger. Opvallend is de trouw aan Adolf Hitler. Uit onderzoek van Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten in 1944 blijkt ongeveer 64 procent van de Duitse soldaten nog altijd achter Hitler te staan. Bij de jongere generaties, opgevoed en geïndoctrineerd door de nazistaat, is dat zelfs 74 procent.
Bijna iedereen binnen de Wehrmacht is op de hoogte van wandaden tegen de Joden. Ook nemen eenheden van het leger deel aan acties tegen Joden. Daarbij tonen Duitse militairen heel wat minder voorbehoud dan bij acties tegen gewone burgers. Velen willen echter de harde werkelijkheid van de massamoorden niet onder ogen zien. Ze vrezen dat alles bekend zou worden en dat dit zware repercussies zou hebben voor zichzelf en Duitsland. Als in 1945 de oorlog ten einde loopt, zakt de populariteit van Hitler en de nazi’s bij de militairen. De geallieerden stellen vast dat de krijgsgevangenen zich zeer snel confirmeren naar de nieuwe situatie. Ze distantiëren zich meer en meer van Hitler en zijn regime en beginnen hun eigen rol erin te ontkennen of te relativeren. Een Amerikaanse ondervrager komt in maart 1945 tot de sarcastische conclusie “dat het na de oorlog lastig zal zijn om nog een nazi te vinden…” Opvallend daarbij is dat vele Duitsers, militairen en burgers, zaken beginnen uit te vergroten waaruit zou moeten blijken dat ze geen nazi waren. Dikwijls gaat dat om het niet (volledig) uitvoeren van bevelen of instructies. Als men dat nader onderzoekt, blijken daar tal van andere bevelen of instructies tegenover te staan die ze wel loyaal uitvoeren. Echt verzet bestaat uit een systematisch weigeren, saboteren of dwarsbomen.
Oorlogsmisdaden tijdens de bevrijding van België
Het Duitse leger begaat oorlogsmisdaden tijdens de bevrijding van België (Balen, Hechtel, Geel, Stavelot, Turnhout, Wereth…) Men executeert burgers, maar ook krijgsgevangenen. Niet al deze misdaden zijn begaan door ( Waffen)-SS’ers. Een behoorlijk aantal van die executies kaderen min of meer in de strijd tegen het verzet. De Duitsers beschouwen verzetslieden of partizanen immers als terroristen. Op 4 september 1944 krijgen alle eenheden in het westen volgend bevel van veldmaarschalk Model toegestuurd: “De stijgende inzet van militair georganiseerde verbanden wordt een groot gevaar voor de achterliggende verbindingen van de vechtende troepen. Die troepen mogen er niet meer op rekenen dat de zwakke politiemacht van de Wehrmacht en ‘Militärbefehlshaber’ alleen de veiligheid in het achterland kunnen verzekeren. Verzetshaarden achter het front moeten door de troepen zelf met alle middelen en uiterste hardheid neergeslagen worden…”
Een fixed mindset vanuit het oostfront
De executies passen allicht in de strijd die de Duitsers voerden tegen partizanen in Oosten Zuid-Europa. De Duitse historicus Lutz Klinkhammer komt tot de conclusie dat in de partizanenoorlog de mentaliteit van de Wehrmacht nauwelijks anders is dan die van de SS. In de Sovjet-Unie wordt het Duitse leger geconfronteerd met diverse vormen van verzet: sabotage, weigering tot medewerking, aanslagen, aanvallen, enz. Het reageert met drastische maatregelen. Bij vergeldingsacties maakt men ganse dorpen met de grond gelijk. Burgers worden massaal geëxecuteerd. Uit onderzoek blijkt dat Wehrmacht-soldaten een vijandbeeld hanteren dat zwaar beïnvloed is door de nazipropaganda. Het verzet wordt omschreven als ‘communistische bandieten’, ‘laffe aanslagplegers’, ‘Joodse volkscommissarissen’, enz. Bepaalde troepen tonen wel enig voorbehoud tegen het doden van vrouwen en kinderen, maar hebben dat weer niet bij acties tegen Joden. Zeer dikwijls is echter de gewone bevolking het slachtoffer van die harde maatregelen. De partizanen trekken zich immers na een aanval tactisch terug uit een gebied. Omdat ze nergens meer te bespeuren zijn, keren gefrustreerde soldaten zich dikwijls tegen de plaatselijke bevolking. Gelijkaardige taferelen spelen zich af in Griekenland, Joegoslavië, Tsjecho-Slowakije en Italië.
Datzelfde Duitse leger, met een fixed mindset tegenover partizanen, krijgt dus ook in Frankrijk, België, en Nederland te maken met acties van een gewapend verzet. Die nemen in intensiteit toe na de landing in Normandië. Het verzet wordt vanuit Londen geïnstrueerd om de geallieerden zoveel mogelijk te helpen. Ze saboteren telefoonlijnen en spoorwegverbindingen, nemen Duitse soldaten (en collaborateurs) gevangen, gidsen geallieerde troepen en nemen hier en daar zelfs deel aan de gevechten. Bovendien geldt een deel van het Belgische verzet als communistisch. Uiteraard frustreert dat de Duitsers. Het valt echter te betwijfelen of de meeste geëxecuteerden bij het verzet zijn. In een aantal gevallen zijn het nieuwsgierigen of gewone overtreders van verbodsbepalingen die zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevinden. Ze worden als spionnen of aanslagplegers beschouwd. Anderen zijn dan weer het slachtoffer van de blinde wraaklust van gefrustreerde militairen. De moordpartijen in Hechtel (36 doden) en de omgeving van Stavelot (130 doden) horen in die categorie thuis.
Zijn de acties tegen het verzet terecht?
Het Internationaal Gerechtshof van Den Haag gaat ervan uit dat verzet mag als een bezetter niet correct omgaat met de bevolking. De aard van een bezetting kan dus aanleiding tot verzet zijn. De nazibezetting met zijn vervolgingen en dwangarbeid kan in dat opzicht een rechtvaardiging voor verzet zijn. Langs de andere kant mag er misschien wel gesteld worden dat sommige acties van het verzet tijdens de bevrijding eerder voorbarig of zelfs roekeloos zijn. Het gevangennemen of beschieten van Duitse soldaten terwijl het nog niet zeker is of hun leger het gebied al opgegeven heeft, is daar een voorbeeld van… In zekere mate kunnen we ook stellen dat het Duits leger minder driest optreedt in het Westen dan in de rest van Europa. Er werden bijvoorbeeld geen dorpen, op Oradour-sur-Glane na, volledig met de grond gelijk gemaakt. Men mag ook niet alle militairen over dezelfde kam scheren. In een aantal gevallen gaan ze niet over tot executies. In Geel-centrum halen de Duitsers bijvoorbeeld op 12 september een grote groep van burgers, mannen tussen 16 en 65, uit verschillende huizen. Ze reageren daarmee op het sneuvelen van tien militairen, waaronder een dokter en drie verplegers. De meeste slachtoffers zijn op Britse mijnen gereden. Mogelijk heeft ook een voortvarende verzetsman een Duitser doodgeschoten. De grote groep mannen wordt meegenomen. Wat verder dreigt men hen te executeren, maar na een salvo met artillerie of mitrailleurs boven de hoofden worden ze verder noordwaarts gejaagd.
Verwijt de pot de ketel?
Een veel voorkomend excuus dat je in het kader van de Duitse oorlogsmisdaden hoort, is dat de geschiedenis nu eenmaal wordt geschreven door de overwinnaar. Geallieerde oorlogsmisdaden zouden daarom onder de mat geveegd zijn. Dat de Sovjettroepen die Duitsland binnenvallen op een vreselijke manier wraak nemen, staat buiten kijf. Ook zij verwoesten, verkrachten en plunderen. Marokkaanse Goumiers, in dienst van de Vrije Fransen, terroriseren in Italië en Zuidwest-Duitsland de burgerbevolking met moord, verkrachting en ontvoering op grote schaal. Het aantal misdaden gepleegd door andere westelijke geallieerden lijkt echter beduidend minder. Amerikaanse en Britse troepen executeren occasioneel krijgsgevangenen. In het Kempische Beerse bijvoorbeeld verpletteren Poolse soldaten met hun tank twee krijgsgevangen Duitse soldaten. In Chenogne vermoorden Amerikaanse militairen circa tachtig gevangengenomen Duitse soldaten. Ze doen dat uit wraak voor de terechtstelling van tachtig Amerikaanse krijgsgevangenen in Malmedy op 17 december 1944 door de Waffen-SS. Of het nu om veel of weinig executies gaat, het blijft een overtreding van het oorlogsrecht. Het Duitse excuus dat de anderen het ook deden, rechtvaardigt echter niet de eigen daden.
Niemand die betwijfelt dat er tussen de Duitse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog in België geen bekwame militairen zaten. Hun tactisch inzicht en acties dwingen bewondering af bij hun geallieerde tegenstanders. Dat geldt zowel voor de Waffen-SS als de Wehrmacht. Dat militair vernuft mag iemand niet blind maken voor het feit dat die mannen strijden voor een misdadig regime en zelf (gedeeltelijk) doordrongen zijn van de nazi-ideologie. Ook in België maken zij zich tijdens de bevrijdingsgevechten schuldig aan het executeren van burgers en krijgsgevangenen. Dikwijls laten zij zich daarbij leiden door instructies en gewoonten die passen in de strijd tegen het verzet. Of men daadwerkelijk tot executie overgaat, wordt waarschijnlijk, zoals Duitse historici het stellen, bepaald door de context, de persoonlijke opvattingen en de mate van handelsvrijheid van de soldaten. Of het om Wehrmacht of Waffen-SS gaat, is daarbij van secundair belang.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier