Hoe de pausen naar Avignon kwamen
De 14de eeuw was nauwelijks begonnen toen paus Clemens V zijn intrek nam in een paleis aan de oevers van de Rhône. Hoe het tot deze heel bijzondere episode in de geschiedenis van de pausen is gekomen, vertelt Dominique Vingtain, conservatrice van het Palais des Papes in Avignon, in het opmerkelijke boek Le Palais des Papes d’Avignon (uitgeverij Honoré Clair, 2015). Enkele uittreksels.
Dat de pausen hun intrek namen in Avignon, begrijpen we maar als we de context en de omstandigheden kennen. Onder ‘context’ verstaan we de situatie en de toestand van het pausdom aan het begin van de 14de eeuw, onder ‘omstandigheden’ de concrete redenen waarom Clemens V, de eerste Avignonpaus, voor deze stad koos.
Sommige vastgeroeste ideeën lijken onuitroeibaar, ook op historisch vlak. Zo is er het idee dat de pausen altijd vanuit Rome hebben geregeerd, eerst vanuit het paleis van Lateranen, daarna vanuit het Vaticaan. De oudste vermeldingen van de eerste residentie van de pausen, die vlak bij de kathedraal van Rome, de kerk van Sint-Jan van Lateranen lag, dateren van de 6de en de 7de eeuw. In de tweede helft van de 13de eeuw werd het pauselijk hof een reizend hof en vestigde het zich op plaatsen buiten Rome. In 1265 nam Karel van Anjou zijn intrek in het paleis van Lateranen en ging paus Cle-mens IV in Viterbo wonen.
Het paleis van Lateranen zou nooit nog onderdak bieden aan een paus. Het werd geregeld zwaar beschadigd en nadat het in 1308 was afgebrand, kwam het niet meer in aanmerking als mogelijke residentie voor de pausen. Die verkozen residenties die bij de diverse basilieken in Rome hoorden, zowel omdat dit hen beter uitkwam als om veiligheidsredenen. Al in 1278 was beslist op de Vaticaanse heuvel een paleis te bouwen dat een blijvend alternatief moest bieden voor het paleis van Lateranen. Alleen Bonifatius VIII (1294-1303) maakte er gebruik van.
Een rondreizende curie
In de 13de eeuw werd de curie steeds meer een rondreizend gezelschap. Daar zijn twee redenen voor: enerzijds ontvluchtten de pausen het ongezonde zomerklimaat van Rome, anderzijds wilden ze kunnen doen wat politiek gesproken nodig was om de controle over de kerkelijke gebieden te behouden. Ze resideerden in Anagni, Rieti, Montefiascone, Spoleto, Orvieto en Viterbo. Alleen in de laatste twee verbleven ze op enigszins stabiele manier (tweede helft van de 13 de eeuw). Het bisschoppelijk paleis in Viterbo, een charmante stad in de heuvels in het noorden van Latium, werd al in het begin van de eeuw palatio pape, ‘paleis van de paus’, genoemd.
Enerzijds ontvluchtten de pausen het ongezonde zomerklimaat van Rome, anderzijds wilden ze kunnen doen wat politiek gesproken nodig was om de controle over de kerkelijke gebieden te behouden
Het werd grondig verbouwd en in de laatste decennia van de 13de eeuw was het al groter dan dat van het Vaticaan. Bij een vergelijking van het paleis in Viterbo, dat van het Vaticaan (in de vorm die Nicolaas III eraan gaf) en dat van Avignon (althans het oude paleis van Benedictus XII), blijkt dat er veel verwantschap is in de vormgeving. Dat heeft alles te maken met het feit dat overal dezelfde voorschriften voor het hofleven van de in Rome opgestelde ceremonieboe-ken werden nageleefd. Waar een pauselijk paleis zich ook bevond, zijn vorm en structuur moesten beantwoorden aan de bestuursfuncties van de Kerk. Verder werden Viterbo en Avignon, althans in een eerste fase, gezien als tijdelijke residenties: het waren geen concurrenten voor Rome en de paus logeerde er in het bisschoppelijk paleis, dat hij gestaag uitbreidde. Het verblijf in Avignon was dus geen geïsoleerd gegeven. Het was gewoon zo dat de paus en zijn hof in die periode niet vast in Rome resideerden.
Wat heeft de pas verkozen ‘Franse’ paus Clemens V begin 14de eeuw op het idee gebracht om Avignon uit te kiezen als verblijfplaats voor hemzelf en zijn hof? Benedictus XI, zijn voorganger, was na een kort bewind in 1304 overleden in Perugia, in Umbrië. Daar werd ook het conclaaf gehouden. Het duurde anderhalf jaar voor er een nieuwe paus uit de bus kwam. De crisis tussen de Franse koning Filips de Schone (1285-1314) en paus Bonifatius VIII (1294-1303) was nog niet vergeten. Ook de traumatische gebeurtenis die men de ‘aanslag van Anagni’ heeft genoemd lag nog vers in het geheugen; Bonifatius was toen gearresteerd door Bertrand Nogaret, vertegenwoordiger van de koning, en daardoor was hij vroegtijdig gestorven.
Hoe was het zover kunnen komen? Het conflict was enkele jaren eerder uitgebarsten, toen Filips de Schone een belasting wilde heffen die tot dan toe was voorbehouden aan de Kerk, omdat hij geld nodig had voor een kruistocht. Terwijl de paus wilde tonen dat de oppermacht over de Kerk in Frankrijk hemzelf toekwam, wilde de koning zijn rechten doen gelden in een periode waarin de Frans-Engelse oorlog een geldverslindende machine was.
Een bijzonder grondgebied
Op 5 juni 1305 werd Bertrand de Got, aartsbisschop van Bordeaux, tot paus gekozen. Hij vestigde zich tijdelijk in Avignon. Het pausdom had sterke banden met het machtige huis Anjou van Napels, dat toen in de persoon van Robert van Anjou, graaf van Provence en koning van Sicilië, heerste over de stad en haar vijf- tot zesduizend inwoners. Avignon had in de vorige eeuw een nieuwe omwalling gekregen en was geografisch heel gunstig gelegen: via de Rhône was je zo bij de Middellandse Zee en in het noorden van het koninkrijk en bovendien lag hier de laatste brug over de stroom vóór de zee.
Aan de andere kant van de stroom lag het koninkrijk Frankrijk. In Avignon woonde de paus dicht bij het rijk van de koning maar bleef hij ver van diens directe impact. Bovendien was de stad – net zoals de prinsdommen Mondragon en Orange – een enclave in het Comtat Venaissin, een gebied dat in het zuiden de Durance en in het westen de Rhône als grens had en dat tot de Kerkelijke Staten behoorde. Door het Verdrag van Parijs van 1229 had de koning van Frankrijk het Comtat afgenomen van de graaf van Toulouse. In 1274 gaf Filips III van Frankrijk het terug aan de paus, die daarmee graaf van het Venaissin werd. Dat dit gebied rond Avignon lag, was doorslaggevend in de keuze van die stad als nieuwe verblijfplaats voor de paus.
Met de vestiging van de paus in Avignon kwam er een eind aan het rondtrekken van de curie. Die sedentarisatie leidde in de loop van de 14de eeuw tot een aanzienlijke toename van het aantal leden van het pauselijk hof: van 450 naar 650. De curie bestond uit twee delen: enerzijds de diensten voor het bestuur van de Kerk, op hun beurt onderverdeeld in vier grote structuren met administratieve, financiële en juridische functies, en anderzijds de diensten die de paus zelf ter beschikking stonden, het zogeheten Pauselijk Huis.
De vier organisaties voor het bestuur van de Kerk waren de Apostolische Kamer, de Apostolische Kanselarij, de Apostolische Penitentiarie en het Tribunaal van de Romeinse Rota. De eerste en belangrijkste van deze structuren, de Apostolische Kamer, was belast met het inzamelen van de financiële en fiscale inkomsten, het laten slaan van munten, de hoede over de schatkist en het afhandelen van het grootste deel van de briefwisseling van de paus. Haar jurisdictie strekte zich uit over de hele christenheid. Haar activiteit was uiterst belangrijk.
De paus soupeerde alleen
De Kamer werd geleid door de eerste medewerker van de paus, de camerlengo, bijgestaan door de schatbewaarder, die verantwoordelijk was voor het muntgeld, de rekeningenboe-ken en de kostbare voorwerpen. De camerlengo en de schatbewaarder werden verder geholpen door drie of vier geestelijken en een zeventigtal bedienden. Al die mensen werkten en woonden in het paleis. De Apostolische Kanselarij, die instond voor het schrijven, beantwoorden en verzenden van brieven, bood werk aan 120 tot 130 geestelijken, onder leiding van de vicekanselier, maar alleen het hoofd van de ‘audientia litterarum contradictarum’ (de dienst waar brieven tegensprekelijk aan een oordeel werden onderworpen) en enkele klerken woonden in het paleis, de anderen waren in de stad gehuisvest. De Apostolische Penitentiarie bevond zich in de stad, inclusief de dertig tot veertig mensen die er werkten.
De ‘audientia causarum apostolica’ was een permanent orgaan voor rechtspraak in religieuze zaken dat bestond uit twaalf hoog opgeleide auditoren die elk werden bijgestaan door vier notulisten. Het Pauselijk Huis bestond uit de Pauselijke Kapel en de Pauselijke Familie, die de paus respectievelijk bijstonden in religieuze en liturgische zaken en in zijn interne huishouding en openbare representatie. Kameniers, geneesheren, barbiers en apothekers waakten over de persoon van de paus. Een corps van portiers en van soldaten te paard en te voet stond in voor de veiligheid van het paleis en begeleidde de paus op zijn verplaatsingen. De praktische zorg voor de curie en de genodigden van het hof werd verdeeld over vier huiselijke diensten. De ‘kleine keuken’ stond in voor de tafel van de paus, de ‘grote keuken’ voor alle leden van de curie die in het paleis logeerden en voor het verdelen van etenswaren over de kardinalen en de kapelaans. De ‘broodkamer’ verdeelde het brood (300 tot 1000 per dag), het zout, de kazen, de tafellakens… De ‘flessenkamer’ stond in voor de wijnkelders en het opdienen van de wijn. Vijftien stalknechten en hoefsmeden onderhielden twintig tot dertig paarden.
Fluctuerende bezetting
Het is onmogelijk te zeggen hoeveel mensen van al deze organen en diensten elke dag in het paleis werkten en hoeveel er woonden. Bovendien varieerden hun aantallen in de loop van de 14de eeuw voortdurend. Wel kunnen we ons voorstellen dat het met al die mensen in dienst van de paus en de Kerk in het paleis elke dag een drukke bedoening was. Klokkengelui kondigde het openen en sluiten van de houten vleugels van de poorten van het paleis aan. Overdag deden soldaten hun ronde, liepen dienaren op de smalle trappen en door de gangen, vergezelden kardinalen de paus op zijn weg naar het consistorie, zochten adellijke genodigden hoe ze het snelst bij de voor hen ingerichte appartementen kwamen…’s Avonds werd het rustiger: de paus soupeerde in zijn eigen eetkamer en werd dan begeleid naar zijn slaapkamer. De stilte van de nacht werd pas doorbroken als er de volgende ochtend werd geluid voor de metten.
1305-1378 De pausen van Avignon
CLEMENS V 1305-1314
In december 1299 werd Bertrand de Got met de steun van de koning van Engeland aartsbisschop van Bordeaux. Daar vernam hij in juni 1305 dat hij tot paus was gekozen. Eind 1305 begon hij aan een lange reis die hem op 9 maart 1309 in Avignon bracht. Dat leek Clemens V een geschikte plaats om te wachten op de opening van het algemeen concilie dat de kwestie van de tempeliers moest oplossen. Zo werd hij de eerste 14de-eeuwse paus die besliste zijn intrek te nemen in Avignon.
JOHANNES XXII 1316-1334
Op het conclaaf dat enkele dagen na de dood van Clemens V begon, was de spanning te snijden. Het Heilig College was onderling verdeeld: Fransen, Italianen en Gascogners stonden tegenover elkaar. De graaf van Poitiers, broer van Lodewijk X, moest tussenbeide komen om een nieuwe paus te doen kiezen. Het werd Jacques Duèze, een tengere, bleke man die waarschijnlijk al 72 jaar was. Hij kreeg alle stemmen achter zijn naam. Om het bestuur van de Kerk stabiliteit en efficiëntie te verlenen, vestigde Johannes XXII het definitief in Avignon.
BENEDICTUS XII 1334-1342
Jacques Fournier werd op 20 december 1334 paus als Benedictus XII, een naam die hij vermoedelijk koos uit trouw aan de cisterciënzer orde waaruit hij afkomstig was. Hij droeg trouwens ook als paus de witte pij van deze monniken. De kardinalen die hem hadden gekozen, wisten dat hij een goed theoloog was en dat de hervorming van de Kerk hem na aan het hart lag. Benedictus XII was vooral begaan met het religieuze aspect van zijn taak en lanceerde al heel snel een hervorming. Tijdens de eerste twee jaren van zijn pontificaat liet hij belangrijke restauratiewerkzaamheden uitvoeren aan de Sint-Pietersbasiliek en het paleis van Lateranen.
CLEMENS VI 1342-1352
Pierre Roger, met eenparigheid van stemmen verkozen op 7 mei 1342, verdedigde als Clemens VI de soevereiniteit en onfeilbaarheid van de paus en verruimde zowel zijn financiële inkomsten als zijn controle over de kerkelijke hiërarchie. Zijn nepotisme en zijn luxueuze levensstijl lokten veel kritiek uit. Hij had veel problemen in de Kerkelijke Staten en in de rest van Italië. De kunst lag hem na aan het hart.
INNOCENTIUS VI 1352-1362
Op 18 december 1352, tien dagen na de dood van Clemens VI en nauwelijks twee dagen na het begin van het conclaaf, kozen de kardinalen een vrij oude, bescheiden man met een zwakke gezondheid tot paus: Étienne Aubert, kardinaal-bisschop van Ostia. Innocentius VI, zoals hij zich voortaan noemde, was een hervormer. Hij probeerde de macht van de kardinalen over het pausdom te beteugelen. Hij wilde hun luxeleven en dat van de curie aan banden leggen, de cumuls beperken en bisschoppen verplichten in hun bisdom te verblijven.
URBANUS V 1362-1370
Op 28 september 1362 koos het conclaaf in het Pausenpaleis met eenparigheid van stemmen een prelaat die geen kardinaal was: Guillaume Grimoard. De politieke context van het pontificaat van Urbanus V was bijzonder woelig. In juni 1366 liet hij weten dat hij naar Rome zou gaan. Op 30 april 1367 verliet hij Avignon. In oktober van dat jaar arriveerde hij in Rome. Omdat hij wilde bemiddelen in het conflict tussen Engeland en Frankrijk, keerde hij terug naar Avignon, dat hem daarvoor geografisch en politiek gezien een betere plek leek.
GREGORIUS XI 1370-1378
Op 30 december 1370 koos het conclaaf Pierre Roger de Beaufort tot nieuwe paus. Die was in 1348 door zijn oom, paus Clemens VI, kardinaal gecreëerd, maar was nooit priester, abt of bisschop geweest. Hij werd snel priester en bisschop gewijd. Nepotisme was hem niet vreemd en hij verrijkte zijn familie. Hij zette al zijn diplomatieke capaciteiten in voor vrede tussen Frankrijk en Engeland en in Italië en Spanje, en deed al het mogelijke om te kunnen terugkeren naar Rome.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier