Hoe België een atheïstisch voorbeeldland werd: ‘Verwar atheïsme vooral niet met antiklerikalisme’
Geen volk in West-Europa is zo atheïstisch als de Belgen. De verwevenheid van goddeloosheid en politiek bleek in ons land vaak een oefening in tjeverij.
De mens is niets anders dan een kortstondige vorm van atomaire onevenwichtigheid. Met die stelling opende Auguste Lameere anno 1891 zijn inleidende cursus biologie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Tien jaar eerder formuleerde Adolphe Van Caubergh in een gepubliceerde lezing zijn materialistische wereldschouwing als volgt: ‘De mens is een onbeduidende verzameling van atomen, overgeleverd aan de chaos van de natuur. Het geloof in de ziel en in God’, concludeerde de ondervoorzitter van de Brusselse vrijdenkersorganisatie La Libre Pensée, ‘valt daarom te herleiden tot louter cerebrale processen.’
Atheïstische provocaties zoals deze werden door katholieke opiniemakers met gelijke munt betaald. Atheïsme was synoniem met zedeloosheid, heette het. Kardinaal Désiré-Joseph Mercier noemde het in 1912 de hoofdoorzaak van de om zich heen grijpende perversiteit en criminaliteit. Het valt allemaal te lezen in De geschiedenis van het atheïsme in België, een essaybundel die simultaan in het Nederlands en het Frans werd uitgegeven. Het boek bevat bijdragen van historici, filosofen en literatuurwetenschappers, de meesten verbonden aan de ULB, de VUB, de UGent en de Université de Mons. De opzet is caleidoscopisch, met hoofdstukken over de geloofsafval van de schrijvers Gerard Walschap en Marnix Gijsen, de blasfemische aandrang van kunstschilder-cartoonist Félicien Rops en de rol van de Gentse Blandijnbergfilosofen in de secularisering van het naoorlogse Vlaanderen. Het zwaartepunt ligt bij de tweede helft van de negentiende eeuw, een periode gekenmerkt door een onafgebroken strijd tussen klerikalen en antiklerikalen, gevoerd langs ideologische breuklijnen die tot op de dag van vandaag door de vaderlandse politiek lopen.
Religie was privé. Socialisten en liberalen die strijdbare atheïsten wilden zijn, deden dat maar buiten de partij, onder vrijdenkers.
Samensteller aan Vlaamse kant is Christoph De Spiegeleer, een jonge historicus die werkt als onderzoeker bij Liberas, het centrum voor de geschiedenis van het vrije denken en handelen. Hij levert zelf een bijdrage over de Brusselse vrijdenkersbeweging. ‘Met dit boek wilden we een leemte vullen’, vertelt hij. ‘Vorige zomer publiceerde de faculteit theologie en religiewetenschappen van de KU Leuven een onderzoeksrapport waarin radicaal atheïsme als een vorm van intolerant dogmatisme werd geduid. Die terminologie riep herinneringen op aan een verleden van stigmatisering van het atheïsme en angst voor goddeloosheid. Waar komt dat onbegrip vandaan, vroegen enkele vrijzinnige opiniemakers zich af. Onwetendheid is een groot deel van het antwoord, want over de sociale en intellectuele geschiedenis van het atheïsme in België is nog altijd weinig bekend.’
Misschien wel omdat het complex is. De negentiende-eeuwse vrijdenkers waren niet voor één gat te vangen. Atheïsme, materialisme, darwinisme, positivisme, agnosticisme, secularisme: het is een verhaal van elkaar overlappende ismen.
Christoph De Spiegeleer: Het was een gedachtestrijd, en terminologie behoorde tot het wapenarsenaal. Het kernbegrip is materialisme, met als uitgangspunt dat er geen realiteit bestaat buiten de stoffelijke wereld. Als je daar consequent over doordenkt, kom je vanzelf uit bij atheïsme want in zo’n materiële wereld kan geen God of onsterfelijke ziel bestaan. Het materialisme heeft zich in de loop van de negentiende eeuw in België verspreid, met de in 1834 opgerichte ULB als academisch bruggenhoofd. Toch was het mogelijk om als ULB-geneesheer materialisme te omarmen als het erom ging ziektes te doorgronden, en tezelfdertijd te blijven geloven in het bestaan van een immateriële ziel.
Een soort inconsequent materialisme dus?
De Spiegeleer: Precies. Zweren bij stoffelijk materialisme, maar toch ruimte laten voor een spirituele laag die de onsterfelijke ziel vrijwaart. In zekere zin maakten katholieke intellectuelen dezelfde oefening. Naarmate de bewijzen voor de evolutietheorie van Charles Darwin zich opstapelden, moesten zij op zoek naar manieren om wetenschap met religie te verzoenen. Bovendien hadden niet alleen katholieken moeite met Darwin. Toen botanicus Joseph-Désiré Hannon in 1864 rector werd van de ULB, was hij in zijn aanvaardingsrede zeer kritisch over On the Origin of Species, dat vijf jaar eerder was gepubliceerd . Hij kon niet leven met de afwezigheid van een doelgerichtheid en de rol van toevallige omstandigheden in de evolutie van planten- en dierensoorten. Dat was dus aan de ULB, dezelfde universiteit waar Auguste Lameere in 1906 een heel andere rectorale aanvaardingsspeech had gehouden. Lameere, een strijdbare materialist, overliep voor de gelegenheid de hele geschiedenis van de mens, te beginnen bij zijn oorsprong als eencellige.
Heeft Darwin, die zelf worstelde met zijn geloofsafval, de rode loper uitgerold voor het atheïsme?
De Spiegeleer: Het darwinistische denkkader heeft een onmiskenbare rol gespeeld in de doorbraak van het atheïsme. Als hogere levensvormen uit lagere levensvormen kunnen ontstaan, dan kan men zich voorstellen dat er geen goddelijke tussenkomst nodig is. Darwins idee van natuurlijke selectie laat bovendien toe de vormenrijkdom van de planten- en dierenwereld zonder goddelijk plan te verklaren. Het is bekend dat Darwin zelf huiverde voor het trekken van atheïstische conclusies. Pas op het einde van zijn leven noemde hij zichzelf een agnost. Geen atheïst dus. Hij heeft in 1882 trouwens een kerkelijke begrafenis gekregen in Westminster Abbey. Trouwens, agnosticisme had in de negentiende eeuw een andere betekenis dan vandaag.
Hoezo?
De Spiegeleer: Volgens sommigen leven we vandaag in een ‘agnostische cultuur’, waarin religie het voorwerp is van twijfel of onverschilligheid. Of God al dan niet bestaat, daar raakt de agnost niet uit of het kan hem niet schelen. In de negentiende eeuw daarentegen zie je agnosticisme bij vrijzinnige intellectuelen opduiken als onderdeel van een beredeneerd positivistisch wereldbeeld, dat zich louter baseert op de wetten van de natuur. Aangezien God en de aard van de ziel buiten de stoffelijke wereld vallen en dus in wezen onkenbaar zijn, voelden positivisten zich onbekwaam om er zich over uit te spreken. Nogal wat prominente negentiende-
eeuwse vrijzinnigen noemden zich positivist. Uit overtuiging, maar misschien ook uit opportunisme, omdat het begrip atheïst zo beladen was in een door de kerk gedomineerde samenleving.
De strijd tussen klerikalen en antiklerikalen beheerste de vaderlandse politiek van pakweg 1850 tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Welke rol speelde het atheïsme erin?
De Spiegeleer: We mogen antiklerikalisme vooral niet met atheïsme verwarren. De negentiende-eeuwse liberalen keerden zich voluit tegen de macht van de kerk en haar vertegenwoordigers, maar zonder daarom per se te verzaken aan een godsbeeld. Spiritualistisch geloof in een onsterfelijke ziel en het hiernamaals was zelfs courant onder Belgische liberalen. Een interessant geval is Walthère Frère-Orban (1812-1896), een van de machtigste antiklerikale politici van zijn generatie. Hij stond aan het hoofd van een liberale, antiklerikale regering die geschiedenis schreef met de wet van 1879 op de secularisering van het openbaar lager onderwijs, het startschot van de Eerste Schoolstrijd. Toch heeft diezelfde Frère-Orban zich in het parlement uitgesproken tegen atheïstisch onderricht op staatsscholen. Het zou de moraal ondermijnen, vond hij.
Katholieke politici waren in de nasleep van de Eerste Schoolstrijd (1878-1884) erg beducht voor de opkomst van het socialisme. Als de socialisten aan de macht komen, zo werd gevreesd, zullen ze via onderwijs over de evolutieleer materialisten en atheïsten kweken. Maar hoe goddeloos waren die vroege socialisten?
De Spiegeleer: Net als de liberale partij ijverde de in 1885 opgerichte Belgische Werkliedenpartij voor een strikte scheiding van kerk en staat. Zonder te provoceren met atheïstische standpunten, want de socialisten beseften maar al te goed dat ze voor hun machtsstrijd ook een gelovig kiespubliek nodig hadden. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog hing de partij onder invloed van de agnost Emile Vandervelde het standpunt aan dat religie een privézaak is. Socialisten die zich als strijdbare atheïsten lieten gelden, deden dat buiten de partij, in kringen van vrijdenkersbewegingen. Zo ging het ook bij de liberalen. Zelfs de Belgische communisten, een machtsfactor van belang in de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog, waren pragmatisch. De KPB organiseerde wetenschappelijke en filosofische lezingen om het marxistische materialisme onder militanten en arbeiders te verspreiden. Ze mikten ook op gelovigen, in de overtuiging dat ze die met zachte hand naar het materialisme konden begeleiden. In de Sovjet-Unie ging het er anders aan toe. Daar probeerde de Liga van de Militante Goddelozen vanaf 1925 religie te vernietigen door middel van atheïstische massapropaganda en geweld.
Waaraan heeft het anarchisme een heel hoofdstuk in jullie boek verdiend?
De Spiegeleer: Van alle politieke stromingen was het de meest uitgesproken atheïstische. Anarchisten verwerpen elke vorm van onderwerping aan gezag, dus ook het geloof in God. Politiek heeft de beweging slechts een marginale rol gespeeld, maar ze was erg actief met eigen tijdschriften en onderhield relaties met de vrijdenkersbeweging. Er zaten boeiende figuren tussen. Émile Chapelier, bijvoorbeeld, die al voor de Eerste Wereldoorlog opkwam voor vrouwenrechten en geboortebeperking, onder meer vanuit de overtuiging dat ongebreidelde voortplanting een mechanisme was om het kapitalisme van goedkope arbeidskrachten te voorzien. Of neem Hem Day – een alias voor de wat ongelukkige geboortenaam Marcel Dieu. Hij was een overtuigde pacifist die in de jaren dertig dienstweigeraar werd. De anarchisten waren niet talrijk, maar ze hebben interessante thema’s aangekaart.
De eerste vrijdenkersbewegingen, in feite voorlopers van de loges, ontstonden uit onvrede met het katholieke begrafenismonopolie. Kunt u dat toelichten?
De Spiegeleer: Ik heb de geschiedenis van L’Affranchissement bestudeerd, de oudste vrijdenkersbeweging, die in Brussel in 1854 werd opgericht. Het was een soort begrafenisonderneming: de leden, vooral ambachtslieden en arbeiders, staken iedere week wat centen in een pot waarmee buitenkerkelijke begrafenissen konden worden betaald. Niet veel later organiseerde ook de liberale burgerij zich in zulke verenigingen. Zo zijn er verschillende vrijdenkersbewegingen ontstaan die bij gemeentelijke overheden ijverden voor de laïcisering van begraafplaatsen. De leden waren niet noodzakelijk atheïsten. Ook onder gelovigen leefde verontwaardiging over het funeraire machtsmonopolie van de kerk. Stierf iemand door zelfdoding of in een zogenaamd zondige toestand, dan werd hij volgens de katholieke gebruiken letterlijk in een verdomhoekje begraven.
Toch waren burgerlijke uitvaarten vaak een atheïstisch statement, zoals blijkt uit de begrafenis van Alphonse Renard. Volgens de legende hielden vrienden de wacht bij zijn sterfbed om te beletten dat bezoekers hem ongevraagd de laatste sacramenten zouden toedienen.
De Spiegeleer: Renard, een jezuïet die als autodidact geologie en mineralogie had gestudeerd, was al tijdens zijn leven een cas célèbre. Via de wetenschap had hij Darwin ontdekt en diens boek over de reis van de Beagle naar het Frans vertaald. Hij was nog altijd priester toen hij in 1888 in Gent professor werd, maar hij schoof steeds verder op richting atheïstisch materialisme. In 1901, twee jaar voor zijn dood, legde hij zijn priesterschap neer, brak met de Kerk en trouwde met een jongere vrouw. De katholieke pers maakte daar een enorm schandaal van. Renard werd dagenlang door het slijk gehaald als een afvallige die voor de geneugten van het vlees was bezweken. Zijn verdedigers waren even hartstochtelijk. In de liberale pers werd Renard opgevoerd als het levende bewijs dat religie en wetenschap onverzoenbaar zijn. Beide kampen hadden veel te winnen of te verliezen. Toen Renard op sterven lag, wilde hij geen geestelijken ontvangen.Toch hebben katholieke kennissen tevergeefs geprobeerd hem met de kerk te verzoenen. Toen Renard niet meer bij bewustzijn was, heeft een vriend zijn ziekbed door de politie laten bewaken.
De heftigheid van de levensbeschouwelijke polemiek in de negentiende eeuw blijft verbazen. Zelfs de moord op een Franse melkmeid voedde de polemiek.
De Spiegeleer: Dat is een bijzonder verhaal. De moordenaar was een student geneeskunde, die tijdens zijn proces in Parijs de struggle for life als motief aanhaalde. De Franse maar ook Belgische katholieke pers greep dat aan om de moord voor te stellen als het logische eindpunt van atheïstisch onderricht en een filosofie die de mens tot een dier herleidde. De polemiek was vaak giftig, maar om nu te zeggen dat ze de hele samenleving beroerde? De ideologische strijd tussen klerikalen en antiklerikalen werd aan beide kanten door een intellectuele elite gevoerd, boven de hoofden maar wel in naam van het volk.
Hoe staat het anno 2021 met het Belgische atheïsme?
De Spiegeleer: In een enquête van het Pew Research Center uit 2018 definieert 19 procent van de Belgische respondenten zich als atheïst, het hoogste aandeel in West-Europa. Zulke enquêtes zijn altijd voor interpretatie vatbaar, veel hangt af van de vraagstelling. Feit is wel dat België een voorbeeldland is, waar atheïsten voor hun overtuiging kunnen uitkomen en met tolerantie en respect worden bejegend.
Terwijl het Belgische katholicisme in een diepe crisis verkeert, neemt het aantal gelovige moslims toe. Baart dat overtuigde atheïsten zorgen?
De Spiegeleer: Dat valt buiten het bestek van dit boek, maar als over ongeveer dertig jaar een geactualiseerde versie zou verschijnen, zal het hoogstwaarschijnlijk een hoofdstuk bevatten over de opmars van het secularisme en atheïsme binnen de Belgische moslimgemeenschap. Ook in landen waar het onzichtbaar is of zelfs niet getolereerd wordt, wint het secularisme veld. Volgens een onderzoek van Arab Barometer, een project van Princeton University en de University of Michigan, steeg het aantal mensen in elf Arabische landen dat zich ‘niet-religieus’ noemt van 8 procent in 2013 tot 13 procent in 2019. De stijging was het grootst onder jongeren tot dertig jaar. Zo zie je maar: het ontbreken van institutionele secularisering houdt de culturele secularisering in de ideeën en gebruiken niet tegen.
Christoph De Spiegeleer
– 1988: geboren in Aalst
– Studie geschiedenis aan de VUB en de Universiteit Leiden. Schreef een doctoraal proefschrift over funeraire tradities van koninklijke en politieke elites tussen 1830 en 1940
– Sinds 2016 onderzoeker Liberas/Liberaal Archief in Gent
– Publiceert onder meer over de geschiedenis van het liberalisme, de vrijdenkersbewegingen en de Belgische monarchie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier