Historicus Nico Wouters: ‘De Holocaust is een vorm van religie aan het worden’
‘Wij mogen maar naar één richting kijken: die waarnaar de politiek wijst.’ Historicus Nico Wouters, hoofd van het exepertisecentrum Cegesoma, reageert voor het eerst op het ontslag van zijn collega Christophe Busch, directeur van Kazerne Dossin. Hij is bijzonder scherp. Voor onze politici, maar ook voor zichzelf en zijn collega’s. ‘In het academisch onderzoek horen er geen morele a priori’s te zijn. ‘
Onze geschiedenis is nooit helemaal verleden tijd. Vorig jaar vierde het hele land ’75 jaar Bevrijding’ en ook dit jaar zal de Tweede Wereldoorlog alomtegenwoordig blijven. In 2020 is het immers 75 jaar geleden dat de atoombom viel op Hiroshima en Nagasaki, dat in Potsdam Stalin, Churchill en Truman de kaart voor de Koude Oorlog tekenden, dat de gruwel van de concentratiekampen aan het licht kwam en dat Hitler zelfmoord pleegde.
Tegelijk is het 80 jaar geleden dat nazi-Duitsland de Lage Landen en Frankrijk binnenviel, en dat Winston Churchill en Charles De Gaulle aan de macht kwamen. Het wordt dus opnieuw een druk jaar voor de historici van de Tweede Wereldoorlog, en zeker voor het CegeSoma, het ‘Belgisch expertisecentrum voor de geschiedenis van de conflicten in de twintigste eeuw’, dat deel uitmaakt van het Rijksarchief.
Nico Wouters, die sinds 2017 aan het hoofd staat van de wetenschappelijke instelling, ziet een aantal ontwikkelingen met lede ogen aan: ‘Het idee leeft dat wij inmiddels zo goed als alles weten over de Tweede Wereldoorlog. Vandaar dat het nu onze voornaamste taak zou zijn om lessen te trekken uit die oorlog: wat was goed en wat was fout? Het lijkt haast de essentie geworden van geschiedenisonderzoek: herdenken vanuit een moreel perspectief, werken met een kader van goed of fout.’
Dient de studie van de geschiedenis dan niet om het heden beter te begrijpen? Zijn er geen lessen te trekken uit het verleden?
Nico Wouters: Er valt uiteraard uit het verleden veel kennis te halen. En kennis van de historische context geeft ons inzicht in het heden. Hoe werken netwerken van de macht? Hoe bevechten sociale groepen hun plaats in het maatschappelijke veld en hoe kunnen ze die ook weer verliezen bijvoorbeeld? Maar dat is iets heel anders dan morele lessen trekken. Helaas is vandaag het morele en dus ook het politieke gebruik van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog aan de orde van de dag. Voortdurend krijgen we te horen dat historici lessen moeten trekken uit het verleden om maatschappelijk relevant te zijn. Terwijl historici wetenschappers zijn en dus kritische afstandelijkheid moeten bewaren, ze moeten niet meehollen met de waan van de dag. Historici zijn alleen maatschappelijk relevant als ze wetenschappelijk relevant blijven.
Onze samenleving is volstrekt anders dan die van de jaren dertig, dus ook de bedreigingen voor onze democratie zijn vandaag anders dan toen.
Na de brand in het asielcentrum in Bilzen schreef de Antwerpse rector Herman Van Goethem: ‘De pyromanen van de jaren dertig zijn terug van weggeweest.’ U reageerde in een opiniestuk: ‘Parallellen met de jaren dertig zijn een slechte raadgever.’
Wouters: Met alle respect voor Herman, ik vond het te gemakkelijk om een aantal voor de hand liggende gelijkenissen met de jaren dertig op te sommen. Je hoeft geen doctor in de geschiedenis te zijn om vast te stellen dat er toen sprake was van nationalisme en populistische retoriek en dat we daar vandaag opnieuw mee te maken hebben. Wie naar parallellen zoekt, dreigt de soms belangrijkere verschillen te missen. Als de democratie in West-Europa ooit ten onder gaat, zal dat níét opnieuw door mannen in bruine hemden zijn. Onze samenleving is volstrekt anders dan die van de jaren dertig, de internationale context ook, dus ook de bedreigingen voor onze democratie zijn vandaag anders dan toen. Wie zich fixeert op gelijkenissen met vroeger, blijft vaak blind voor de echte gevaren.
Maar is het niet de taak van de historicus om met voorbeelden uit de geschiedenis te waarschuwen voor wat ‘slecht’ is?
Wouters: Het gebruik van de geschiedenis voor zo’n morele herinneringsplicht is een gevaar aan het worden. Het draagt vaak bij tot polemiek. Wie tot andere historische conclusies komt, dreigt moreel ‘fout’ te worden. Wie de parallellen met de jaren dertig nuanceert, is plots verdacht ‘rechts’. Kritische historici worden weggezet als negationisten. Zoiets is Christophe Busch overkomen, de directeur van Kazerne Dossin. Je kunt Busch toch onmogelijk verdenken van een foute agenda?
Christophe Busch kwam als directeur in conflict met de raad van bestuur van Kazerne Dossin, het Mechelse museum voor genocides in het algemeen en de Holocaust in het bijzonder.
Wouters: Kazerne Dossin wil een wetenschappelijk centrum zijn. Daarom is er naast een politiek samengestelde raad van bestuur en een directie ook een wetenschappelijke raad, samengesteld uit historici. Plotseling begint die raad van bestuur inhoudelijke beslissingen te nemen, tégen de directeur in en zonder de wetenschappelijke raad te raadplegen. De boodschap is duidelijk: ‘Niet de historici maar wij beslissen hoe wordt omgegaan met de geschiedenis, en wat goed en fout is.’ Het toont nog maar eens aan hoezeer de slinger doorgeslagen is en we in een ver doorgedreven politisering van het verleden terechtkomen.
U bent zelf lid van de wetenschappelijke raad van Kazerne Dossin. Een ander lid, de Gentse historicus Bruno De Wever, heeft al gedreigd met ontslag.
Wouters: Op 16 januari is er een vergadering van de wetenschappelijke raad, de eerste sinds het ontslag van Bush in november vorig jaar. Ik heb één vraag: ‘Wat zitten wij hier nog te doen?’ Die zaak is ook voor mij een probleem, want op die manier kan ik niet functioneren. Ik pas ervoor om als schaamlapje voor het politieke beleid te dienen. Anno 2020 is de bewegingsruimte van academische experts in Vlaanderen uiterst beperkt. Wij mogen maar één richting uit kijken: die waarnaar de politiek wijst. Bij een gevoelig historisch thema als de Holocaust is die druk zelfs uitgesproken.
Veel draait rond de ‘uniciteit’ van de Holocaust: was de uitroeiing van de Europese Joden een uniek feit in de wereldgeschiedenis, of hebben er ooit nog vergelijkbare genocides plaatsgevonden?
Wouters: Ik mag het niet hardop zeggen, maar de Holocaust is een vorm van religie aan het worden. Dat is een gevaarlijke evolutie. Het is een onbedoeld gevolg van de manier waarop de erfenis van de Tweede Wereldoorlog al vele jaren lang opnieuw is gepolitiseerd. Rond de Holocaust is er een zeer instrumenteel beleid ontwikkeld, met veel herinneringseducatie. Na de Zwarte Zondag in 1991 besloot men onze jongeren bij duizenden Auschwitz, Breendonk of Kazerne Dossin te laten bezoeken. Dan zouden ze allemaal antiracisten worden en nooit meer op antidemocratische partijen stemmen. Die aanpak heeft dus niet gewerkt. Begrijpelijk: als je wilt vermijden dat er opnieuw een dictatuur komt die zich bedient van een gedachtepolitie, doe je dat bij voorkeur níét door eenzijdig van bovenaf morele lessen op te leggen.
Wat moeten we dan wel doen?
Wouters: Ik ben voor een onderwijs dat opnieuw oog heeft voor historische context en kennisoverdracht. Kennis van het verleden leidt jongeren op tot burgers die zelf durven denken en aangereikte feiten en gegevens met kritische blik onderzoeken. Dat is een veel beter middel om ons democratisch weefsel te versterken dan moralistisch geïnspireerde bezoekjes aan een concentratiekamp.
Een rechter heeft Kamerlid en Schild & Vrienden-stichter Dries Van Langenhove gestraft met een verplicht bezoek aan Kazerne Dossin.
Wouters: Die straf is wellicht met de beste bedoelingen uitgesproken, maar het is een zeer naïeve kijk op hoe je geschiedenis zou kunnen gebruiken om iemand op te voeden tot democraat.
De regering-Jambon wil de geschiedenis ook bijsturen door een Vlaamse canon op te stellen en een Museum voor de Vlaamse geschiedenis te bouwen.
Wouters: De canon is inderdaad het zoveelste voorbeeld van de politieke instrumentalisering van de geschiedenis. Alleen was er een pavlovreactie bij historici om tégen de canon te zijn. Waarom? Dat voorstel ligt toch in de lijn van wat al twintig jaar gebeurt? Ik vind een canon uiteraard geen goed idee, maar de reactie erop leek me behoorlijk overtrokken. Als het initiatief er komt, moeten wij historici meewerken aan het opstellen van die lijst.
Nederland heeft in 2006 zo’n canon samengesteld. Dit jaar eiste de nieuwe minister van Cultuur aanpassingen aan de lijst.
Wouters: In Nederland gaan ze inderdaad nog verder met het onder druk zetten van historici. Er mag blijkbaar zelfs niet meer vrijuit geschreven en gesproken worden over de Gouden Eeuw en de slavenhandel. Historici krijgen zowaar het verwijt dat ze te veel proberen te weten en te begrijpen: voor de motieven van ‘daders’ moeten we niet te veel begrip willen opbrengen, toch’? Een aantal vragen mag je blijkbaar niet meer stellen, want dan ben je ‘immoreel’. Daar wil ik een vuist tegen maken. Nogmaals: ik pas voor geschiedschrijving als een vorm van moreel opstel waarin de historische feiten en de geschiedkundige context naar de marge worden geduwd.
Ook in België zullen historici de volgende twintig, dertig jaar veel meer aandacht hebben voor het koloniale verleden. We kunnen dus maar beter nu al krijtlijnen trekken en afspreken dat er in het vrije academische onderzoek geen morele a priori’s mogen zijn. Anders hoeven we niet eens te beginnen aan dat onderzoek van het koloniale verleden. Waarom zouden we al die archieven nog doorploegen, alleen om uitgescholden te worden voor neokolonialen of zelfs racisten?
Anders dan in België bestaat er in Nederland een soort ‘nationale geschiedenis’, ook over de Tweede Wereldoorlog. Wijlen Loe de Jong, de auteur van het 12-delige standaardwerk Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, was zowat de officiële geschiedschrijver des vaderlands.
Wouters: Het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) werd opgericht de dag na de bevrijding van Nederland. Bij ons wilden de politieke partijen in 1945 de Tweede Wereldoorlog zo snel mogelijk vergeten. Geloof het of niet: men wilde die pagina omslaan en doen alsof de Tweede Wereldoorlog nooit had plaatsgevonden.
Pas in 1967 werd in Brussel het Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog opgericht, de voorloper van het Cegesoma. De archieven moesten dringend worden verzameld, ook die van oorlogsmisdadigers. Op dat moment was het eigenlijk al te laat. Na een groot collectief conflict als een oorlog moet men zo snel mogelijk de basisinformatie centraal verzamelen en veiligstellen. Dat is bijvoorbeeld na de Duitse eenmaking gebeurd met de Stasi-archieven. In België is dat niet gebeurd, ook bij latere gebeurtenissen niet. Zo zijn na de eenmaking van de politie veel oude archieven zoek geraakt. Archiefontsluiting is in België nog altijd kind van de rekening.
In de jaren vijftig en zestig had elke zuil en elke ideologische stroming in dit land zijn eigen geschiedenis ontwikkeld. De beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog was dus al vastgelegd, terwijl het historisch onderzoek nog moest beginnen. Dat is de reden waarom er nog zo veel clichés over de oorlog leven. Al ligt dat soms ook aan onszelf. Mijn boek over de oorlogsburgemeesters is haast onleesbaar. Ik hoop dat Koen Aerts mij vergeeft, maar zijn doctoraat over de nawerking van de repressie is dat ook. Alleen is zijn onderzoek bijzonder relevant. Koen toont onweerlegbaar aan dat de zwaarst veroordeelde collaborateurs in de praktijk veel minder streng zijn bestraft dan lijkt uit de tekst van de vonnissen. Maar dat inzicht is in Vlaanderen amper doorgedrongen.
‘De idealistische collaborateur’ is nog altijd het beeld dat in brede kringen leeft.
Wouters: Welja. Iemand als Bart Maddens kan vandaag opnieuw doodleuk zeggen dat ‘collaborateurs eigenlijk goede Vlamingen waren die door de Duitsers werden misleid’ en door de anti-Vlaamse repressie zijn gestraft. Dan zie je toch dat die oude beeldvorming en het ‘eigen gelijk’ nooit echt zijn weggeweest, ondanks decennialang academisch onderzoek.
Maddens is hoogleraar aan de faculteit politieke wetenschappen van de KU Leuven.
Wouters: Vanaf de jaren zestig wilden historici bewijzen dat ze au-dessus de la mêlée stonden en niet meer aan het handje liepen van partijen, politici, zuilen of bewegingen. Daardoor ontstond zelfs een soort consensus onder Belgische historici, die heeft geduurd tot de jaren negentig, zeg maar: tot de generatie van Bruno De Wever. Historici hebben nog altijd niet de gewoonte om echt te discussiëren. Onze academische cultuur is te veel een consensuscultuur gebleven. We moeten weer scherper voor elkaar durven te zijn. De meeste van onze studies en boeken bereiken een veel te beperkte kring, ook omdat er zo weinig debat over de inhoud is.
Iemand als Bart Maddens kan vandaag opnieuw doodleuk zeggen dat ‘collaborateurs eigenlijk goede Vlamingen waren die door de Duitsers werden misleid.
Samen met een aantal collega’s schreven we in 2007 in opdracht van de Senaat Gewillig België, een kanjer van een boek van meer dan duizend pagina’s over de Jodenvervolging. Het bevat een schat aan informatie en zit vol nieuwe inzichten, maar niemand leest zo’n studie. En helaas lijkt geen enkele tv-zender nog bereid daarvan een documentaire te maken. Op tv moet het altijd over ‘vandaag’ gaan. Ook zogenaamde historische programma’s moeten antwoord bieden op vragen van nu, het moet over gewone mensen gaan, en zeker niet over de economie of over het bestuur van tachtig jaar geleden.
In alle eindejaarslijstjes was er heel wat waardering voor Kinderen van de collaboratie en Kinderen van het verzet. U kunt de impact daarvan toch niet onderschatten?
Wouters: Natuurlijk is met die reeksen fantastisch werk geleverd, en Koen Aerts heeft voor een uitstekende wetenschappelijke begeleiding gezorgd. Toch blijf ik erbij: ‘Kinderen van’ gaat níét over geschiedenis. Het zijn getuigenissen van mensen die vertellen hoe ze het verleden hebben beleefd. Het gaat over emoties, over hun persoonlijke omgang met het verleden. Zuiver historische documentaires over het verzet, de collaboratie of de koningskwestie zijn haast niet meer mogelijk. Straks komen ‘de kinderen van de Holocaust’, maar een degelijke reeks over de Jodenvervolging is er niet. Dat is het fundamentele verschil met de tv-reeksen van Maurice De Wilde in de jaren tachtig. Met alle kritiek die op zijn aanpak en zijn historische methode te maken is, De Wilde was uniek omdat hij cutting edge nieuw historisch onderzoek op de beeldbuis gooide en miljoenen Vlamingen met zijn bevindingen confronteerde. Dat krijg je vandaag aan Canvas niet meer verkocht.
Is de minimale slagkracht van de Belgische historici ook een zaak van te weinig middelen?
Wouters: Natuurlijk. In ons land beschikt het historisch onderzoek en vooral de archiefontsluiting over uitermate bescheiden budgetten. Er ligt nog kilometers aan archieven te wachten op digitalisering. Maar daarvoor hebben wij de mensen en de middelen niet, en dus gaat het allemaal veel te traag. Als ik dan zie hoeveel geld er bij ’75 jaar Bevrijding’ voorhanden was voor klank- en lichtspelen en historische optochten en reenactments, dan vraag ik me af wat eigenlijk belangrijk is. Ik heb niets tegen die feesten. Maar slechts een paar procenten van dat geld zou het onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog voor de volgende tien jaar een geweldige boost hebben gegeven. Had men bij wijze van spreken vorig jaar één tank geschrapt uit een van die herdenkingsstoeten, dan was er geld voor het echte historisch onderzoek.
Indien u meer geld had, in welk onderzoek zou u dan investeren?
Wouters: Veel boeken wachten om geschreven te worden. Er is nog geen wetenschappelijk overzichtswerk over het verzet in Vlaanderen, geen standaardwerk over de Duitse bezetter, geen sociale geschiedenis van de oorlogsjaren. We hebben nog altijd geen goed, omvattend basiswerk over de koloniale geschiedenis van Congo. We weten ook nog altijd niet precies wie onder de Duitse bezetting de verplichte tewerkgestelden waren: boeren, jongeren of arbeiders? Hetzelfde geldt voor politieke gevangenen en krijgsgevangenen. We werken ook nog vaak met ‘gangbare cijfers’ die in de historische literatuur voortdurend terugkeren, maar waarvan niemand weet of ze juist zijn. Ook dat moet dringend onderzocht. Vandaar dat ik het spijtig vind dat er nog elke week boeken verschijnen over de Tweede Wereldoorlog die vaak een herhaling zijn van andere boeken.
Voor de vuist weg: Ik ontsnapte uit Auschwitz, Vrijwillig naar Auschwitz, Auschwitz 13917: hoe ik de concentratiekampen overleefde, De apotheker van Auschwitz, De bibliothecaresse van Auschwitz, De tatoeëerder van Auschwitz…
Wouters:(glimlacht) U mag hier eigenlijk niet om lachen. Natuurlijk, het is niet slecht dat er voor dit onderwerp aandacht bestaat. Voor mij mag die spektakelmusical van Studio 100 over de Tweede Wereldoorlog best 650.000 mensen trekken. Alleen blijven essentiële historische werven braak liggen omdat daarvoor geen geld is. Soms bekruipt me het gevoel dat Vlaanderen niet zit te wachten op historici die hun rol willen spelen. Bruno De Wever en ik zeggen al vijf jaar dat we dat werk over het verzet in Vlaanderen gaan schrijven. Maar het komt er maar niet van. We hebben allebei zo veel werk dat het schrijven van boeken een bezigheid is voor onze vrije tijd. Ik wil niet klagen. Ik schrijf in de trein, daar ben ik intussen bedreven in. Maar het blijft hobbyisme, rommelen in de marge.
Nico Wouters en André Gantman debatteren met Jan Leyers in de eerste aflevering van Nachtwacht (Canvas) op zaterdag 1 februari.
Nico Wouters
– 1972Geboren in Essen
– 2004 Doctor in de geschiedenis (UGent)
– 2004-2006Onderzoeker CegeSoma
– 2006-2011Erfgoedbeleidscoördinator Mechelen
– 2011-2017 Hoofd Onderzoek CegeSoma
– 2017-heden Hoofd CegeSoma
– 2014-hedenGastprofessor Universiteit Gent
– 2015-heden Honorary Fellow University Kent
– Was (co-) auteur of editor van boeken als: Oorlogsburgemeesters (2004), De Führerstaat (2007), Gewillig België (2007), Transitional Justice and Memory in Europe (2014), Nations, Identities and the First World War (2018)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier