Historicus Michael Pye over de gloriejaren van ’t Stad: ‘In Antwerpen hadden ze geen tijd voor oorlog’
Met Antwerpen, de gloriejaren heeft de Britse auteur en historicus Michael Pye een bravourestuk afgeleverd. Door de ogen van raak gekozen personages brengt Pye het zinderende maar bloedlinke Antwerpen van de zestiende eeuw tot leven, een tijd waarin de stad op financieel, artistiek en intellectueel vlak haar gelijke niet kende.
Michael Pye voert het zelf aan in zijn boek: het is moeilijk om de contouren van de Gouden Eeuw af te bakenen, maar ze duurde zeker geen eeuw. Je zou de teller op nul kunnen zetten in 1501, toen de eerste Portugese schepen met specerijen en goud uit de koloniën aanmeerden. 1585 – wanneer de Spaanse Habsburgers na jaren van religieuze turbulenties weer definitief de macht grepen – is een duidelijk eindpunt, want dan sloten de Noord-Nederlanders de Schelde af en bloedde de handel waarop de stad haar faam en fortuin had uitgebouwd dood. Maar in de tussentijd was Antwerpen een mercantiel powerhouse, volgens Pye enkel te vergelijken met achttiende-eeuws Parijs en negentiende-eeuws New York.
Vrouwen waren ook in Antwerpen tweederangsburgers, maar ze hadden er wel veel te zeggen.
Pye sloot zich zes jaar lang op in archieven in uiteenlopende steden als Sevilla, Venetië en natuurlijk Antwerpen zelf. Hij kamde duizenden archiefstukken uit: brieven, wetteksten en diplomatieke nota’s. Hij beperkte zich niet tot de officiële lijn, maar boog zich ook over de droedels die verveelde ambtenaren en magistraten in de kantlijn noteerden.
Wat brengt een Engelsman tot zulk monnikenwerk, bovendien over een stad die – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Brugge en Gent – maar weinig passies opwekt in het buitenland?
MICHAEL PYE: O, maar vergis je niet: ongeveer alles wat de Engelsen in de zestiende eeuw in Europa uitrichtten, verliep via Antwerpen. We verkochten er onze wol, leenden er geld en kochten er wapens, de alfa en omega van die tijd dus. (lacht) Maar de concrete aanleiding voor Antwerpen is simpel: mijn vorige boek, Aan de rand van de wereld, eindigde toen de macht verschoof van het platteland naar de stad. En wat was de stad waar ik maar bleef terugkeren? Antwerpen. Omdat het dé draaischijf van de wereld was. Op dat moment dacht iedereen er zo over, op de Chinezen na. Ambassadeurs schreven het in brieven aan hun thuisland: ‘Híér gebeurt het, hier moet je zijn.’ Maar het verhaal van Antwerpen was weinig bekend, dat leek me een mooi uitgangspunt voor een boek. Er zijn prachtige verhalen over ontdekkingsreizigers die het Zuid-Amerikaanse regenwoud binnendringen op zoek naar de vergeten beschaving van whatever. Als Engelsman kun je simpelweg op de Eurostar stappen om op zoek te gaan naar zo’n vergeten stad.
Al lang voor Antwerpen een stad van betekenis werd, haalden Gent en zeker Brugge de bovenhand in onze contreien als handelscentrum.
PYE: (knikt) Brugge was onaantastbaar. Maar daar kwam verandering in toen kooplieden zich plots realiseerden dat het nabijgelegen Antwerpen in Brabant lag. (lacht) En dus niet in Vlaanderen, waar de gilden veel invloed hadden. In Antwerpen was veel minder concurrentie en amper regelgeving. Je hoefde er je vracht zelfs niet uit te laden, het volstond dat je verklaarde wat je aan land bracht. De jaarmarkten – twee keer per jaar – hebben ook een belangrijke rol gespeeld: waar zo veel mensen bijeenkomen, is het makkelijk zakendoen.
Brugge maakte het zichzelf ook knap lastig. Het zocht ruzie met de verkeerde, machtige mensen. Maximiliaan, bijvoorbeeld, de latere keizer van Oostenrijk. Die hadden ze na een dispuut opgesloten in een voortreffelijke woonst met uitzicht op de markt. Maximiliaan kon zo zien hoe de Bruggelingen meerdere van zijn getrouwen executeerden. Het spreekt dat Maximiliaan niet hoog opliep met Vlaanderen, en meermaals kooplieden opriep om naar Antwerpen uit te vlaggen.
Maar de basis van alles was zand. Brugge was verbonden met de Noordzee door het Zwin, toen nog een zeearm. Maar toen die begon te verzanden, konden grote schepen Brugge moeilijker bereiken. Antwerpen lag verder van de zee, maar door de getijden was de stad gemakkelijk bereikbaar. Bij hoogtij dreven de schepen vanzelf tot aan de dokken. Via de Rijn lagen de Alpen bij manier van spreken om de hoek. Al met al was Antwerpen gewoon de meest logische bestemming voor bijvoorbeeld de Portugezen, die hun specerijen, goud en diamant uit hun koloniën wilden slijten. Zo werd Antwerpen een magneet voor kooplieden.
En op een plek waar veel deals worden gesloten, ontstaat al snel behoefte aan geld, en dus banken.
PYE: ‘Banken’ zou een anachronisme zijn, maar er ontwikkelt zich een handel in geld, en die business blijft groeien. De financiële instellingen van Firenze en Lucca leken wellicht meer op de banken die wij kennen, maar dit is weer iets waar Antwerpen te weinig krediet voor krijgt. Het volstaat om te gaan kijken wie zijn hoofdkwartier had in Antwerpen. De Portugese familie Mendes runde er bijvoorbeeld de belangrijkste handelsbank uit de tijd. De Portugese koning heeft alles uit de kast gehaald om hen in Portugal te houden. Dat ze hun tenten niettemin in Antwerpen opsloegen, bewijst dat de stad het kloppend hart was van het financiële verkeer in Europa. Je kunt de Mendessen vergelijken met de Barings of de Rothschilds uit de negentiende eeuw. Op sommige manieren was het huis Mendes nog dominanter, omdat ze politieke invloed hadden, door zorgvuldig af te wegen aan wie ze geld leenden en aan wie niet. Als Doña Gracia – want het was een vrouw die aan het hoofd stond – na vele jaren Antwerpen ontvlucht, maakt ze een omweg via Lyon, waar ze geld ging lenen aan de koning van Frankrijk, de aartsvijand van de Habsburgsers voor wie ze op de vlucht was.
Wat ik me de hele tijd afvroeg: zou je kunnen zeggen dat de wieg van het financiële kapitalisme in Antwerpen staat?
PYE: (kreunt) U hebt misschien gemerkt dat ik één woord angstvallig heb vermeden in mijn boek?
Het woord ‘kapitalisme’ valt niet één keer: precies daarom moest ik er zo vaak aan denken.
PYE: Ik heb dat woord bewust niet gebruikt, omdat ik de lezer wilde onderdompelen in het Antwerpen van die tijd: een abstracte discussie over de oorsprong van het kapitalisme zou dat in de weg staan.
Via een omweg schrijft u er wél over, met het bijzondere verhaal van Gaspar Ducci.
PYE: Of Dowche, zoals de Engelsen hem noemden (Dowche is oud Engels voor een achterlijk iemand, nvdr). Een buitengewoon lastig heerschap.
Het is niet vanzelfsprekend dat je bij het woord ‘waarde’ altijd meteen aan de geldelijke waarde denkt. Vroeger had het woord in de eerste plaats een spirituele en esthetische connotatie. Dat is veranderd in Antwerpen, en wel door toedoen van Ducci. Hij was vertegenwoordiger van een Italiaans handelshuis, maar legde zich al snel toe op de geldmarkt. Hij kocht geld zoals anderen laken kochten. Door hem is geld een handelswaar geworden, met eigen regels, loyaliteiten en aspiraties. Dankzij hem kwam er zelfs een extra verdieping op het beursgebouw, voor de handel in financiële producten.
In 1540 overspeelde Ducci zijn hand. Hij is er toen in geslaagd om alle geld, zilver en goud dat in Antwerpen circuleerde op te kopen. Wat mensen vaak niet begrijpen over de 16e eeuw is dat de prijzen van goederen en de waarde van munten afhankelijk waren van hoeveel geld er was op de plek waar je je bevond. Als er oorlog was, viel de toevoer van geld stil. Op zo’n moment heeft Ducci toegeslagen. Maar het is hem duur te staan gekomen: hij werd verbannen van de beurs. Tot hij daar plots weer stond, als kredietmakelaar van Keizer Karel, voor wie hij overigens ook belastingen inde. Op hetzelfde moment leende hij ook geld aan de Franse koning, die zo zijn oorlogen tegen Keizer Karel financierde. Hij had niet veel scrupules. (lacht) Maar zo is hij dus wel de eerste die alles herleidde in termen van geld, tot op een abstract niveau.
De familie Mendes waar u net over sprak, stamde uit een oud geslacht van Joodse Portugezen. Het is geen toeval dat ze hun weg vonden naar Antwerpen.
PYE: De familie Mendes heeft zich in Antwerpen gevestigd toen de inquisitie ook in Portugal toesloeg. Lange tijd was er een sluitend bewijs nodig voor de vervolging van vermeende Joden, maar vanaf een zeker moment volstond een gerucht. Een buur of zakenrivaal met een slecht humeur was voldoende om in de problemen te komen.
U schrijft dat het Antwerpen van die tijd een tolerante stad was. Niet alleen Joden vonden er een veilig onderkomen. Ook lutheranen en calvinisten – ‘ketters’ volgens de Habsburgers – waren er welkom.
PYE: Ik zou niet zeggen dat ze welkom waren: ze wáren er en ze werden met rust gelaten. Vergis je niet, Antwerpen was een diepgelovige stad. Iedereen nam deel aan de machinerie, de show en de processies. Het – heel eerbare – verschil met andere plekken was dat ze in Antwerpen godsdienst geen goede reden vonden voor oorlog of bloedvergieten. Mensen hadden er gewoon geen tijd voor. Antwerpen gaf niet om afkomst of geloof, het enige wat telde, was: valt er iets te verdienen?
Dat maakte van de stad een wonderlijke plaats, maar ook een plaats die mensen verwarde. Ik geef in het boek het voorbeeld van Damiao de Góis, secretaris van het Casa de India, het Portugese koninklijke handelsbedrijf. De Góis was opgeleid aan het hof en dus heel erg strikt in de katholieke leer. Toen hij naar Antwerpen kwam, trok hij binnen de kortste keren op met Joden en lutheranen. Hij woonde een preek van Luther bij en nuttigde nadien een maaltijd met de man. De Góis trekt zelfs naar Brussel om protest aan te tekenen tegen de vervolging van een man van wie hij zeker weet dat hij een praktiserende Jood is.
Antwerpen stond als Brabantse stad onder het bewind van de Habsburgers, die in Madrid hof hielden. Keizer Karel was notoir vroom, zijn zoon Filips was mogelijk nog erger. Maar de Antwerpenaren leken zich niet te storen aan die lui.
PYE: Als Keizer Karel beval dat iedereen die de verkeerde religieuze boeken uitgaf op de brandstapel moest, reageerden de lokale overheden lauwtjes: ‘Nee, dat gaan we niet doen.’ In de plaats werden die mensen verbannen, naar een plek op één kilometer buiten de stadsmuren. (lacht) En om zaken te doen, mochten ze gewoon de stad binnen.
Maar hoe kwam Antwerpen daarmee weg?
PYE: Door het geld. De Habsburgers voerden graag oorlog en moesten die oorlogen financieren, ze hadden Antwerpen dus nodig. In de jaren 1540 beslisten ze zelfs dat kredietbrieven alleen maar gehonoreerd konden worden op de Antwerpse beurs. Zo erkenden ze de facto Antwerpen als financieel centrum van de christelijke wereld.
Antwerpen onderscheidde zich op wel meer manieren: vrouwen bekleedden een bijzondere plaats in de stad.
PYE: Ik citeer in het boek uit de brieven van Giovanni Zorcha, een twintigjarige Venetiaan die de erg formele setting van zijn thuisstad had ingeruild voor Antwerpen. In zijn brieven naar huis schrijft hij opgewonden dat de Antwerpse meisjes niet alleen met hem mogen praten tijdens het diner, maar hem achteraf ook nog eens kussen! Hij wist zich geen raad met zijn opwinding.
Vrouwen waren ook in Antwerpen tweederangsburgers, maar voor tweederangsburgers hadden ze veel te zeggen. Ze konden chirurg worden en verzekeringskantoren runnen. Ze lieten zich op geen enkel vlak onbetuigd. Een Venetiaanse ambassadeur schreef: ‘In Antwerpen bezat iedereen zich elke dag, en vaak zijn de vrouwen net zo erg als de mannen.’ Maar later schreef hij dat de mannen zó vaak dronken waren, ‘dat het bedrijf dan aan de vrouwen wordt overgelaten’. Ook de huwelijksgewoonten waren anders: bruidsschatten bestonden amper, vaders probeerden hun dochters niet af te schermen van het échte leven. De rol van de vrouwen maakte Antwerpen zo fundamenteel anders dan eender welke andere stad in de wereld. Ik kan het niet uitleggen, maar het is een buitengewoon cultureel fenomeen. Ik beschrijf in het boek een beeld dat me erg dierbaar is: het zelfportret van Catharina Van Hemessen. Het oudste gesigneerde zelfportret van een vrouw in de kunstgeschiedenis. Vrouwen mochten feitelijk geen lid zijn van de gilde, en ze werden helemaal niet verondersteld om zichzelf te portretteren. Is het een daad van verzet? Ik denk graag van wel.
Antwerpen was een land of opportunities, waar je fortuin kon maken. Maar het was ook een roerige havenstad, waar je je hachje riskeerde. Geweld was alomtegenwoordig.
PYE: O ja, veel meer dan wij zouden denken. Je kunt het al afleiden uit het verschroeiende tempo waarin het stadsbestuur wetten uitvaardigde, genre: ‘Vanaf heden mag men slechts één wapen dragen op straat.’ (lacht)
Ik keer nog eens terug naar Gaspar Ducci. Hij hield altijd rekening met geweld, vroeg zich altijd af welke concurrent het nu weer op hem gemunt had. Een geval van projectie, want hij bestelde zelf de moord op collega-speculant Gilbert Van Schoonbeke. Die overleefde een aanslag op de trappen van de beurs, maar het toont dat geweld erbij hoorde. De dood tout court: de stad werd geregeld getroffen door de pest. En ook vuur was een te duchten risico, omdat zo veel gebouwen uit hout waren opgetrokken en de daken uit riet. Op geregelde momenten gingen delen van de stad in de vlammen op. Het stadsbestuur probeerde daar iets aan te doen met nieuwe bouwvoorschriften, maar daar trok de Antwerpenaar zich naar goede gewoonte niet veel van aan.
Het is bijzonder dat het wanordelijke, eigenzinnige Antwerpen tegelijk het toneel was van hoge wetenschappelijke en intellectuele ambities.
PYE: Je had er een klasse die nergens anders bestond: de koopman-geleerde. Kennis was in Antwerpen evenveel waard als geld. Er werd op een heel pragmatische manier omgesprongen met die kennis. Syfilis deed de ronde, en iedereen had wel eens horen waaien dat sarsaparilla een goede remedie was, maar je moest in Antwerpen zijn voor de artsen die wisten hoe dat dan echt werkte. In Antwerpen werd boekenwijsheid omgezet in praktische kennis. De stad was een draaischijf voor nieuwe ideeën. En dus was het een geliefde bestemming voor artsen, wetenschappers en denkers.
Het is geen toeval dat Thomas More Utopia in Antwerpen schreef. Het is nog significanter dat Utopia zich ook afspeelt in Antwerpen. Eigenlijk had More daar geen goede reden voor: het boek is uitgegeven in Leuven. More koos voor Antwerpen omdat de stad de draaischijf was van kennis, ideeën en verhalen.
Een deel van deze geschiedenis is beter bekend: de rol die Antwerpen speelde in de verspreiding van de boekdrukkunst.
PYE: Dat is ook weer het gevolg van een aantal factoren. Je raakte er om te beginnen makkelijk aan papier. Er waren veel buitenlanders, je moest drukken in verschillende talen, waardoor de markt groter was. Maar de Antwerpse drukkerijen werkten ook anders, op semi-industriële schaal, met drukkers die in shiften werkten. Maar de belangrijkste drijfveer is wellicht de ongelofelijke mix van nationaliteiten, waardoor gemakkelijk nieuwe ideeën ontstonden, door de botsing van kennis uit alle uithoeken van de wereld.
U voert in uw boek trouwens aan dat dat superdiverse Antwerpen model stond voor Pieter Bruegels Toren van Babel.
PYE: Het zou best kunnen. Er zijn namelijk grote verschillen tussen de eerste versie, die hij in Antwerpen schilderde, en de tweede, Brusselse versie. Op het eerste schilderij beeldt Bruegel koning Nimrod af, de legendarische tiran. Hij ziet er wat onbeduidend uit en kijkt weg van de toren, een beetje zoals Keizer Karel die geen vat kreeg op Antwerpen. Op het Brusselse schilderij is geen spoor meer van Nimrod, en dat lijkt me niet onverstandig, in de nabijheid van het hof.
De Antwerpse versie is ook veel chaotischer dan de Brusselse. Als je er lang naar kijkt, kun je de stad herkennen in die gemetselde taart. Hijskranen en ladders, overal is bedrijvigheid en verwarring.
Met welke hedendaagse stad zou u zestiende-eeuws Antwerpen vergelijken?
PYE: Met geen enkele stad van vandaag, maar wel met het Parijs van de negentiende eeuw of het New York van de twintigste eeuw. Antwerpen was óók een wereldstad, het enige verschil is de schaal.
Hoe goed kent u het Antwerpen van vandaag?
PYE: Dat weet ik eigenlijk niet. Heb ik talloze keren door de stad gewandeld en aandachtig om me heen gekeken? Absoluut. Heb ik wekenlang archieven doorploegd? Zeker. Met een erg fijne kam? Mogelijk. Maar ik denk niet dat ik de stad echt ken. Ik heb mezelf verplicht om er afstand van te nemen. De vergaderzalen in het Vleeshuis en de kelders van het Brouwershuis zijn geen probleem. Maar op de Meir zou ik afgeleid kunnen worden door de vorm van de straat, die veranderd is. Als ik me te veel aan de stad van vandaag bind, zou mijn beeld van de stad in de zestiende eeuw kunnen vervormen.
De stad die we vandaag kunnen bezoeken en bezichtigen, heeft nog maar weinig te maken met de stad van uw boek.
PYE: De magnifieke barokke façades en héél katholieke kerken negeren de roemrijke periode waar ik over schrijf totaal. Ze verbergen ze zelfs. De kathedraal staat er nog en je kunt nog altijd fraaie gevels van gildenhuizen bekijken, maar de sporen van de Portugese Joden, de lutheranen en calvinisten zijn zorgvuldig uitgewist. Echo’s van de tijd dat de stad zich verzette tegen de Habsburgers zijn er amper. Een immense prestatie van de Habsburgers, dat moet je ze nageven.
De Habsburgers grepen in 1585 definitief de macht in Antwerpen: de val van Antwerpen was het sluitstuk van een lange periode van onrust. In 1567 trok de Beeldenstorm door de stad. Dan kreeg ze de inquisitie en de hertog van Alba op haar dak, met alle bloedvergieten van dien. Daarna volgde een calvinistisch bewind, tot de Spanjaarden terugkwamen. Het is ironisch dat het ooit zo tolerante Antwerpen op de knieën ging door religieuze twisten.
PYE: Ik zou het eerder tragisch dan ironisch noemen dat die fenomenale stad, die altijd gekozen had voor discretie en compromis, uiteindelijk ten onder is gegaan door haar eigen grootste deugd. Ik denk dat het lot van de stad bezegeld was toen de Spanjaarden troepen naar Antwerpen stuurden om protestanten op betere gedachten te brengen. Van dan af was de hoop vervlogen dat de stad religieuze verschillen kon blijven negeren.
Is het niet wrang dat veel inwoners van die ooit zo verdraagzame stad stemmen voor partijen met een antimigratieagenda?
PYE: Een van de eerste stukken die ik in de oertijd als journalist schreef, ging over de steile opkomst van het Vlaams Blok in Antwerpen. Het contrast is groot, ja, maar het bewijst ook mijn punt: die tolerantie van indertijd was niet ingegeven door ideologie, het was een pragmatische keuze om geen bloed te vergieten over bepaalde dingen omdat men te druk bezig was.
Lang voor 1585 lieten mensen de stad al achter zich, omdat politieke en religieuze onrust niet goed zijn voor zaken. En die zaken waren het fundament van de stad. De Schelde was geblokkeerd, door de oorlog waren de handelsroutes over land niet betrouwbaar. Antwerpen overkwam wat Brugge eerder was overkomen: oorlog en politiek maakten een einde aan haar bloei. In een dolgedraaide wereld blijft niemand overeind – hoe verstandig en verdraagzaam je ook bent.
Michael Pye
– Geboren in 1946, groeit op op het Engelse platteland
– Studeert geschiedenis aan Oxford University
Laat een academische carrière schieten voor de journalistiek
– Gaat in 1971 voor The Sunday Times werken
– Trekt in 1980 naar New York, waar hij schrijft voor onder meer Esquire en The New York Times
– Publiceert een tiental boeken, zowel non-fictie als romans
– In 2004 wordt zijn roman Taking Lives verfilmd, met Angelina Jolie in de hoofdrol
– Publiceert in 2015 Aan de rand van de wereld, over het leven op en rond de Noordzee tijdens de middeleeuwen, dat een wereldwijde bestseller wordt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier