Het Woord Gods voor iedereen De Statenbijbel
Eén van de belangrijkste resultaten van de Nationale Synode in Dordrecht, die 400 jaar geleden werd gehouden en op 29 mei 1619 werd afgesloten, is het besluit om de Bijbel vanuit de bronnen in zijn geheel te vertalen. Een werk van jaren, met als resultaat de Statenbijbel. Een boek dat van enorme invloed is geweest op de Nederlandse taal en cultuur.
Op dinsdag 13 november 1618 is het druk rondom de Grote Kerk van Dordrecht. Een deftig gezelschap in zwarte toga’s en witte kragen komt bijeen voor het begin van de Nationale Synode. Het is een onrustig jaar geweest. Weliswaar is er een bestand in de langdurige oorlog met Spanje, maar tussen de gereformeerden is een strijd ontstaan die tot een scheuring dreigt te leiden. De strakke leer van de predestinatie wordt ontkracht door de remonstranten, die pleiten voor een meer verdraagzame vorm van het calvinisme. Het is een angstige tijd. De pest steekt weer de kop op. Vanaf 9 november van dat jaar verschijnt bovendien een grote komeet aan de hemel, door velen gezien als teken van naderend onheil. Op het strand is een grote walvis aangespoeld, wat eveneens wordt beschouwd als een slecht voorteken.
De Synode vond plaats in de bovenzaal van de in 1858 gesloopte Kloveniersdoelen in Dordrecht, waar de vergaderingen werden bijgewoond door theologen uit het hele land, maar ook door stemgerechtigde waarnemers uit Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. De voertaal was Latijn, de vergaderingen waren openbaar en veel Dordtenaren en lui van buiten de stad maakten een tripje naar de Doelen om al die knappe koppen eens van nabij te zien.
De vergaderingen werden geleid door de rechtzinnige dominee Johannes Bogerman. Hij begon met het uitschakelen van de remonstranten die hun twijfels hadden over de predestinatie, de genadeleer. Zo moest ds. Dominicus Sapma, predikant te Hoorn, zich verantwoorden.
Dominee als vrouw ontsnapt
Hij zou niet zuiver genoeg zijn in de leer. Tijdens zijn verblijf in Dordrecht werd zijn huis in Hoorn alvast ontruimd, voor de komst van een nieuwe predikant. Zijn hoogzwangere vrouw kwam op straat te staan en schreef in paniek een brief aan haar man. Die wilde direct naar huis, maar kreeg daarvoor geen toestemming. Hij negeerde het verbod en reisde per schip naar Hoorn, om kort daarna te worden verbannen. Hij, zijn vrouw en hun pasgeboren kind werden de stad uitgewerkt, wat tot rellen en veel geweld leidde. Zwitserse huursoldaten kregen bevel om met scherp te schieten, waarbij zeven doden en veertig gewonden vielen. Sapma vertrok naar het zuiden, maar hij bleef overal in het land in het geheim preken. In Amsterdam zag een vrouw uit Hoorn hem lopen. ‘Daar gaat Sapma, die ons getrouwd heeft’, schreeuwde ze tegen haar man. Er werd kabaal gemaakt en Sapma werd naar het tuchthuis aan de Heiligeweg gebracht. Daar zocht zijn vrouw hem op. Het paar zag kans om snel van kleding te wisselen en zo kon Sapma tegen de avond in vrouwenkleding vertrekken.
Kanttekeningen, uitleg, verwijzingen
Eén van de belangrijkste besluiten van de Synode was de opdracht voor een vertaling van de Bijbel. Niet door gebruik te maken van eerder vertaalde fragmenten of het werk van Maarten Luther, maar door te werken vanuit de grondteksten in het Hebreeuws, Aramees en Grieks. Het werk zou in Leiden plaatsvinden. Na veel beknibbelen besloten de Staten-Generaal voor de kosten op te draaien en in mei 1625 kon dan eindelijk het karwei ter hand worden genomen. Er werd eindeloos gedelibereerd over zaken als de naam Jehova, uiteindelijk werd dat ‘Heere’. Ook de taalverschillen tussen de regio’s moesten zoveel mogelijk gelijkgeschakeld worden. Het zat de mannen niet mee. Af en toe werd één van de vertalers ziek, of iemand overleed en dan moest er een vervanger worden gezocht. Bovendien brak opnieuw de pest uit en stierven veel Leidenaren, maar de vertalers bleven wonderwel gespaard en eindelijk kon men in 1635 met drukken beginnen. De vertalers waren het erover eens, dat de tekst moest worden voorzien van kanttekeningen met uitleg en verwijzingen naar andere delen van de Bijbel. Dat betekende een ingewikkelde bladspiegel, waarvoor een kundige drukker uit Amsterdam werd benaderd. Helaas was het een uiterst strenge winter en kon de man pas na een half jaar met zijn gezin overkomen. Tot overmaat van ramp was er op dat moment ook nog eens sprake van een grote papierschaarste. Maar op 17 september 1637 kon dan toch een eerste exemplaar, gebonden in een paarsfluwelen band, worden aangeboden aan de Staten-Generaal.
Te elfder ure
Vele drukken volgden, waaronder een rijk geïllustreerde ‘printbijbel’. In menig (gereformeerd) huis was de Statenbijbel eeuwenlang het enige boek. De schutbladen werden dan ook gebruikt om belangrijke familiezaken, zoals geboorte en dood, op te tekenen. Er werd dagelijks uit gelezen, zoals dat vandaag de dag nog steeds in veel gelovige gezinnen gebeurt, zeker de gereformeerde. Men raakte zo vertrouwd met de Bijbel, dat het taalgebruik daarin werd overgenomen in uitdrukkingen zoals ‘een aanfluiting’ (Jer. 19:8), ‘Babylonische spraakverwarring’ (Gen. 11:7-9), ‘een doorn in het oog’ (Num. 33:55), ’te elfder ure’ (Matth. 20:9) of minder bekende zoals ‘een Davidsdeken’, gezegd van een jonge vrouw met een oude man. Voor mensen met een ochtendhumeur is er de tekst Spr. 27:14 ‘Wie zijn naaste ’s morgens op luidruchtige wijze groet, het worde hem als een vloek aangerekend’. De Bijbelverhalen werden zo vertrouwd, dat ze werden afgebeeld op prenten en schilderijen, tegeltjes, gevelstenen en uithangborden.
Nu kan de hele Statenvertaling op internet worden doorzocht. Dat was in het verleden niet mogelijk en daarom begon ds. Abraham Trommius aan zijn concordantie. Een titanenklus. Filosoof en theoloog Abraham Trommius (1633-1719) vestigde zich, na zijn studies in Genéve en Londen van onder meer Hebreeuws, als predikant in Haren. Hij nam de Statenvertaling ter hand en spelde de teksten om alle voorkomende woorden te ordenen. Het verhaal gaat dat zijn vrouw zo genoeg kreeg van een man die altijd maar woordjes zat te verzamelen, dat ze een stapel papier van zijn werktafel rukte en in het haardvuur wierp. Trommius zei zelf dat je een crimineel niet naar het rasphuis moest sturen, maar een concordantie moest laten maken; ‘Maar leg hem op, dat hij ga, Woord-Register maken, Dus sal hij alle soort van straffe telkens smaken.’ De concordantie is nog tot in 1992 herdrukt, maar staat nu ook op internet.
Hijgend hert der jacht ontkomen
Speciale aandacht vroegen de psalmen. Om die te laten aanspreken tot het kerkvolk, moesten ze op melodie worden gezet en berijmd. Melodieën kwamen uit de Joodse tradities om teksten sprekend te zingen en van allerlei componisten zoals Jan Pietersz. Sweelinck en Heinrich Schütz. Petrus Datheen (ca. 1531-ca. 1588) had zich al veel eerder op de berijming geworpen. Recent rees het vermoeden dat hij ook de auteur is van het Wilhelmus. De berijming voldeed tot 1773. Toen kwam in het geheim een gezelschap bijeen in het Mauritshuis om aan een nieuwe berijming te werken. Overal in het land waren groepjes medewerkers aan het dichten, zoals in Amsterdam waar onder meer Lucretia Wilhelmina van Merken meewerkte. Van haar hand waren zeventien psalmen, waaronder het bekende ‘Hijgend hert der jacht ontkomen’ (psalm 42). De nieuwe berijming werd niet zonder slag of stoot aanvaard, zoals Maarten ’t Hart zo mooi heeft beschreven in zijn boek Psalmenoproer.
BEZOEKTIP p>
Het Statenbijbelmuseum in Leerdam, zie www.statenbijbelmuseum.nl p>
Afgelopen p>
Afgelopen 1 februari overleed Ruud Spruit plotseling, een groot verlies voor zijn naasten, een groot gemis voor zijn vrienden, maar ook voor de vele lezers van zijn prachtige verhalen. Ruud Spruit laat een indrukwekkend oeuvre na, getuigend van een fijn gevoel voor publieksvriendelijke geschiedenis en kunst. Het is de wens van de familie om de artikelen die wij nog van hem in petto hebben, te publiceren. (Siebrand Krul) p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier