Het verhaal van Vlaanderen: ‘Wie kritische vragen stelt, is meteen een verzuurde Vlamingenhater’
‘Hier, lees dit eens.’ Voor geschiedenisprofessor Magaly Rodríguez García (KU Leuven) haar kantoor uit stapt voor de fotosessie, duwt ze ons een tekst onder de neus. Het is een blog die haar collega Peter Stabel, historicus aan de Universiteit Antwerpen, zopas heeft gepubliceerd. Stabel vertelt hoe hij vorige zomer een nogal dwingend verzoek kreeg om voortaan ‘op een Vlaams-nationalistische wijze’ te doceren. Zo niet zouden de gevolgen ‘bloederig’ zijn.
‘Ik ben geschokt’, zegt Rodríguez als ze weer aan haar bureau gaat zitten. ‘Maar ook niet compleet verrast. Het is de extreme consequentie van een tendens die al langer bezig is. Er wordt veel gesproken over het gevaar van woke. Maar waar het nauwelijks over gaat, is de intimidatie van academici door radicale nationalisten. Ik kan ervan meespreken. Op Doorbraak.be ben ik als een cultuurmarxiste en linkse activiste weggezet. Ondertussen roept Dries Van Langenhove jonge mensen op om niet naar de universiteit te komen – of toch geen sociale wetenschappen te studeren – omdat die in handen zouden zijn van “de linkse postmodernisten”. Ik heb ook gezien hoe mijn collega Idesbald Goddeeris is aangepakt toen hij enkele kritische aantekeningen had gemaakt bij de werken van Pater Damiaan. Dat was intimidatie en verkettering. Terwijl hij gewoon deed wat een historicus hoort te doen.’
Vlaanderen is niet het eindpunt van een proces dat in de oertijd is gestart.
Professor Stabel legt de link tussen de doodsbedreiging aan zijn adres en het discours over Het verhaal van Vlaanderen en de canon van Vlaanderen.
magaly Rodríguez García: Die doodsbedreiging is natuurlijk buitengewoon extreem, maar in beide gevallen komt het erop neer dat geschiedenis een identitaire agenda moet dienen. Wie daar kritische vragen bij stelt, wordt weggezet als een verzuurde wetenschapper of Vlamingenhater. In het beste geval verwijten ze je jaloezie. Alsof ik kritiek op dat programma zou hebben omdat ik er mijn zegje niet in mag doen. Ze hebben tot drie keer toe mijn medewerking gevraagd.
En evenveel keer hebt u geweigerd?
Rodríguez García: Inderdaad. Al in het prille begin hebben ze me benaderd met de vraag wat ik van het format vond. Ik heb hen gesuggereerd om de titel te veranderen. Daarnaast heb ik ook laten weten dat het format te veel naar oerklassieke geschiedenis rook, naar histoire bataille (de geschiedenis zien als een aaneenschakeling van veldslagen, nvdr). Toen al kon je zien dat het heel teleologisch was opgevat: Vlaanderen als eindpunt van een proces dat al in de oertijd gestart zou zijn. Maar mijn opmerkingen zijn op een koude steen gevallen. Andere collega’s hebben een vergelijkbare kritische stem laten horen.
Helemaal aan het eind heeft het productiehuis me nog om commentaar gevraagd voor het deel over de twintigste eeuw. Het script stond op dat ogenblik al helemaal vast, inclusief de dialogen. Ik zag niet in wat ik nog kon toevoegen. Ik had helemaal geen zin om als een soort bloempot voor de wetenschappelijke versiering te zorgen.
Veel van uw collega’s hebben dat wel gedaan.
Rodríguez García: Dat neem ik hen absoluut niet kwalijk, en ik denk ook niet dat het altijd is gegaan zoals bij mij. Ik ben er bijvoorbeeld zeker van dat dankzij mijn collega Gita Deneckere (UGent) het verhaal verteld werd van Emilie Claeys, een Gentse vrouw die eind negentiende eeuw als een van de eersten opkwam voor vrouwenstemrecht. Collega Maïka De Keyzer (KU Leuven) zorgde ervoor dat de pest tijdens de late middeleeuwen behandeld werd. En de aandacht voor het sociale aspect van de Guldensporenslag is er ongetwijfeld in gesmokkeld door expert middeleeuwse geschiedenis Jan Dumolyn (UGent).
Uw collega’s hebben meer dan een miljoen mensen nieuwe historische inzichten bijgebracht. Hoe kun je daartegen zijn?
Rodríguez García: Ik begrijp waarom ze eraan hebben meegewerkt, maar dat doet niets af aan mijn fundamentele bezwaar. Het verhaal van Vlaanderen is een commercieel product dat in de eerste plaats voor de kijkcijfers is gemaakt. Dat veel wetenschappers er hun medewerking aan verleend hebben, maakt het nog niet tot wetenschap. Mijn vrees is dat het wetenschappelijke sausje veel kijkers doet geloven dat dit echt hét verhaal van Vlaanderen is. Dat sausje maakt het ook waarschijnlijker dat geschiedenisleraren het programma in hun lessen zullen gebruiken. Dat ze in de klas gewoon een aflevering tonen zonder duiding of nuances.
Daarnaast denk ik dat veel leerlingen én leerkrachten zich niet aangesproken zullen voelen door Het verhaal van Vlaanderen. Meertalige mensen voelen zich nu eenmaal niet met één taalgemeenschap verbonden. Natuurlijk is het voor leerkrachten niet gemakkelijk om les te geven aan een klasgroep die op alle vlakken ongelooflijk divers is. Daarvoor moeten we hen meer handvatten aanreiken. En dus werken wij nu onder meer aan een boek voor leerkrachten over postkoloniale theorieën.
Dankzij de reeks wordt zelfs in de populaire media gedebatteerd over wat geschiedenis is, of zou moeten zijn.
Rodríguez García: Dat debat wordt niet altijd eerlijk gevoerd, maar het laat wel zien dat er onder Vlaamse historici helemaal geen pensée unique bestaat – in tegenstelling tot wat je ter rechterzijde vaak hoort zeggen. Er zijn historici, zoals ik, die er erg kritisch tegenover staan, maar er zijn er ook die geen enkel probleem met het programma hebben en er met veel plezier aan meewerken. Dat is perfect legitiem.
U doceert aan eerstejaarsstudenten geschiedenis. Hebt u enig idee hoe zij ertegenover staan?
Rodríguez García: Het onderwerp leeft in elk geval heel sterk, en ik kan me voorstellen dat er bij hen zowel tegenstanders als vurige voorstanders zijn. Ook onder studenten winnen nationalistische ideeën veld. Begin mei organiseer ik trouwens samen met collega’s, studenten en alumni geschiedenis een debatavond over die thema’s.
Het is niet uitgesloten dat de populariteit van Het verhaal van Vlaanderen zich straks in het aantal inschrijvingen laat voelen.
Rodríguez García: Daar ben ik van overtuigd en het zou natuurlijk absurd zijn als ik dat zou betreuren. Mijn grote bezorgdheid is alleen dat mensen niet beseffen wat het doel van dat programma is en in welke context het is ontstaan. Dat politici hun agenda op die manier proberen door te duwen, is op zich natuurlijk wel legitiem. Als we straks in plaats van een nationalistische golf een groene golf krijgen, zullen groene partijen hetzelfde doen. Een productiehuis als De Mensen zou dan heel andere programma’s maken.
In de aflevering over de tweede helft van de negentiende eeuw ging het over het lompenproletariaat, de onderdrukking van de vrouw en het kolonialisme. Dat was allesbehalve Vlaams-nationalistische propaganda.
Rodríguez García: Het ging inderdaad veel meer over België dan over Vlaanderen, maar toch had ik het moeilijk met die aflevering. In het hoofdstuk over kolonialisme ging het haast uitsluitend over de zoo humain en niet over de essentie van het kolonialisme. Hoe is Belgisch-Congo tot stand gekomen? Hadden Vlaamse steden als Antwerpen en Oostende veel van hun rijkdom aan het einde van de negentiende eeuw niet te danken aan de kolonisatie? Welke rol speelden de koning en de kerk? Die pijnlijke bladzijdes werden weggelaten.
Of neem de Guldensporenslag. Aan die veldslag wijdde Het verhaal van Vlaanderen een hele aflevering. Hij werd in het programma ook ‘dé belangrijkste veldslag van onze geschiedenis’ genoemd. Als je het mij vraagt zijn de Eerste en de Tweede Wereldoorlog net iets belangrijker. Krijgen die oorlogen en de collaboratie straks evenveel aandacht als de Guldensporenslag? Als ik erop wijs dat dat problematisch is, ben ik een verzuurde Vlamingenhater. Dat vind ik een gevaarlijke en beangstigende evolutie. In dictaturen zijn het de kunstenaars en de historici die als eersten moeten vluchten. Je ziet het nu in Turkije, Rusland en Iran. Waarom zou zoiets hier niet kunnen gebeuren?
Bart De Wever, broer van geschiedenisprofessor Bruno, N-VA-voorzitter en eveneens historicus, weet maar al te goed wat wetenschappelijke geschiedschrijving is.
Rodríguez García: Uiteraard. Maar als politicus maakt hij er geen probleem van om geschiedenis te instrumentaliseren voor een politiek project. In zijn boek Over identiteit beschrijft hij letterlijk hoe dat werkt. Hij verwijst zelfs naar Benedict Anderson, de politoloog die in Imagined Communities uitlegt hoe je gemeenschappen kunt creëren. Nu is gemeenschapsvorming op zich niet problematisch. In mijn vakgroep spreek ik ook graag over ‘ons’. Mensen zijn sociale wezens en houden ervan om deel uit te maken van een gemeenschap. Maar de creatie van een gemeenschap rond, bijvoorbeeld, een voetbalclub verloopt wel anders dan die rond een natie. Als Club Brugge me zou vragen om zijn geschiedenis te schrijven, zal niemand er een probleem mee hebben als ik zeg dat de club in 1891 is opgericht. Maar het idee om de startdatum zo ver mogelijk in het verleden te zoeken, is typisch voor natievormende projecten.
Wie historische cultuur als een instrument voor natievorming gebruikt, doet trouwens precies hetzelfde als de nationalisten in de negentiende eeuw. De Belgen waren daar zo ongeveer wereldkampioen in. Haast nergens ter wereld staan zo veel grote standbeelden als hier. Dat is geen toeval. Als jonge, onbekende natie had België nog meer dan andere naties de behoefte aan mythevorming en heroïsering.
In dezelfde context moet je ook De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience begrijpen. Conscience heeft er in 1838 voor gezorgd dat wij 1302 en de Guldensporenslag nog altijd herdenken. Veelbetekenend is dat die heroïsche Guldensporenslag zich blijkbaar uitstekend leende voor verschillende ideologieën. In 1902 werd de zeshonderdste verjaardag alleen al in Kortrijk vier keer gevierd. De katholieken, de liberalen/vrijzinnigen, de socialisten en flaminganten organiseerden allemaal een eigen herdenking, met telkens een interpretatie van die veldslag die in hun kraam paste. Voor mij is dat, behalve een grappige anekdote, ook een goede illustratie van hoe geschiedenis wordt geïnstrumentaliseerd. Dat had trouwens perfect in Het verhaal van Vlaanderen gepast.
Je kunt in zo’n reeks nu eenmaal niet alles vertellen.
Rodríguez García: Dat begrijp ik, maar maak dan tenminste de juiste keuzes. Als Karrewiet, het journaal van Ketnet, de Brexit in een paar minuten kan uitleggen aan achtjarigen, moet het voor ervaren programmamakers perfect mogelijk zijn om de complexiteit van andere historische gebeurtenissen in een uur tijd uit te leggen aan een volwassen publiek.
Nee, ik verdenk de ploeg van De Mensen er niet van dat ze het einde van België en de Vlaamse onafhankelijkheid willen voorbereiden. In hun betrachting om een programma te maken waar heel veel mensen naar kijken, hebben ze gewoon een wereldwijde trend gevolgd. Maar dat maakt het nog niet onschuldig. Uiteraard zullen mensen zich niet plots Vlaamser voelen omdat ze elke zondagavond naar dat programma kijken, maar het past wel in een heel proces. Net zoals bij reclame zit de kracht in de herhaling van de boodschap.
Bart De Wever heeft gelijk als hij zegt dat VTM meer voor de Vlaamse zaak heeft gedaan dan de Vlaamse Beweging. In VTM-programma’s wordt niet met leeuwenvlaggen gezwaaid, maar toch zijn de kijkers Vlaanderen daardoor vanzelfsprekender gaan vinden. Aan de ene kant van het land wordt een programma als The Voice van Vlaanderen uitgezonden, en aan de andere kant The Voice of Belgium – alleen dat al. Als mensen de hele tijd van alles horen over Vlaanderen, dan identificeren ze zich op den duur niet meer met België.
Had u wel vrede gehad met een programma dat Het verhaal van België heet?
Rodríguez García: Met Het verhaal van België of Het verhaal van Europa had ik het net zo moeilijk gehad. Een paar jaar geleden hebben we met onze onderzoeksgroep het Huis van de Europese Geschiedenis in Brussel bezocht. Ik had haast medelijden met de curator, want we hebben die hele tentoonstelling met z’n allen kapot bekritiseerd. Dat museum is ongelooflijk teleologisch: alles is erop gericht om de glorie en voorbestemdheid van Europa in de verf te zetten. De donkere kanten van de geschiedenis, zoals het Europese kolonialisme, komen amper aan bod. Het nazisme wordt voorgesteld als een kankercel die wij Europeanen gelukkig hebben kunnen verwijderen. Miljoenen euro’s heeft dat museum gekost en het is ook prachtig, maar inhoudelijk is het erg problematisch. Met de curator, een historica, konden we daar wel heel gewoon over praten. Zonder dat het emotioneel werd.
Staat u ook sceptisch tegenover de Vlaamse canon die binnenkort wordt voorgesteld?
Rodríguez García: Op zich heb ik geen probleem met zo’n canon. Het kan nuttig zijn om een aantal ijkpunten uit de geschiedenis op te sommen. Al bestaat het gevaar dat je zo de indruk wekt dat de kous daarmee af is: dít is de geschiedenis van Vlaanderen. Terwijl geschiedenis natuurlijk altijd in een ruimer perspectief moet worden geplaatst.
Het grote verschil met Het verhaal van Vlaanderen is wel dat de canon door en door wetenschappelijk zal zijn. Ik heb hem nog niet gelezen, maar ik heb alle vertrouwen in de collega’s die eraan meewerken. Voorzitter Emmanuel Gerard is een vooraanstaande wetenschapper, net als Katlijne Van der Stighelen van de KU Leuven en de andere commissieleden. Ik ga er dus van uit dat er inhoudelijk niets op de canon aan te merken zal zijn.
Zou u zelf in de canoncommissie zijn gestapt als u was gevraagd?
Rodríguez García: Ik heb geen enkele moeite met de collega’s die meewerken aan de canon, maar zelf had ik het niet gedaan. Daarvoor heb ik het veel te moeilijk met de intentie van de overheid, die de opdrachtgever is. Waarom hebben de experts van de commissie niet gewoon een boek geschreven? Waarom moest de overheid dat project bestellen? Dat begrijp ik nog altijd niet. De term staatspropaganda is in dat verband al een paar keer gevallen en dat is natuurlijk wel wat overtrokken. Vlaanderen is de Sovjet-Unie niet. Maar dat wil nog niet zeggen dat het onschuldig is. Zelfs wanneer de canontekst Vlaamse identiteitsvorming niet letterlijk benadrukt.
De canondiscussie zorgt al geruime tijd voor twee-spalt onder historici.
Rodríguez García: Gaandeweg zijn er inderdaad twee kampen ontstaan. Ik praat met beide, maar dat doet niet iedereen. De emoties lopen soms ook hoog op. Zeker bij de mensen van de canoncommissie, die zich duidelijk aangevallen voelen. Een paar weken geleden gaf Emmanuel Gerard een interview aan Humo. De allereerste vraag was of hij niet suïcidaal was door alle kritiek die hij over zich heen had gekregen. Toen ik hem zei dat ik dat een nogal schandalige vraag vond, antwoordde hij dat hij toch wel diep had gezeten door de hele zaak. Hij noemt het zelfs karaktermoord. Ook collega Dumolyn tilt zwaar aan de term ‘collaboratiecommissie’ maar bij mijn weten heeft geen enkele historicus die gebruikt. Die term komt van een journalist.
Uw moedertaal is Spaans. Hoe kijkt u naar de discussie over tussentaal, die ook al door Het verhaal van Vlaanderen is opgelaaid?
Rodríguez García: Voor een migrant is dat een vreemd fenomeen. Niet alleen de vaststelling dat zo veel mensen hier tussentaal spreken, maar ook het feit dat ik raar word bekeken omdat ik dat niet doe. Een tijd geleden bestelde ik in een café ergens in Vlaanderen ‘een wit biertje’. De barman antwoordde grijnzend en met een half Noord-Nederlands accent: ‘Nou, een wit biertje voor mevrouw.’ Het amuseerde hem duidelijk dat ik Algemeen Nederlands sprak. Mensen beschouwen me dus niet alleen als anders omdat ik in Ecuador ben geboren, maar ook nog eens omdat ik geen tussentaal spreek. Wat Het verhaal van Vlaanderen betreft, is het natuurlijk geen toeval dat Tom Waes geen algemeen Nederlands gebruikt. Als nieuwsanker Wim Devilder of zijn ex-collega Martine Tanghe dat programma aan elkaar zou praten, zou het veel minder succes hebben. Dat is ook niet nieuw. Al in de negentiende eeuw werden volksverhalen in de volkstaal geschreven om een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Daarom hebben de programmamakers voor Tom Waes gekozen. Briljant natuurlijk, want het programma is een enorm succes. Maar het is wel een commercieel product, en dat moet het grote publiek heel goed beseffen.
Bio Magaly Rodríguez García
1973: geboren in Ambato (Ecuador).
1994: komt naar België en krijgt in 2000 de Belgische nationaliteit.
2008: doctor in de geschiedenis en daarna postdoctoraal onderzoekster aan de VUB.
Sinds 2015: hoofddocente hedendaagse geschiedenis aan de KU Leuven.
2022: publiceert samen met Pieter Vanhees Seks voor geld – Een geschiedenis van de prostitutie in België.