Het pedofilieschandaal
Tegen de beschuldigingen van seksueel geweld door priesters heeft het Vaticaan zich lang verdedigd door zich terug te trekken achter een muur van stilte of te zwaaien met complottheorieën. Sinds Benedictus XVI is die houding veranderd.
We zijn het in dit boek al meer dan eens tegengekomen: omdat de Kerk, of beter de Heilige Stoel, zich ziet als een wereldse macht en tegelijk als hemels en dus boven alles verheven, neemt zij een dubbelzinnige houding aan wanneer haar gedrag wordt verdacht of bekritiseerd en om uitleg vraagt: ze verleent geen medewerking aan onderzoeken en bij vragen vanwege de magistratuur verschuilt ze zich achter een muur van stilte. Die houding heeft ze ook lang aangenomen toen eind 2009 wereldwijd het schandaal van pedofiele priesters losbarstte. Time, Der Spiegel, The New York Times, The Washington Post, Le Monde, El País, de Frankfurter Allgemeine, La Repubblica, allemaal hebben ze zich op dit thema gegooid, allemaal hadden ze kritiek op het feit dat Benedictus XVI er in zijn paasboodschap van 2010 met geen woord over repte. Sommige vroegen zijn ontslag, Der Spiegel sprak van de ‘mislukking van zijn zending’.
De predikant van het Pauselijk Huis vergeleek de beschuldigingen tegen de Kerk met die tegen de joden onder het nazibewind
Desondanks – of precies daarom – reageerde het Vati-caan aanvankelijk erg onzeker, alsof het door de schandelijke verhalen uit zijn lood was geslagen en zijn gewone diplomatieke scherpzinnigheid kwijt was. Overigens is de zogeheten sollicitatio ad turpia (ongewenste seksuele intimiteiten tijdens de biecht) sinds het einde van de 15de eeuw voor de Kerk een ware nachtmerrie: veel priesters bezondigden zich eraan. Eerst sprak het Vaticaan van een aanval op de paus, zelfs van een complot. Dat duizenden slachtoffers minderjarigen waren (sommigen gehandicapt), werd onder tafel geveegd. Evenmin werd ingegaan op het feit dat de hiërarchie, met inbegrip van de Congregatie voor de Geloofsleer (het vroegere Heilig Officie), waarvan de latere Benedictus XVI een kwarteeuw de voorzitter was geweest, al dat misbruik had toegedekt en elke ernstige poging tot onderzoek had beantwoord met een hardnekkig stilzwijgen.
Roddels
De overdreven verdediging van Benedictus XVI door de hiërarchie kreeg een zware klap toen Associated Press op 9 april 2010 een eigenhandige brief van kardinaal Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) uit november 1985 bekendmaakte die nota bene was geschreven op papier met het briefhoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer. De brief was een antwoord op de drie jaar eerder gestelde vraag van het bisdom Oakland (Califor-nië) om kindermisbruiker Stephen Kiesle te ontzetten uit het priesterambt. De kardinaal antwoordde in het elegante Latijn van de curie: ‘Hoewel de voor de dispensatie aangevoerde argumenten dit dicasterie zeer belangrijk lijken, [… ] vindt het dicaste-rie het toch nodig samen met het welzijn van de aanvrager ook dat van de universele Kerk in overweging te nemen en kan het daarom de schade niet onderschatten die het verlenen van de dispensatie de gelovige gemeenschap zou berokkenen.’
In een poging om het imago van de paus – en de Kerk – te verdedigen, werd Benedictus het slachtoffer van een ‘gewelddadige aanval’ genoemd. De predikant van het Pauselijk Huis, pater Raniero Cantalamessa, vergeleek de beschuldigingen tegen de Kerk met die tegen de joden onder het nazisme. Tijdens de paasmis van 2010 op het Sint-Pietersplein zei kardinaal Sodano dat ‘het volk van God zich niet zou laten imponeren door de roddels van het moment’. In één zin werden alle berichten van de wereldpers over de zaak gereduceerd tot roddels. Enkele weken later beschuldigde kardinaal Christoph Schönborn, aartsbisschop van Wenen, Sodano van lichtzinnigheid – voor die uitspraak en omdat hij het bijzonder ernstige seksuele misbruik van Hans Hermann Groër, de vorige aartsbisschop van Wenen, had toegedekt.
Sodano had ook gezegd dat de aanvallen tegen Benedictus XVI deden denken aan wat Pius XII in verband met zijn stilzwijgen over de Shoah over zich heen kreeg. Renzo Gattegna, voorzitter van de Unie van Joodse Gemeenschappen in Italië, noemde de vergelijking ‘ongepast, inopportuun en gevaarlijk’. Giacomo Babini, emeritus bisschop van Grosseto, noemde het pedofilieschandaal in een interview dat op 11 april 2010 op www. pontifex.roma.it (‘vrije katholieke infoblog’)werd gezet, ‘een zionistische aanval: ze willen niet weten van de Kerk, ze zijn haar natuurlijke vijanden. Historisch gesproken zijn de joden godsmoordenaars.’
Sinds de 16de eeuw zijn ongewenste seksuele intimiteiten tijdens de biecht voor de Kerk een ware nachtmerrie
Tekenen van onzekerheid
Die harde woorden werden enkele uren later al teruggenomen, maar al die onbezonnen uitlatingen en faux pas getuigen van de onzekerheid over een situatie die men al te lang niet onder ogen had durven te zien. In Duitsland had Stephan Ackermann, bisschop van Trier en door de bisschoppenconferentie belast met de kwestie van het seksuele misbruik, wel de moed gehad om te spreken van ‘verhullen’ en ’toedekken’ ( Rhein-Zeitung, 16 maart 2010). In de VS beantwoordde Clark Hoyt, public editor van de New York Times, op 25 april 2010 de tegen zijn krant geuite beschuldigingen van antipapisme met: ‘Of je het nu leuk vindt of niet, er is een context die rechtvaardigt waarom dit verhaal – inclusief het hele (goed gedocumenteerde) systeem van ontkennen en toedekken in een instelling met miljarden volgelingen – jarenlang zo is gelopen. Hoe pijnlijk het ook is, de krant moet het verhaal volgen tot waar het ons brengt, al is dat voor de deur van de paus.’
Op 15 april 2010 publiceerde de Franse onlinekrant golias-news.fr een brief die de Colombiaanse kardinaal Darío Castril-lón Hoyos in 2001 als prefect van de Congregatie voor de Clerus had geschreven aan de bisschop van Bayeux, Pierre Pican, die was veroordeeld tot drie maanden gevangenis met uitstel omdat hij een pedofiele priester uit zijn bisdom niet had aangegeven: ‘Ik feliciteer u omdat u niet bent overgegaan tot het aangeven van een priester bij de burgerlijke overheid. [… ] Ik ben blij een broeder in het episcopaat te hebben die in de ogen van de geschiedenis en van alle andere bisschoppen ter wereld de gevangenis verkiest boven het aangeven van zijn zoon priester.’ De woordvoerder van het Vaticaan, Federico Lom-bardi, liet onmiddellijk weten dat die brief ‘niet de lijn van de Heilige Stoel vertegenwoordigde’. Castrillón Hoyos benadrukte echter in een interview op www.laverdad.es dat hij die ‘de brief waarin hij de bisschop gelukwenste omdat hij als modelvader zijn zoon niet uitleverde, eerst aan de paus had getoond.’
Benedictus XVI was geschokt door het schandaal en had reeds op 19 maart 2010 een pastorale brief naar de katho lieken van Ierland gestuurd. Daarin schreef hij in termen die in vergelijking met de gebruikelijke kerkelijke omfloerstheid vrij moedig klonken: ‘U staat nu voor de opdracht om moedig en kordaat het probleem van het misbruik in de Ierse katholieke gemeenschap onder ogen te zien. Niemand gelooft dat deze pijnlijke situatie in een handomdraai kan worden opgelost. Er zijn al positieve stappen gezet, maar er blijft nog veel te doen.’
Benedictus XVI trad nog krachtiger op toen hij beval de Legionairs van Christus onder toezicht te plaatsen. Die organisatie was opgericht door de Mexicaanse priester Marcial Maciel Degollado (1920-2008), die de bescherming van Johannes Paulus II genoot, maar door Benedictus XVI in 2006 op nonactief werd gezet: de man moest voortaan ‘een leven van gebed en boete’ leiden. In een officiële nota van 1 mei 2010 werd hij door de paus schuldig bevonden aan ‘echte misdaden’ en aan ‘een leven zonder scrupules’.
Medeplichtig toedekken
Op 30 april 2010 erkende de secretaris-generaal van de Italiaanse bisschoppenconferentie, Mariano Crociata, dat mensen terecht geschokt waren door het misbruik van minderjarigen door religieuzen dat aan het licht was gekomen, en dat het verkeerd was geweest van een roddelcampagne te spreken: ‘Geen mediacomplot; zo’n gedrag is dubbel verwerpelijk als het komt van iemand van de Kerk, een priester, een gewijde persoon.’ Crociata was ook hard in verband met de bescherming die kerkelijke oversten de geweldplegers hadden geboden: ‘Zij die zulke zaken door de vingers hebben gezien of verdrongen, hebben de richtlijnen van de Kerk nooit toegepast, maar ze verraden: wat terughoudendheid moest zijn, werd medeplichtig toedekken.’
Hoewel dit niet helemaal strookt met de feiten, geven deze woorden aan dat er na jaren van stilzwijgen en in sommige gevallen van medeplichtigheid eindelijk verandering lijkt te zijn gekomen in de houding van de katholieke hiërarchie. Latere interventies van Benedictus XVI, ook in verband met pijnlijke schandalen in de vastgoedsector in Rome, bevestigden de nieuwe lijn.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier