Hendrik de Man
Een jonge intellectueel uit Antwerpen schopt tegen de heilige huisjes van het marxisme, klimt naar de top van de werkliedenpartij en de Belgische politiek, bakt zoete broodjes met de koning en de Duitse bezetter, wordt bij verstek veroordeeld en rijdt zich in ballingschap finaal te pletter tegen een Zwitserse trein. Met bedreven pen schreef Jan Willem Stutje een onthutsende biografie over een ontspoorde bochtenmaker die zich aldoor socialist bleef noemen.
Bij de slotherdenking van Wereldoorlog I wekte Emanuel Macron opschudding met zijn uitspraak over Maarschalk Pétain: ‘Ik wil geen enkele bladzijde van de geschiedenis onder de mat vegen. In WO I was Pétain een groot soldaat. Zoals de menselijke natuur is de politiek soms ingewikkelder dan men denkt. Je kunt een groot soldaat geweest zijn in de eerste oorlog en nefaste keuzes gemaakt hebben in de tweede,’ sprak de Franse president. Bijna een jaar lang hield ‘de held van Verdun’ stand tegen de Duitse overmacht, maar collaboreerde tijdens WO II als leider van de Vichy-regering met de nazi’s en wordt sindsdien doodgezwegen. Een vergelijkbare gespletenheid geldt voor Hendrik de Man, wiens naam in het Interbellum onlosmakelijk verbonden raakte met het zogenoemde Plan van de Arbeid: een opmerkelijk parcours als voorman van het socialisme, gevolgd door verkeerde keuzes in oorlogstijd, zijn internationale reputatie op de schop. Lange tijd bleef het oorverdovend stil rond één van de schaarse ideologen van de Belgische sociaaldemocratie – hoewel sporen van zijn gedachtegoed toch sporadisch opdoken in het links discours -, pas in de jaren 1970 kwam het historisch onderzoek schoorvoetend op gang. Binnen de rode familie wordt zijn oorlogsverleden geredelijk door de mantel der liefde toegedekt, met als strengste eindrapport: verdienstelijk als theoreticus, mislukt als politicus. Hoe dan ook laat hij een zwarte bladzijde na die de huidige partij af en toe nog zuur opbreekt. Telkens wanneer de Vlaams-nationalisten uit linkse hoek hun collaboratieverleden krijgen aangewreven, slaan ze terug met Hendrik de Man, afgelopen jaar nog in de discussie over het Marrakech-pact.
Democratisch internationalist? Autocratisch nationalist?
Veegt een fout oorlogsverleden alle vroegere verdienste weg? Of kunnen tijdsgeest, precaire omstandigheden of overmacht de rekening verzachten? Bij Stutje alvast niet: ‘Hendrik de Man was een abject figuur,’ luidt het verdict van de Nederlandse historicus over de socialistische voorzitter die in 1940 zijn eigen partij ophief en al zijn kameraden in de steek liet. ‘Hij was geen fascist, maar veel van wat hij deed en dacht was wel fascistisch’, stelt de auteur in een interview. In zijn boek vallen de zware woorden niet, het eindoordeel is aan de lezer. In een stevig onderbouwde evocatie van de turbulente jaren komt De Mans bochtenwerk uit de verf – van anarchist, naar marxist tot planist, van democratisch internationalist tot autocratisch nationalist -, met voor het eerst ook aandacht voor zijn privé-leven, relevant in de mate het meer licht werpt op zijn karakter en opvattingen. Er kan geen scheiding zijn tussen woord en daad, op het eind van de rit weegt de eigen actie zwaarder door dan de ideeën. Opmerkelijk stelt Stutje vast dat vandaag opnieuw naar zijn vroegste ideeëngoed wordt gegrepen: een nieuwe elite van linkse intellectuelen en politici ziet in het cultuursocialisme zoals gepropageerd door De Man een mogelijke remedie voor de actuele crisis van de Europese sociaaldemocratie, die niet in staat blijkt om de gevolgen van de globalisering op te vangen. Ook toen zaten de socialisten in zwaar weer.
p>
Van democraat tot autocraat p>
Hendrik de Man (1885-1953) streed in WO I als vrijwilliger aan het front en trok nadien naar Leipzig waar hij economie, psychologie, wijsbegeerte en geschiedenis studeerde; het zorgde voor een levenslange Duitse oriëntatie. In Zur Psychologie des Sozialismus (1926) en Die sozialistische Idee (1933), verschenen in Frankfurt en veelvuldig vertaald, leverde hij scherpe kritiek op het gangbare marxisme in de Europese sociaaldemocratie. Lid van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) was hij het niet eens met de gevolgde koers en zag meer heil in ‘cultuursocialisme’, populair in de Duitse jeugdbeweging, dat meer samenhorigheid en begeestering moest wekken rond eigen cultuur, waarden en identiteit. p>
Om de enorme werkloosheid van de recessie te bestrijden, bedacht hij in 1933 het Plan van de Arbeid, al snel het Plan de Man genoemd, een vroeg voorbeeld van planeconomie. Als minister van Openbare Werken (1934-1935) en minister van Financiën (1936-1938) slaagde hij er echter niet in het tij te keren; tegengewerkt door de banken werd het plan niet verder uitgevoerd. Ontgoocheld ging De Man als voorzitter van de BWP helemaal de autoritaire toer op. Na de Duitse inval in 1940 ontbond hij eigenmachtig zijn partij en riep de bevolking op zich niet te verzetten tegen de bezetter: ‘Voor de werkende klassen en voor het socialisme is de ineenstorting van een vermolmde wereld geenszins een ramp, maar eerder een bevrijding.’ Terwijl de Belgische ministers de vlucht namen en een regering in ballingschap oprichtten, trad De Man metterdaad op als premier van België en als belangrijkste raadgever van koning Leopold III. Samen zagen ze alle heil in de Nieuwe Orde, in een autoritaire staat rond vorst en vaderland onder Duitse voogdij. Niet het proletariaat maar een intellectuele elite moest de leiding in handen nemen en de nieuwe corporatieve staat inrichten: de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, een coöperatie van werkgevers en werknemers, zou de bestaande vakbonden vervangen. Hitler had er geen oren naar en verkoos een militair bestuur. De rol van De Man was uitgespeeld, in het voorjaar van 1941 kreeg hij een spreekverbod en trok zich terug in de Franse Alpen, waar hij prompt een afrekening met zijn vroegere partijgenoten neerschreef. Na de bevrijding zocht hij politiek asiel in Zwitserland, waar hij tot zijn accidentele dood in 1953 in ballingschap leefde. In België werd hij in 1946 wegens hoogverraad bij verstek veroordeeld tot twintig jaar cel en tien miljoen frank boete. De troonsafstand van Leopold III ontnam hem het laatste greintje hoop op een mogelijke politieke terugkeer of eerherstel. p>
p>
Hendrik de Man p>
Een man met een plan p>
Uitgeverij Polis/Pelckmans, Kalmthout 2018 p>
530 blz., ? 34, 99 ISBN 978 94 631 0187 5 p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier