‘Hendrik Conscience was helemaal geen starre katholiek of anti-Belgische Vlaams-nationalist’
Een oubollige, conservatieve katholiek die Vlaanderen langs de rechterkant naar de uitgang wilde leiden? Bijlange niet, schrijft Johan Vanhecke in zijn biografie van Hendrik Conscience. Hij zet de schrijver neer als een sociaal bewogen man die overeind probeerde te blijven op de politieke golven van zijn tijd.
Hij is de schrijver van De Leeuw van Vlaanderen natuurlijk, die zich inzette voor de Vlaamse zaak, die zijn volk leerde lezen, zoals onder zijn standbeeld aan de zijgevel van de Antwerpse Erfgoedbibliotheek staat, en die allang dood is. Dat vat voor de meesten onder ons Hendrik Conscience netjes samen. Om dat rudimentaire en vertekende beeld in te vullen en waar nodig bij te sturen, schreef Johan Vanhecke de biografie Voor moedertaal en vaderland. En daarmee heeft hij een primeur te pakken. In het verleden werden al een paar pogingen ondernomen, maar niemand behaalde de eindstreep. Dat komt onder meer omdat de schrijver veertien jaar voor zijn dood zijn hele archief in brand stak. Niet echt handig voor een biograaf.
Soms lijkt het alsof men Conscience en De Leeuw van Vlaanderen het succes van het Vlaams Blok verwijt.
Hendrik Conscience werd in 1812 in Antwerpen geboren als de ziekelijke zoon van een analfabete moeder en een soldaat uit het leger van Napoleon die handelaar in oud ijzer was geworden. Hij ontmantelde versleten schepen en verlapte de onderdelen. Daarnaast ontpopte hij zich als een kleine vastgoedtycoon die oude huizen opkocht, afbrak en verving door arbeidershuisjes die hij kon verhuren. Van jongs af bleek Hendrik een voorliefde te hebben voor de literatuur. Hij pleegde af en toe een gedichtje en werd een gewaardeerde verteller, wiens leven een nieuwe wending nam na de onafhankelijkheid van België. Vijf jaar lang diende hij in het kersverse Belgische leger, waar hij niet alleen een fervente belgicist, maar ook een al even fervente Vlaming werd. Terug thuis werd dat laatste gevoel alleen maar groter. Het nieuwe koninkrijk voerde immers over het hele grondgebied het Frans in als administratieve taal. Sommige Belgen werden veroordeeld zonder ooit te weten wat hen ten laste werd gelegd, door een rechter die ze niet eens verstonden. Anderen wisten niet hoe ze hun pasgeboren baby moesten inschrijven in het gemeentehuis. België was een tweetalig land en de Belgische overheid moest daarom ook twee talen gebruiken, meende Conscience, samen met heel veel gelijkgezinden.
Ook in wat hij schreef kwam eenzelfde bezorgdheid naar voren, in zijn Leeuw natuurlijk, maar ook in een aantal van zijn meer dan zestig romans, en in de verhalen, gedichten en liedteksten die hij op papier zette. Wilde de Vlaming naast de Franstaligen kunnen staan, zo was zijn overtuiging, dan moest hij in het Vlaams boeken kunnen lezen, en daar zou Conscience wel voor zorgen. ‘Ach, het is een beetje een versleten chiché, natuurlijk, dat van het volk leren lezen’, antwoordt Vanhecke op onze wat lacherige vraag of dat geen overdreven stelling is.
‘Uiteraard heeft Conscience de mensen niet persoonlijk leren lezen. Die slogan hebben ze trouwens pas aan het einde van zijn leven bedacht, in 1883, om onder zijn standbeeld te zetten. Toen hij in 1836 begon te schrijven, waren er geen Vlaamse romans. Er was alleen de poëzie van de rederijkers. Die werd meestal wel gedrukt, maar ze had een klein publiek. Er waren in Consciences tijd ook nauwelijks uitgeverijen. Je moest op boeken intekenen en pas als er voldoende intekenaars waren, werden ze ook gedrukt. Je kunt niet ontkennen dat er onder invloed van Conscience een hele golf Vlaamse boeken is ontstaan. En met die boeken kwamen ook de echte uitgevers die boekhandels konden bevoorraden. Je zou zelfs van een heuse concurrentiestrijd kunnen spreken. Auteurs als Domien Sleeckx en August Snieders werden door de publicaties van Conscience aangezet om zelf ook meer te gaan schrijven. Er werd over die mensen gesproken en zo werd de appetijt om te leren lezen aangewakkerd. En mensen lazen ook echt meer. Zijn eerste romans werden op 500 exemplaren gedrukt, terwijl De boerenkrijg in 1853 een eerste druk van 6000 exemplaren kende. Mensen keken echt uit naar een nieuw boek van Conscience, ook wie niet kon lezen. Want iedereen kende iemand die het wel kon, en die las dan voor.’
Conscience begon als Franstalige dichter. Waarom werd hij al heel vlug een Vlaamse romancier?
Johan Vanhecke: We weten daar in feite niet veel over. Ik denk dat zijn goede vriend Jan de Laet hem overtuigd heeft. Die maakte dezelfde overgang. Als je in die tijd iets gepubliceerd wilde krijgen, moest je in het Frans schrijven. Er ontstonden wel initiatieven om ook Vlaamse poëzie een podium te geven, zoals in de rederijkerskamer De Olyftak bijvoorbeeld. Ook werd er vaak poëzie voorgelezen in het café, en de cafégangers waren natuurlijk Vlaams.
Dat Conscience overschakelde naar het Nederlands om In ’t wonderjaer (1566) te schrijven, zijn eerste boek, had wellicht veel te maken met de bron die hij daarvoor gebruikte, Lodovico Guicciardini’s Beschrijving der Nederlanden, dat hij in Nederlandse vertaling las. Maar hij was perfect tweetalig, en hij bleef in beide talen denken. In aantekeningen wisselde hij soms die twee talen af en tref je een Franse zin aan tussen twee Nederlandse. Ook Conscience las trouwens voor in cafés en hij merkte dat zijn Nederlandstalige teksten veel succes hadden, dus stapte hij bijna automatisch over op die taal.
En waarom dan een roman, en geen poëzie?
Vanhecke: Ik denk dat hij snel doorhad dat een roman hem beter lag dan poëzie. Want laten we eerlijk zijn, grootse poëzie schreef hij niet.
Was zijn hang naar de volkstaal niet typisch voor het tijdperk van de romantiek, waarin hij leefde?
Vanhecke: Typisch voor de romantiek was dat men via de literatuur op zoek ging naar de historische wortels van het heden. Conscience wilde met zijn Leeuw van Vlaanderen België een verleden geven, want hoe Vlaamsgezind hij ook geweest mag zijn, hij zag dat Vlaanderen altijd binnen België liggen. In de kroegen waar hij ging voorlezen kwamen ook de romantische schilders van die tijd, zoals Gustaaf Wappers, die al een paar grote historische doeken had gemaakt. De geschiedenis leefde toen echt, ook die van de Guldensporenslag trouwens. Iedereen had het daar toen over. Conscience heeft dat echt niet verzonnen.
Hoe stond hij tegenover de orangisten die België weer bij Nederland wilden?
Vanhecke: Ik weet niet of het nu nog zo is, maar heel lang stond op Wikipedia dat België onafhankelijk werd in 1839. Daar moeten wij heel hard om lachen, maar het is wel de visie van de Nederlanders. Pas in 1839 is er een akkoord gekomen tussen Nederland en het nieuwe België over de verdeling van het grondgebied. De Nederlanders wilden tot een akkoord komen op basis van ‘de XXIV artikelen’, waarin stond dat een deel van Limburg en Luxemburg Nederlands zou worden. België verzette zich daartegen. Conscience heeft vijf jaar in het Belgische leger gediend en hij heeft stevig slag geleverd met de Nederlanders. Die artikelen waren voor hem heiligschennis. Toen de Belgische regering ze toch aanvaardde, vond hij dat verraad. Met orangisten had hij dus echt niets.
En toch streefde hij naar een eengemaakte spelling, waarbij men in Nederland en Vlaanderen dezelfde taal zou schrijven.
Vanhecke: Vooral het Vlaamse episcopaat was daar sterk tegen gekant. Het was niet de bedoeling dat de Vlaamse katholieken opeens Nederlandse protestantse bijbels zouden gaan lezen. Conscience wilde zo sterk mogelijk bij het Nederlandse Nederlands aansluiten en toen in 1844 de Commissiespelling werd aanvaard in België, schreef hij zijn Sleutel der gezuiverde spelling, waarin hij alle regels netjes op een rij zette.
Maar het was hem toch om meer te doen? Hij wilde toch ook dat de overheid de Vlaamse taal zou hanteren?
Vanhecke: Natuurlijk. Sommige politici droomden ervan om binnen een paar generaties het land helemaal Franstalig te maken. Conscience zag de sociale gevolgen van dat beleid. Hij was niet geïnteresseerd in partijpolitiek. Het kon hem niet schelen of je liberaal was of katholiek, zolang je maar Vlaamsgezind was en je wilde inzetten voor de ontvoogding van het Vlaamse volk. De overheid moest de taal van het volk spreken, vond hij. Wanneer zij enkel Franstalig was, discrimineerde ze de Vlamingen, omdat die geen mogelijkheden hadden om ergens te raken in de administratie.
Vanaf zijn eerste boek werd Conscience financieel gesteund door koning Leopold. Hij maakte hem zelfs leraar Nederlands van zijn kinderen. Tot die lessen daadwerkelijk moesten beginnen en het opeens niet meer nodig bleek dat ze die taal zouden leren. Hoe oprecht was Leopold?
Vanhecke: Ik denk dat hij het echt wel meende, al is het moeilijk om dat hard te maken aangezien er over die periode heel weinig in het koninklijk archief zit. Conscience was bevriend met een aantal mensen die goed aangeschreven stonden bij het hof, zoals Gustaaf Wappers. Dankzij hen mocht hij na de publicatie van zijn eerste roman op audiëntie gaan bij Leopold, die er vervolgens voor zorgde dat hij een subsidie kreeg van zijn persoonlijke civiele lijst. Consciences verheerlijking van het Belgische verleden paste perfect in Leopolds politiek. Na zijn derde boek stopten de subsidies van de koning. Hij kreeg op voorspraak van Leopold van de regering nog wel geld om de Geschiedenis van België te schrijven en hij kreeg ridderordes en zelfs een ring, maar dat was vooral vanwege zijn promotie van België in het buitenland, door de vertalingen van zijn boeken.
Zijn benoeming tot leraar van de prinsen was volgens mij wel degelijk ernstig bedoeld. Ik denk dat de koning werkelijk wilde dat zijn kinderen Nederlands leerden. Maar de liberale premier Charles Rogier wilde dat niet. Hij volgde Conscience al van heel vroeg en verzette zich hevig, net als de Franstalige pers trouwens. In Vlaanderen gebeurde toen hetzelfde vanuit liberale hoek. Er bestonden op dat moment twee scheldblaadjes in Antwerpen, De Roskam van het kamp Conscience en De Schrobber van de liberalen, die elkaar jarenlang belachelijk maakten. Uiteindelijk waren er dus zo veel mensen tegen Conscience als leraar van de prinsen dat het niet doorging.
Bezorgde die rivaliteit Conscience uiteindelijk de naam een conservatieve katholiek te zijn?
Vanhecke: Het is een stempel die hij zijn hele leven heeft meegedragen, inderdaad, maar dat komt vooral door zijn herwerking van Het wonderjaer (1566) op vraag van kanunnik Jan-Baptist Van Hemel. Het zou herdrukt worden voor de gevangenisbibliotheken en het was niet de bedoeling dat de gevangenen hevige liefdesgeschiedenissen voorgeschoteld zouden krijgen. Jan Frans Willems had eerder zijn hertaling van Reinaert de Vos ook aangepast onder katholieke druk. Maar daar kraaide geen haan naar, hoewel Willems een vooraanstaande liberaal was. Conscience koos geen kamp en kreeg wel verwijten naar het hoofd geslingerd.
Bij het verschijnen van zijn honderdste boekdeel, een paar jaar voor zijn dood, werd er een groot feest georganiseerd. Een aantal Nederlanders wilde daar toen niet aan meewerken omdat Conscience een ultramontaan zou zijn. En dat terwijl hij veel liberaler was dan sommige liberalen. De personages in zijn romans gaan zelden ter kerke. In De burgers van Darlingen komen er twee huwelijken voor, maar dat zijn burgerlijke en geen kerkelijke. Voor die tijd was dat op zijn minst opmerkelijk. Zijn eigen dochter heeft haar man verlaten en is weer bij haar ouders gaan wonen. Ook dat was voor katholieken ondenkbaar.
In 1857 werd hij arrondissementscommissaris in Kortrijk, een job die hij kreeg op katholieke voorspraak. Dat zegt toch ook iets?
Vanhecke: Niet echt, want daar koos hij meteen de kant van de liberalen, die zich verzetten tegen de kinderarbeid en streefden naar vrouwenemancipatie. Hij haalde zijn oudste zoon toen ook uit het katholiek onderwijs en stuurde hem naar het Gentse Athenaeum. Op veel katholieke scholen mocht Conscience trouwens niet gelezen worden, behalve dan in een bloemlezing die door kanunnik Jan Baptist David was samengesteld. Soms begon zelfs zijn uitgever te protesteren. Kinderen die niet wisten wie hun vader was, dat kon toch niet.
Een van de kritieken die hij later kreeg was dat hij de problemen wel beschreef, maar de oorzaken niet wilde aanpakken.
Vanhecke: Bert Brouwers valt daarover in zijn boek Literatuur en revolutie. Conscience was inderdaad geen marxist. In Bavo en Lieveken houdt hij een pleidooi voor onderwijs voor vrouwen. Onderwijs was belangrijk om hogerop te raken in de maatschappij. Er werd met het boek gelachen omdat zijn mannelijke hoofdfiguur Bavo het van kinderarbeider tot fabrieksdirecteur schopt. Men vond dat niet realistisch, maar het was misschien eerder als literaire utopie bedoeld én het was gebaseerd op sociale theorieën. In zijn Kortrijkse periode schreef hij vaak dergelijke boeken met een sociale boodschap.
Hetzelfde zie je in De burgers van Darlingen, een satirische kijk op de kleinburgerlijke idealen van geld en standing. Hij beschrijft in dat boek een burgerman die wil dat zijn ene dochter in het klooster gaat en dat zijn andere met een rijkaard trouwt om het familiefortuin te vergroten. Alleen wil die dochter niet in het klooster en wordt ze verliefd op een ingenieur die ooit nog bij George Stephenson heeft gewerkt, de uitvinder van de trein. Hij wordt een succesvolle industrieel en uiteindelijk ook veel welgestelder dan die ouderwetse rijkaard. Conscience ging in tegen de standenmaatschappij, omarmde de nieuwe ontdekkingen in de geneeskunde, waarschuwde voor de gevolgen van alcohol en pleitte tegen de doodstraf. Hij was voor de vooruitgang, maar een socialist was hij niet.
Ook al weten de meeste mensen weinig over Conscience, toch heeft iedereen wel een mening over hem. Waarom is hij zo’n controversiële figuur geworden?
Vanhecke: Dat is inderdaad een cruciale vraag en de reden waarom mijn biografie stopt bij zijn dood. Met wat hem daarna allemaal ten goede en ten kwade is toegeschreven en met degenen die hem hebben opgeëist als een van hen, had de man niets te maken. Zijn nachleben is zeer interessant, maar bijzonder complex. Tot 1912 was er niets aan de hand, maar daarna werd De Leeuw van Vlaanderen een icoon voor het anti-Belgische Vlaams-nationalisme. Antoon Jacob, een van de grootste activisten tijdens WO I en lid van de Raad van Vlaanderen, wilde hem toen recupereren. Hij bracht veel informatie bijeen, waarvan een deel in 1914 door de Academie werd gepubliceerd. Na de oorlog viel dat stil omdat Jacob te verbrand was. En die brandgeur is ook altijd rond Conscience blijven hangen. Soms lijkt het alsof men het succes van het Vlaams Blok verwijt aan Conscience en De Leeuw van Vlaanderen. Conscience heeft zijn rol gespeeld in de Vlaamse beweging van de 19e eeuw, maar hij heeft ook de basis gelegd voor de Vlaamse literatuur. Een deel van zijn werk kan best concurreren met wat in zijn tijd in Engeland en Frankrijk werd geschreven. Hij is trouwens de enige Vlaamse schrijver van wie het volledige werk in het Duits en het Frans werd vertaald. Met een beetje eindredactie is een deel van zijn werk trouwens nog altijd leesbaar. Maar blijkbaar durft niemand hem nog uit te geven.
Johan Vanhecke
– Geboren in Wilrijk, 1957
– Studeerde Germaanse filologie aan de UAntwerpen en promoveerde in 2014 aan de KU Leuven op een proefschrift over Johan Daisne
– Is hoofdarchivaris van het Letterenhuis en redacteur van de literaire tijdschriften Zacht Lawijd en Zuurvrij
– Schreef boeken over Hubert Lampo (1993), Hugo Verriest (1997), Tolkien (2005) en de biografie van Johan Daisne (2014)
– Het hoofd werd op de tafel gezet, zijn studie over de Halewijnballade, werd in 2001 bekroond met de Provinciale Prijs voor Geschiedenis en Volkskunde
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier