Hemel en aarde
Luc Vints en Roeland Hermans (red.)
Religie in Vlaanderen sinds 1750
Universitaire Pers Leuven, 2017
142 blz., ? 19,95 ISBN 978 94 627 0129 8
‘De verscheidenheid aan historische getuigenissen is vrijwel onbeperkt. Alles wat de mens zegt of schrijft, alles wat hij maakt of aanraakt, kan en moet ons iets over hem vertellen’. Die passage uit Geschiedenis als ambacht, het essay van de Franse historicus en Annales-stichter Marc Bloch, weerklinkt als een riedel na lectuur van dit alleraardigst boek(je).
Sinds de jaren 1980 subsidieert de Vlaamse overheid vier instellingen die het erfgoed van de eigen ideologische beweging in kaart brengen, bewaren, inventariseren en ontsluiten. Naast het Katholiek Documentatiecentrum (Kadoc) in Leuven zijn dat het socialistische Amsab (Gent), het Liberaal Archief (Gent) en het Vlaams-nationale ADVN (Antwerpen). Van die vier instellingen heeft het Kadoc veruit de grootste collectie met meer dan dertig strekkende kilometer opgebouwd. Naar aanleiding van het emeritaat van Jan De Maeyer, die decennialang het Kadoc bestuurd heeft, zijn medewerkers in die gigantische archiefcollecties gaan snuisteren en grasduinen.
Hun oogst is veelzijdig omdat het selectiecriterium niet schoonheid of uniciteit was, maar verscheidenheid in de bronnen. 67 Chronologisch gerangschikte bronnen, telkens voortreffelijk en helder toegelicht, vertellen het verhaal van geloof in een hogere werkelijkheid, missioneringsdrang of kwezelachtige devotie, naargelang het standpunt. Het eerste object dateert uit 1741, een papiertje met een smeekbede van een gelovige; het laatste de website van de vrouwenbeweging Femma die zoals vele andere katholieke organisaties elke verwijzing naar de c- of de k- recent heeft weggelaten. Van de kritische Verlichting in de 18de eeuw tot de lege kerken nu…
Elke Vlaming die dit boekje doorbladert, gaat ongetwijfeld een aha-belevenis ervaren. In mijn geval was dat niet het knikkende missienegertje op de toonbank of de kartonnen dozen van de ‘ziekenkas’ waarmee tienduizenden jongeren voor het eerst op vakantie gingen. Het was ook niet het onweerstaanbare Dominique van Soeur Sourire of andere zingende religieuzen zoals de Troebadoer van het Heilig Hart, alias de jezuïet Louis Mestdagh. Neen, ik liep school in een atheneum, een staatsschool dus waar godsdienst ‘maar’ een keuzevak was. Dat was wel anders voor mijn speelkameraden die schoolliepen in het college om de hoek. Voor het begin van de lessen moesten ze nog misdienaar spelen en de (Vlaamsgezinde) priesters staan één voor één nog in hun geheugen gegrift. In positieve of in negatieve zin, maar religie en kerk hebben heel Vlaanderen getekend. Zelfs ik, officieel goddeloos, keek uit naar de Vlaamse Filmpjes, een spannend jeugdverhaal dat de paters van Averbode wekelijks uitgaven, en zocht verwoed naar de muis die in de cartoon van de fietsende stripheld Thomas Pips verstopt zat. Mijn persoonlijke aha-belevenis. Dat was pas een écht mirakel. Enkele uren na de etappe verspreidde de christelijke arbeiderskrant Het Volk een tourkrantje met uitslagen, klassement en een getekend verslag van Marc Sleen. Voor gelovigen en niet-gelovigen in een oplage van 120.000 exemplaren.
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier