Hard tegen hard
De wereld van de Grieken was doordesemd van competitiegeest. Ook de Etrusken zochten de sportieve krachtmeting, vooral in vuistgevechten en wagenrennen.
De strijd kan elk moment beginnen: oog in oog staan de tegenstanders, elk tastend naar een ijzeren greep om het polsgewricht van de ander, de beenspieren aangespannen. Maar het startsein van de scheidrechter blijft uit – beide worstelaars in de ‘Tomba degli Auguri’ in Tarquinia wachten er nu al 2500 jaar op.
Waarom mensen uitgerekend hun graven met een wedstrijdtafereel sierden? Het antwoord is wellicht te vinden bij Homerus, die in de 23ste zang van zijn Ilias schildert hoe Achilles ter ere van zijn gesneuvelde vriend Patroklos lijkspelen houdt. En de Etrusken namen met de verering van deze Homerische held ook het enthousiasme voor sport van hun Griekse buren over. Fresco’s en standbeelden van atleten bewijzen dat naast worstelen ook andere olympische disciplines zoals hardlopen, discus- en speerwerpen in Etrurië een tweede vaderland vonden.
Een bloederige variant van boksen: vuistgevechten in de Oudheid
In één opzicht zijn de naakte worstelaars in de graftombe in Tarquinia en de naakte atleten niet authentiek: anders dan de Grieken sportten de Etrusken niet ongekleed, maar droegen een soort schort. Naar het schijnt hielden de pottenbakkers in Attica daar op een bepaald moment ook rekening mee: enkele van hun voor de export bedoelde vazen tonen licht geklede atleten, terwijl sporters anders altijd in hun ‘heroïsche naaktheid’ werden afgebeeld.
De Etrusken moeten een bijzonder zwak voor wagenrennen en het vuistgevecht gehad hebben. De vijfde koning van Rome, Tarquinius Priscus, zou na een overwinning op de Latijnen bodes naar zijn Etruskische geboortegrond gestuurd hebben om paarden en boksers te halen, zodat hij zijn triomf ook met spelen kon vieren. Op het drooggemaakte moerasland tussen Palatijn en Aventijn legde hij Romes eerste drafbaan aan, de voorloper van het Circus Maximus. In Olympia werd er met tweespannen geracet, in Rome met een quadriga. Op Etruskische afbeeldingen komen ook driespannen voor. Opmerkelijk is het gebruik van de teugels, die de menner om de rug gebonden waren.
Een antiek vuistgevecht was stukken gewelddadiger dan een moderne bokswedstrijd. Om te beginnen droegen de deelnemers geen gevoerde handschoenen, maar riemen van ongelooid leer, die zulke scherpe randen hadden, dat een slag in het gezicht een snee teweegbracht. ‘De overwinning van een bokser wordt met bloed betaald,’ luidt een overgeleverde inscriptie ter ere van een winnaar. Ten tweede waren er geen rondes en evenmin een tijdlimiet. Er werd net zolang gevochten, tot een van beiden opgaf of bewusteloos tegen de grond sloeg. Schilderingen op wanden en vazen suggereren dat de Etrusken de gewoonte hadden het vuistgevecht met fluitmuziek te begeleiden. Omdat hier schriftelijk niets over bekend is, kunnen de archeologen over de reden slechts speculeren: wilde men de wedstrijden zo nog aantrekkelijker maken, of had het fluitspel een cultisch karakter?
Sport was in de Oudheid sowieso veel meer dan een kijkspel, dan tijdverdrijf of lichaamscultuur. De spelen in Olympia, Delphi en Athene werden ter ere van de goden gehouden. Een bewijs voor het feit dat sport ook bij de Etrusken een religieuze dimensie had, vinden we in de Historiën van Herodotus. Na de zeeslag bij Alalia waren de Etrusken zo woedend op hun Griekse vijanden, de Phocaeërs, dat ze hun krijgsgevangenen stenigden – een schanddaad die de goden met de pest bestraften. Toen de Etrusken in hun nood het orakel van Delphi raadpleegden, kregen zij als antwoord: ‘Laat hen grote dodenoffers aan de Phocaeërs brengen. Ook moeten ze wedstrijden in worstelen en wagenrennen houden.’ Een traditie die de Etrusken volgens Herodotus ’tot op de huidige dag in ere houden’. En hij kon het weten, als inwoner van de Zuid-Italiaanse kolonie Thourioi (Thurii).
Wat Olympia voor de Grieken was, dat was Fanum Voltumnae voor de Etrusken: een tempelcomplex met een van de voornaamste heiligdommen en een vergaderplaats waar alle inwoners van Etrurië samenkwamen. Als de afgevaardigden van de Etrurische stadstaten hier bijeenkwamen, werden er ook wedstrijden ter ere van de god Voltumna gehouden.
Meer bloederig offerritueel dan sport was het Phersu-spel: een veroordeelde moest zich geblinddoekt met zijn wapen tegen een wilde hond verdedigen. Een gemaskerde hondentemmer vertegenwoordigde bij dit ‘spel’ de demon Phersu. Geen wonder dat Romeinse schrijvers de Etrusken al de uitvinders van de gladiatorengevechten noemden.
Uiteindelijk ontwikkelden de circusspelen en wagenrennen zich tot de Romeinse passie bij uitstek. De belangstelling voor atletiek deelden ze echter niet met de Etrusken. Ze zagen daar zelfs een gevaar voor hun jeugd in, aangezien bij de Grieken de palaestra, het trainingsveld, ook de plaats voor homo-erotische ontmoetingen was.
MEER WETEN? p>
Michael B. Poliakoff, Combat Sports in the Ancient World. Competition, Violence, and Culture. Yale University Press 1995, antiquarisch p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier