Grijs Slavernijverleden?

Jeroen Dewulf

Jeroen Dewulf

Over zwarte milities en redimoesoegedrag

Amsterdam University Press, Amsterdam 2018

164 blz., ? 22,99 ISBN 978 94 629 8794 4

Terwijl Nederlandse historici in toenemende mate publicaties over de Nederlandse geschiedenis in het Engels afleveren, bewandelt de in Berkeley (University of California) docerende hoogleraar Jeroen Dewulf de omgekeerde weg. Dat hij zijn studie in het Nederlands schreef, heeft zo zijn reden. Hij wil met zijn boek een bijdrage leveren aan een Nederlandse discussie waarbij twee partijen de hakken diep in het zand hebben gezet en diametraal tegenover elkaar staan.

Dewulf trekt voortdurend parallellen met de Holocaust, in het bijzonder met de evolutie in de geschiedschrijving hierover. Gewaagd, maar er blijken genoeg overeenkomsten te zijn om dit te rechtvaardigen. Dat de blanke plantagehouders in Suriname in deze kwestie tot de ‘daders’ gerekend moeten worden, is evident. Maar Dewulf nuanceert het in Nederland dominante beeld dat de zwarten de slachtoffers van de slavernij zijn. Hij maakt duidelijk dat een deel van de zwarte bevolking tegelijk slachtoffer én dader was. Daartoe richt de auteur de schijnwerper op een onderbelicht aspect van het slavernijverleden: de zwarte milities. Aan de zijde van de Nederlanders vochten uit slaven bestaande milities mee in de strijd tegen de marrons, weggelopen slaven die in de jungle eigen nederzettingen gesticht hadden. Ze deden dit in ruil voor vrijheid (en voor een flink ‘kopgeld’ voor elke teruggebrachte of gedode marron). In een afgewogen betoog probeert Dewulf duidelijk te maken dat het begrippenpaar ‘goed’ en ‘fout’ eigenlijk niet geschikt is om de posities in de slavernijdiscussie te duiden. Zijn stelling is dat – evenals tijdens de Duitse bezetting van Nederland – de groep slaven die in verzet kwam of openlijk collaboreerde, bescheiden was; de meeste slaven kozen voor accommodatie.

Partner Content