Goed-fout in 80 jaar oorlog
In 1580 heeft Filips II er schoon genoeg van. Hij doet Willem van Oranje in de ban en looft een bedrag uit van 25.000 gouden kronen voor ieder die het land kan verlossen van ‘desen bosen hijpocriet’ die met het ophitsen van de bevolking, aanslagen en puur geweld het land tot een staat van verwarring en totale chaos heeft gebracht.
Vast staat dat ‘hy alleen ’t hooft, auteur en promoteur is van alle dese beroerten, en principaelste perturbateur (=intrigant) van allen onsen landen en staten…’ Degene die Willem dood of levend aan de overheid uitlevert of hem met eigen handen vermoordt, krijgt niet alleen een flink bedrag maar wordt ook in de adelstand verheven. Twee jaar later balanceert Willem van Oranje op het randje van de dood nadat hij in zijn Antwerpse kasteel met een pistool is beschoten door een zekere Jean Jaureguy. De labiele Jaureguy is de knecht van een Spaanse bontkoopman. Die laatste hoopt de beloning op te strijken, maar gebruikt zijn personeel voor het vuile werk. Willem overleeft de aanslag, Jean wordt ter plekke gedood door hellebaardiers. Op zijn lichaam worden verschillende Spaanse documenten aangetroffen die in de richting van medeplichtigen wijzen. Twee andere complotteurs worden gepakt, publiekelijk onthoofd en gevierendeeld. Maar het brein achter de aanslag – de Spaanse bontkoopman – weet te ontkomen.
In 1584 lukt het Balthasar Gerards wel. De katholiek Gerards neemt een valse identiteit aan (die van de Franse protestant François Guillon) en doet zich voor als een geheimagent die inlichtingen over Filips II kan verstrekken. Zo weet hij tot de entourage van Willem van Oranje door te dringen. Op 10 juli ziet hij zijn kans schoon en vuurt drie kogels af. Willem van Oranje – de latere ‘Vader des Vaderlands’ – zakt op de trappen van zijn residentie in Delft in elkaar en sterft enkele minuten later. Zijn moordenaar wordt gepakt.
De straf die Gerards krijgt is langdurig en gruwelijk. Een ooggetuige beschrijft het in detail: ‘De eerste dag onderging hij publiekelijk op de Markt de wipgalg. De tweede dag kreeg hij zweepslagen, waarna zout in de wonden werd gestrooid, en werd zijn rechterhand afgehakt. De derde dag werden zijn borsten uitgesneden en zout in de wonden gestrooid en werd zijn linkerhand afgehakt. De laatste dag van zijn foltering, werd hij vastgebonden aan twee staken…
Repen vlees worden van zijn lichaam gescheurd
Terwijl hij daar naakt stond, werd niet ver bij hem vandaan een groot vuur aangestoken, waarin ijzeren tangen werden gehouden; en met deze tangen knepen en trokken twee mannen die daartoe waren aangesteld vlees in kleine stukken van zijn botten… zijn ingewanden werden voor zijn ogen verbrand, en zijn lijf werd gevierendeeld. Gedurende de hele executie bleef hij onboetvaardig en obstinaat, zich verheugend in het feit dat hij de Prins had gedood.’
Tot op de dag van vandaag worden in het Prinsenhof te Delft de kogelgaten in de muur, zorgvuldig afgedekt met glazen plaatjes, gekoesterd. Het is een plek van herinnering, een tastbaar houvast dat zich hier een dramatisch moment uit de vaderlandse geschiedenis heeft voltrokken. Maar die dramatiek is voor een gedeelte een constructie achteraf, onderdeel van het nationale verhaal dat we onszelf graag vertellen. ‘Op het moment dat hij werd gedood, was men wel zo’n beetje klaar met Willem van Oranje’, vertelt conservator Maurice Wery van het Prinsenhof, ‘katholieken voelden zich door hem bedrogen, voor protestanten was hij niet rechtlijnig genoeg.’ Een deel van de bevolking zal zich zelfs – al dan niet openlijk – achter de moordenaar hebben geschaard. Nog in de 16de eeuw wordt Balthasar Gerards op een schilderij afgebeeld met een krans boven het hoofd, de twee voeten stevig geplant op het lichaam van Willem van Oranje: een heilige die als martelaar voor het geloof is gestorven.
Oranje wordt achteraf een wijze held
Voor ons is de verheerlijking van de moord door een anonieme schilder bijna onvoorstelbaar. Maar er waren meer tijdgenoten die Willem van Oranje zagen als een onverantwoordelijke rebel, iemand die het wettig gezag en het ware geloof op een nietsontziende manier tart. Zo iemand verdient de dood. Of op z’n minst vergetelheid.
Dat Willem van Oranje ten tijde van de moord niet per se op handen wordt gedragen, blijkt ook uit zijn graf in de Nieuwe Kerk in Delft. De laatste rustplaats is aanvankelijk getooid met een onaanzienlijk grafmonumentje. Pas begin 17de eeuw, als zijn zoon Maurits en de Staten-Generaal in de propagandastrijd een iconische verbindende figuur nodig hebben, wordt het praalgraf gebouwd dat nu nog te bewonderen is. Willem van Oranje in marmer uitgehouwen, zelfs twee keer: aan de voorkant levend en strijdbaar, aan de zijkant gestorven als een wijs man, liggend, sereen. Dat is het beeld dat men later in de hoofden van ons volk heeft willen beitelen.
In de televisieserie 80 jaar oorlog, die vanaf eind september door de NTR wordt uitgezonden, plaatsen Wery en anderen kanttekeningen bij het ronkende beeld van de Tachtigjarige Oorlog, dat nog te vaak de schoolboekjes domineert. Van een doelbewuste, heldhaftige, collectieve Opstand tegen de wrede Spaanse onderdrukker is geen sprake. Wie werkelijk in de huid probeert te kruipen van tijdgenoten, ziet een lange periode van wisselende kongsis, strijd van buren tegen buren, burgers die verstrikt raken in een machtsstrijd die boven hun hoofden wordt uitgevochten… een situatie die merkwaardigerwijs veel associaties oproept met de actualiteit in bijvoorbeeld het Midden-Oosten ruim 400 jaar later. Eenvoudige zwart-wit of goed-fout verhalen doen geen recht aan de werkelijkheid. Jammer voor de nationalisten onder ons die aan de geboorte van Nederland nog steeds graag een heroïsche strijd willen verbinden. Maar troostend voor iedereen die hoopt dat ook uit chaos, opportunisme en geklungel iets goeds kan ontstaan. Willem van Oranje is misschien tijdens zijn leven en bij zijn dood geen absolute held, achteraf bezien betekent hij onbetwistbaar veel voor ons land en ons staatsbestel. Dat mogen we eren met kogelgaten, waarvan je je af kan vragen of kogels daadwerkelijk zover in het steen konden doordringen, en met een bezoek aan zijn graf, dat om propagandaredenen z’n kolossale omvang heeft gekregen.
Den Briel-herdenkingen worden steeds woester
Een feestje dat óók makkelijk door historici met hun kanttekeningen verstoord kan worden is de inname van Den Briel door de watergeuzen. Het stadje viert die gebeurtenis jaarlijks op 1 april. Met duizenden bezoekers is het een van de grootste reguliere lokale ‘herdenkingen’ van de Tachtigjarige Oorlog. Bewoners steken zich in historische kledij; het rammen van de poort, de intocht van de Geuzen en het ‘spel om de sleutel van de stad’ wordt elke keer vol enthousiasme nagespeeld. De ‘bevrijding’ kan daarna met zuipen en dansen op passende wijze afgesloten worden. Den Briel zet zich met een dergelijke herdenking op de kaart als ‘eersteling der vrijheid’. Sinds 1897 is er een officieel 1-april comité dat de feestende troepen aanvoert. Hoewel het er vroeger zeker minder woest aan toe ging. Daarvan getuigt ook het filmpje dat in 1922 is gemaakt ter ere van de 350ste herdenking: daarin zien we de hele koninklijke familie – koningin Wilhelmina, prins Hendrik, koninginmoeder Emma en prinses Juliana – op een schip de haven van Den Briel naderen als waren zij de watergeuzen zelf. Tot en met het bestormen van de poort door een klein groepje mannen in legeruniformen aangevoerd door Lumey in harnas, is alles op de beelden keurig en ernstig. Ook een protestantse kerkdienst maakt nog onderdeel uit van het programma. Heel anders dan de vrolijk-woeste taferelen die in 2018 het stadje kleuren. Maar een poging om de inname van Den Briel in 1872 tot een nationale feestdag te maken, mislukt grotendeels. Het zijn dan voornamelijk katholieken die historische vraagtekens zetten bij de heroïek van de gebeurtenis.
Het basisverhaal is bekend. In 1572 zijn de watergeuzen niet langer welkom in Engeland. Ze gaan met hun vloot de zee op en belanden – of door de verkeerde wind of opzettelijk, daar zijn de historici het tot op de dag van vandaag nog niet helemaal over eens – voor Den Briel. Op dat moment liggen er geen Spaanse troepen in de havenstad en zonder al te veel moeite weten de geuzen de plaats in te nemen. Vervolgens besluiten ze er te blijven en daarmee vormt Den Briel het eerste bolwerk op het vasteland dat in handen is van Oranje en ook nooit meer prijs zal worden gegeven.
Een memorabel moment in de Tachtigjarige Oorlog, daar is iedereen het wel over eens. Maar is admiraal Lumey, die de watergeuzen bij Den Briel aanvoert, niet een veel te gewelddadig gewelddadig figuur om als held te eren? Hoe zit dat überhaupt met de slechte reputatie van de geuzen, die er geen been in zagen om schepen te kapen, kerken en kloosters te plunderen, mensen te gijzelen? En kent Den Briel ook niet het verhaal van de Martelaren van Gorcum, de negentien geestelijken die door Lumey en zijn trawanten zijn opgepakt, gefolterd en opgehangen? Hoe kan de katholieke kerk, die zich net heeft ingespannen om in de Martelaren in 1867 heilig te laten verklaren, de daders in een herdenking eren?
Het geloof splijt de geesten over ‘Den Briel’
Zelfs in een tijd waarin er een grote behoefte is aan een nationaal verhaal, zoals in de 19de eeuw, blijkt de Tachtigjarige Oorlog zich moeilijk voor dit karretje te laten spannen. Hoezeer het organiserend comité ook z’n best doet om de godsdiensten te overbruggen, voor katholieke critici zoals J.A. Alberdingh Thijm is Den Briel te zeer verweven met het lot van zijn geloofsgenoten om iets te willen vieren. In Limburg en Maastricht doet de bevolking in 1872 nauwelijks mee aan de festiviteiten en weigert te vlaggen. In sommige kleinere plaatsen in het land komt het tot een handgemeen tussen katholieken en protestanten. Ruiten worden ingegooid, meubels vernield, mensen verwond. De tegenstellingen blijken te groot om Den Briel collectief te kunnen zien als de ‘viering van de Nederlandse onafhankelijkheid’. De partijen bijten zich vast in eigen gelijk.
Voor hedendaagse historici en leraren luidt de opdracht om tegenstellingen niet weg te poetsen, om gruwelijkheden van beide kanten aan bod te laten komen, om geen smetteloze helden of eenduidige beelden te creëren. Ja, we weten dat de verarmde bevolking van Den Briel in 1571 moppert over de aanwezigheid van Spaanse troepen, de burgemeester gaat zelfs naar Den Haag om te klagen over de vijftig zakken meel die wekelijks ter beschikking moeten worden gesteld aan de soldaten. Waarschijnlijk niet zozeer vanwege de klachten maar uit militaire overwegingen, besluit Alva in november 1571 zijn garnizoen uit Den Briel terug te trekken. Er blijven slechts twee wachters bij iedere poort om de veiligheid te garanderen. Als de geuzen in aantocht zijn, weigert het stadsbestuur de sleutel aan hen te overhandigen en bestormen de overvallers de Noordpoort. Maar bij gebrek aan bronnen weten we niet hoe de bevolking daadwerkelijk reageert als de geuzen het stadje binnenkomen. Zien ze het als een overval of een bevrijding? De mensen die het meeste van de geuzen te vrezen hebben, vluchten in ieder geval. Ook staat vast dat de geuzen op 2 april de beelden in de kerken stormen.
Willem Blois van Treslong verklaart dat ze niemand schade willen doen, behalve ‘…papen, monnycken ende andere papistische schelmen’. Lumey geeft opdracht ‘alle papen en hun complicen te vanghen ende alhier in den Briel te brenghen’. Met de moord op de pastoor van Helvoet, de kanunnik Berwout Jansz en de martelaren van Gorcum voegen ze de daad bij het woord. Er wordt strijd gevoerd en dat gaat niet zonder geweld of (onschuldige) slachtoffers.
Ook de rappers Boys van Treslong uit Den Briel hebben dat begrepen. Afgelopen jaren hadden ze diverse keren een lokaal youtube-hitje, waarbij ze o.a. over het Geuzenkalifaat rappen. Ze vinden geschiedenis belangrijk, vertellen de twintigers in een interview, het appelleert ook aan hun nationale trots. Maar met zichtbaar plezier laten ze in filmpjes en teksten ook de morbide kant van de geuzen zien. ‘We kunnen maar beter de dingen zeggen zoals ze zijn,’ verklaart een van de bandleden.
MEER WETEN?
De televisieserie 80 jaar oorlog is vanaf 28 september te zien op NPO2 Een gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum opent 10 oktober
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier