Geschiedenis van een kleine krachtpatser
Een lijn van 54 kilometer lengte, dat is de afstand die met een gemiddeld potlood kan worden getrokken. Grijs of met een kleurtje, een dikke streep of juist heel fijn. Het potlood is misschien geen glamourboy, toch is het in zijn eenvoud een meesterlijke combinatie van vorm en functie. Het potlood is een kleine krachtpatser en dat al eeuwen lang.
Ergens tussen 1500 en 1565 werd in de buurt van Borrowdale in het Engelse Lakedistrict een tot dan toe onbekend materiaal gevonden. Het leek op kolen maar was veel zwaarder en brandde niet. Het was vettig en gaf zwart af. De nieuwe stof werd voor een vorm van lood aangezien en daarom ‘black lead’ genoemd. Pas veel later, in 1779, ontdekte de Zweedse chemicus Carl Scheele dat het in werkelijkheid, net als bij diamant, om een zuivere vorm van koolstof ging en kreeg het kort daarop zijn huidige naam: grafiet, naar het Griekse ‘graphein’ dat schrijven betekent. ‘What’s in a name’? Lokale boeren gebruikten het aanvankelijk om hun schapen te merken, het Britse leger als bekleding van de mallen waarmee mortierstukken werden gemaakt. Als poeder werd het gegeven tegen darmen galsteenklachten. Verder was het een prima smeermiddel voor bijvoorbeeld scheepska-trollen. Grai et was zeldzaam en daardoor kostbaar. De winning stond onder toezicht van de Engelse kroon. Op illegaal delven stonden zware straf en, vanaf 1752 zelfs verbanning naar de Britse strak olonie in Australië. De zuiverheid van het Britse grai et was ongeëvenaard en gaf de Engelsen feitelijk een monopolie. En ze waren er zuinig mee. Omdat de voorraden strategisch belangrijk waren, werden de mijnen regelmatig voor een paar jaar stilgelegd. De ingangen werden dan met water tegen diefstal afgesloten.
Potloodrevolutie
Van meet af aan werd grafiet als schrijfmateriaal omarmd. Het eerste potlood was een staafje grafiet dat door de gebruiker zelf met een koordje of een stuk papier werd omwikkeld voor grip en tegen het afgeven. Dat was omslachtig en al snel kwamen er houten houdertjes op de markt waarin het grafiet geklemd kon worden. Door het gemak ervan verspreidde het gebruik van de nieuwe schrijfstift zich razendsnel. Als materiaal om mee te schrijven of te schetsen was het grafiet tegen het einde van de 16de eeuw in heel Europa bekend.
Het potlood (zoals wij hier het grafiet noemden) zorgde voor een kleine revolutie. Eindelijk was er een schrijf- en schetsgerei dat overal mee naar toe kon worden genomen en onder alle omstandigheden zonder geklieder dienst deed. Vooraf geprepareerd materiaal om op te schrijven was niet meer nodig. Het potlood stelde maar weinig eisen. De Britten konden tevreden zijn. Op meer plaatsen in Europa werd grafiet gevonden, maar het Engelse materiaal was superieur van zuiverheid en kwaliteit.
Het Engelse grafiet werd naar heel Europa uitgevoerd, vaak via de Nederlanden en België waardoor het ook wel Vlaams steen werd genoemd. In Duitsland ontwikkelde Neurenberg zich tot de een belangrijk centrum voor de vervaardiging van potlood. Daar ontstonden in de 17de eeuw nu nog beroemde firma’s zoals Staedtler en Faber-Castell. Het grafiet dat de Duitsers gebruikten was niet van de beste kwaliteit. Het werd daarom eerst tot poeder vermalen waarna aanwezige ongerechtigheden zoals zandkorrels verwijderd konden worden. Daarna werd het gemengd met zwavel, gesmolten, in broodjes gekneed, gedroogd en op maat gezaagd en in een houten omhulsel gelegd. Zo was er maar weinig grafiet nodig om toch een behoorlijk schrijvend en goed in de hand liggend potlood te maken. Dat was belangrijk want, anders dan in Engeland, was er eigenlijk overal in Europa voortdurend gebrek aan zuiver grafiet. En dat werd alleen maar erger.
De hardheid van de punt beïnvloeden
In 1793 was het Revolutionaire Frankrijk als gevolg van oorlogen zelfs helemaal afgesneden van de import van grafiet. Onder de druk van die omstandigheid ontwikkelde de Franse officier Jacques Conté in 1793 een variant van het Neurenberger procedé waarbij in plaats van zwavel klei werd bijgemengd. Het resultaat was verbluffend goed. Niet alleen was het resultaat steviger dan puur grafiet en gaf het een mooie lijn, door te variëren met de hoeveelheid klei kon ook nog eens de hardheid van de punt worden beïnvloed. Het betekende het einde van de Britse hegemonie. Was de potloodfabricage tot dan toe nog een ambachtelijk proces, met de ontdekking van Conté was het potlood klaar voor industriële productie. Het begin daarvan ligt in de Verenigde Staten. Daar was ook een overvloed aan ideaal potloodhout: ceder, licht en stevig. Eigenlijk is het potlood sinds 1800 niet meer veranderd.
Het onmisbare gummetje
Omstreeks 1850 wordt het gummetje voor het eerst toegepast.En het mechanische vulpotlood wordt bedacht. De belangrijkste ontwikkeling is waarschijnlijk die van het kleurpotlood aanhet begin van de vorige eeuw.Geïnspireerd op het in de bouw gebruikte markeerpotlood van vetkrijt, dat al wel kleuren kende. Het kleurpotlood werd gepromoot als een middel tot ontwikkeling van discipline en de motoriek in het vroege schoolonderwijs: het bekende ‘netjes binnen de lijntjes kleuren’, waarvoor speciale kleurboeken werden ontwikkeld. Hoe vrijer klinkt de lof op de nuance van het potlood van de Vlaamse schrijver Bart Moeyaert. Op de vele tinten grijs en de mogelijkheid tot uitgummen en bijstellen. De verkiezing daarvan boven de teksten van schreeuwlelijkerds voor wie de wereld slechts zwart óf wit kan zijn. Een mooie metafoor.
MEER WETEN?
Henri Petroski, The pencil. A history of design and circumstance. (1989) Engelstalig maar zeer compleet, ook online te lezen en downloaden via http://library.aceondo.net/ebooks/Fine_Arts/petroski-h-the-pencil-a-history-of-design.pdf
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier