Geboren heersers en onderworpenen
Antisemitisme en minachting voor de Slaven brengen Duitsland tot de overval op de Sovjet-Unie. Na het verlies van Stalingrad slaat deze haat om in een offercultus.
In Stalingrad botsten niet alleen twee legers, maar ook twee extreme ideologieën op elkaar. De aanwezigheid van de Duitsers daar valt ook alleen maar uit een blind nationaal-socialisme te verklaren. Er moest Lebensraum worden veroverd voor een superieur volk, dat was de overtuiging. Want verder had de veldtocht noch politiek, noch strategisch enige zin.
Hitler was niet alleen antisemiet, maar beoordeelde álle mensen als representanten van een zeker ras. Het Duitse volk vertegenwoordigde dan het Arische ras en dat had de wereldheerschappij als roeping. Voor de Slaven was alleen een plek als rechteloos werkvolk weggelegd. Recht op een eigen land hadden zij dan ook niet.
Dit ‘antislavisme’ dateert trouwens al uit de keizertijd. De nationaal-socialisten mengden er vervolgens nog hun antisemitisme door. Dat leverde een kijk op waarin de Sovjetelite uit Joden bestond, die met de Oktoberrevolutie de macht gegrepen hadden. Hitler wakkerde de angst aan dat een wereldomspannende Joodse samenzwering van Rusland uit haar beslag zou krijgen: ‘In het Russische bolsjewisme dienen we de poging van het jodendom te zien om een greep naar de wereldheerschappij te doen,’ schrijft hij in Mein Kampf.
Deze vermeende dreiging rechtvaardigde dan een vernietigingsoorlog tegen het Joods-bolsjewistische element. En in de Tweede Wereldoorlog werd deze ideologie ook consequent in militair handelen omgezet. Al voor de inval in Polen van 1939 riep Hitler op om met de ‘grootst mogelijke hardheid’ te werk te gaan. Als doel gaf hij ‘eliminatie van alle levende krachten’ in Polen aan. Voor Hitler draaide het in de Tweede Wereldoorlog niet om grondstoffen of het vergroten van Duitslands invloed – het ging hem om niets minder dan de redding van de mensheid, door uitschakeling van een alom tegenwoordige dreiging.
Maar in Stalingrad legt zelfs het machtige nazistische propaganda-apparaat het af tegen de werkelijkheid. Terwijl men nog koortsachtig bezig is de verdediging van de ingesloten stad als overwinning in te kleden, heeft de Duitse bevolking de soldaten daar al opgegeven. Pas als een definitieve nederlaag zich aftekent maakt Goebbels een draai van 180 graden. Het Duitse volk dient nu de waarheid te horen, zij het in beperkte doses. ‘We zullen ons de grootste moeite moeten getroosten om de ontgoocheling in te dammen die de naakte waarheid teweeg zal brengen,’ noteert hij in zijn dagboek.
De virtuoos van de nazi-propaganda is van zins van ‘Stalingrad’ een mythe te maken. Goebbels ziet geen soldaten die zinloos ijs en hels artillerievuur ingestuurd werden – hij ziet helden die een offer brachten. Hij legt een direct verband tussen de nederlaag van het Zesde Leger en het nationaal-socialistische streven naar Lebensraum. ‘Het offer van het leger was niet vergeefs. Zij stierven zodat Duitsland kan leven,’ heet het tot besluit van het legercommuniqué over de capitulatie van 3 februari 1943.
Aan Sovjetkant wordt de slag om Stalingrad eveneens tot mythische proporties opgeblazen. Hier benadrukt de propaganda de ijzeren wil van het Russische volk, dat onder onmetelijke offers standhield tegenover een Wehrmacht die tot dan de status van onoverwinnelijkheid genoot. Stalingrad zou voor Hitler worden wat Waterloo voor Napoleon betekende. Onder verwijzing naar Napoleons Russische veldtocht van 1812 sprak men over de Tweede Wereldoorlog opnieuw als ‘Vaderlandse Oorlog’. En net zoals de Russische winter Napoleon de das om gedaan had, verging het 130 jaar later Hitler.
Voor het zelfbeeld van de Sovjet-Unie was ‘Stalingrad’ een toverwoord en ook in post-communistisch Rusland behield het zijn magische kracht, al was de stad zelf allang omgedoopt in ‘Wolgograd’. Het land is bezaaid met monumenten en herdenkingstekens die de herinnering eraan levend houden. In de lange maanden voor ‘Stalingrad’ stond gedetailleerde berichtgeving over het oorlogsverloop op de voorgrond, daarna de gewisheid van de uiteindelijke overwinning.
In nazi-Duitsland kon er overigens ook politieke munt uit ‘Stalingrad’ geslagen worden. De daar getoonde heldenmoed werd met een bijkans Wagneriaanse gloed omgeven en hielp zo de oorlogshitserij naar een nieuw hoogtepunt. Ongeveer twee weken na de nederlaag legde Goebbels een extatisch Berlijns Sportpalast de roep om een ‘totale oorlog’ in de mond.
Na 1945 ontstond er in de Duitse openbare mening een andere kijk op ‘Stalingrad’. Het accent verschoof van de heldenmoed naar het leed van Duitse én Russische soldaten. Maar daarmee begaven velen zich bedoeld of onbedoeld in een ander gevaar: het eigen land van agressor te veranderen in een speelbal van een niet nader omschreven gruwelijk lot. Ook een manier om niet van de geschiedenis te leren …
MEER WETEN
Jost Dülffer, Nazi Germany 1933-1945. Faith and Annihilation. Bloomsbury 1995