EEN NIEUWE WERELD
Is 12 november 1918 de eerste dag van een nieuwe wereld? In het licht van de ‘lange termijn’ lijkt dat een overdrijving. De oorlog heeft van de planeet aarde geen nieuw huis voor het menselijk leven gemaakt. Het oude huis is wel grondig opgeschud.
Om te beginnen zijn er in 1918 veel minder mensen dan in 1914. In sommige van de oorlogvoerende landen is de bevolking met miljoenen eenheden gekrompen. Veel soldaten en burgers zijn gedood in de strijd, maar daar bovenop is ook de natuurlijke groei ineengestuikt. Vrouwen hebben hun kinderwens opgeschort voor de duur van de oorlog. Zo heeft bijvoorbeeld Frankrijk evenveel mensen verloren op het slagveld als in de ongebruikte kraamklinieken. Maar de verschrikkingen van de oorlog hebben de voortplantingsdrang van de mensen niet voor altijd onderdrukt. Hoe broos de vrede van 1918 ook lijkt, ze volstaat om veel paren ervan te overtuigen dat de wereld weer veilig is voor kinderen. In de eerste jaren na de oorlog schieten de geboortecijfers de hoogte in. In Frankrijk worden er in 1920 weer 840.000 kinderen geboren. Dat zijn er even veel als in 1908.
De nieuwe wereld wordt bevolkt door nieuwe mensen, maar ook door doden en bijna-doden, vermisten en verminkten. Deze wereld is belast met de loden herinnering aan de gruwelen van de oorlog. De onschuld van de zomer van 1914 keert nooit meer terug. De overwinnaars wentelen zich nog in een ouderwets soort patriottisme, maar dure woorden als ‘vaderland’, ‘imperium’ en ‘beschaving’ zijn voor altijd besmet. De Britse aarts-imperialist Rudyard Kipling, die zelf zijn enige zoon John heeft verloren op het slagveld, verwoordt het in 1919 zo: ‘If any question why we died/Tell them, because our fathers lied.’ Diep onder de vrolijkheid van de Roaring Twenties zoekt een stroom van zwart cynisme voortaan zijn weg.
Nieuw is zeker wel de manier waarop de sociale ‘klassen’ met elkaar omgaan. De internationale arbeidersbeweging heeft in het begin van de oorlog zelfmoord gepleegd en de socialistische partijen hebben zich bijna overal achter hun oorlogvoerende regering geschaard. Maar in de vier oorlogsjaren heeft de mentale emancipatie van de arbeiders zich ook zonder die partijen voltrokken. De totale oorlog heeft hele samenlevingen gemobiliseerd en op veel plaatsen een soort oorlogssocialisme ingevoerd dat komaf heeft gemaakt met de pretenties van het klassenonderscheid. Dat laat zich niet meer terugschroeven. Overal nemen socialisten voortaan deel aan de macht. In Rusland eist één partij in naam van het socialisme zelfs alle macht op.
Tot de verworvenheden van het ‘oorlogssocialisme’ behoort ook de feitelijke emancipatie van de vrouwen, die massaal zijn gemobiliseerd om in fabrieken en ateliers de plaats van hun afwezige mannen in te nemen. Maar als het over vrouweneisen gaat, vertoont de nieuwe wereld oude trekken. Sommige ex-oorlogvoerende landen zullen pas vele jaren na de wapenstilstand het algemene vrouwenstemrecht goedkeuren. Britse vrouwen moeten erop wachten tot 1928, Franse tot 1944 en Belgische tot 1948.
Wat de nieuwe wereld écht grondig zou kunnen onderscheiden van de oude, zou de verbanning van de oorlog zijn. Maar op dat punt falen winnaars en verliezers samen grandioos en fataal. De vrede wordt bezegeld met het Verdrag van Versailles, dat alle schuld en verantwoordelijkheid bij de verliezende partijen legt. Een verdrag als een slangenei. Er bestaat een oeroud recept voor het scheppen van langdurige onvrede en giftige conflicten: de herverdeling van het grondgebied van de verslagen tegenstander. In Versailles wordt het royaal toegepast. Het oude keizerrijk Oostenrijk-Hongarije valt uiteen in een waaier van kleine staten, soms gestoeld op een ‘volkssoevereiniteit’ die nog maar net is wakker geworden.
De scheppers van de nieuwe staatkundige wereld hebben een instrument bedacht om de nieuwe landenpuzzel vreedzaam in elkaar te laten vallen en die vrede ook te bestendigen: de Volkenbond. Een van de grote promotoren van de Volkenbond is de Amerikaanse president Woodrow Wilson, die daarvoor in 1919 bekroond wordt met de Nobelprijs voor de Vrede. 42 staten worden in 1920 lid van de Bond, maar helaas zijn de Verenigde Staten daar niet bij. Permanent lid van de Raad van de Bond is wél Italië, dat vanaf 1922 geleid wordt door Benito Mussolini, voor wiens ‘nieuwe wereld’ de oorlog een oude vriend is.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier