Een nieuw land
22 november is geen officiële feestdag in België. Toch is dat de verjaardag van het ‘nieuwe land’ dat op het Belgische grondgebied ontstaat na de Grote 0orlog.
Op 22 november 1918 rijdt koning Albert I aan het hoofd van zijn troepen Brussel weer binnen. In het parlement houdt hij een revolutionaire troonrede. Hij kondigt aan dat algemeen, enkelvoudige stemrecht wordt ingevoerd voor alle mannen, vanaf 21 jaar.
Zonder dralen, meteen, bij de eerstvolgende verkiezingen. Dat is letterlijk revolutionair, want de grondwet laat het niet toe. De belangrijkste begunstigden, de arbeiders, krijgen bovendien onbeperkte vakbondsvrijheid toegezegd. Het nieuwe land heeft haast om geboren te worden. Het is beter de hand met de grondwet te lichten dan weggeveegd te worden door een echte revolutie, zoals het oude Rusland is overkomen en zoals het oude Duitsland nu dreigt te overkomen. Het enkelvoudig stemrecht maakt een einde aan een lange tijd van katholieke hegemonie. De macht moet voortaan gedeeld worden. Dat heeft de regering-in-ballingschap al gedaan en dat doet de eerste nieuwe regering in Brussel ook: katholieken, liberalen en socialisten verdelen de ministerportefeuilles onder elkaar. De oorlogswonden van het land zijn zo diep dat de politieke godsvrede beter nog wat recht gehouden wordt.
De balans van de oorlog is ook voor België bijzonder zwaar. 40.000 militairen zijn gesneuveld of vermist. 6.000 burgers zijn bij de Duitse inval in 1914 vermoord. Een groot deel van West-Vlaanderen is veranderd in een stinkende modderpoel vol lijken en munitieresten. Fabrieken zijn door de Duitsers ontmanteld, voorraden weggesleept. 120.000 hectaren landbouwgrond zijn verwoest. Het spoorwegnet is totaal ontwricht. De Duitsers hebben alle locomotieven gestolen. Eén miljoen mannen zijn werkloos. Bij de volkstelling van 1920 blijken er ook maar 7.406.000 Belgen te zijn. Dat zijn er 650.000 minder dan voorspeld. Zo ziet het land eruit dat in 1914 nog tot de economische grootmachten behoort: kleiner en armer.
Hoe trekt België zichzelf uit het moeras? Onder andere door zijn levenswil. Tijdens de oorlog hebben veel Belgen hun huwelijks-plannen opgeborgen en hun kinderwens onderdrukt. Dat wordt na de oorlog meteen goedgemaakt. In 1919 zijn er alweer 100.000 huwelijken (tegen 24.000 in 1915). De Belgische burgers zijn klaar voor een nieuw begin. Nu moet het huis nog op orde gebracht worden. Dat lukt niet op zuivere wilskracht. De regering rekent op Duitse herstelbetalingen, maar op de Vredesconferentie in Parijs (1919) wordt gelachen met de omvang van Belgische schadeclaim. Het duurt een paar jaar voor de regering alsnog 2,5 miljard goudfrank uit de brand kan sleuren, ongeveer vijf keer minder dan gehoopt.
België is door de oorlog ook losgeslagen van het anker van de neutraliteit. Het moet zich opnieuw een veilige plaats in de Europese orde verwerven. De regering kiest voor een militair akkoord met Frankrijk, waarvan iedereen het bestaan, maar bijna niemand de inhoud kent.
België kan de schaarste, honger en werkloosheid verbazend snel achter zich laten door een aantal nieuwe instrumenten te gebruiken bij het sturen van zijn economie en arbeidsrelaties: prijscontrole, een index van de kleinhandelsprijzen, collectieve arbeidsovereenkomsten, de achturendag, een begin van sociale zekerheid… Dat alles in ruil voor sociale vrede. De industrie krijgt massale kredietinjecties. Het oude industrieapparaat maakt een succesvolle doorstart, maar de wereldmarkt waar het vroeger voor werkte is verdwenen.
Onder de oppervlakte van de nieuwe sociale vrede blijven de diepe vooroorlogse stromingen hun weg zoeken. De mensen kiezen nog altijd hoofdzakelijk voor de drie traditionele partijen: liberalen, socialisten en katholieken. Ook bij enkelvoudig mannelijk stemrecht blijven de katholieken de grootste kamergroep vormen. Hun meerderheid is alleen dramatisch gekrompen. Echt nieuw is een kleine Vlaamsnationalistische partij, Het Vlaamse Front.
Hoe verder het land de oorlog achter zich laat, hoe scherper de oude breuklijnen van klasse, godsdienst en taal zich weer beginnen af te tekenen.
In 1925 wordt de prijs van het wonderlijke Belgische herstel heel duidelijk: de Belgische staat heeft zich te pletter geleend. De Belgische Frank is haast niets meer waard. Wanneer de ‘bankiers’ de regering overnemen kan het land opnieuw een paar jaar de rug rechten, tot het met de rest van de wereld wordt meegezogen in de grote crisis van 1929.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier