Een dualistische dooltocht
De katharen – Michel Roquebert mag wel ‘katharoloog’ par excellence worden genoemd. Hij schreef tussen 1970 en 1998 vijf boeken over dit fenomeen. Enkele jaren na het laatste boek nam hij de moeite de stapel van vijf samen te vatten in één werk over de katharen.
‘De aantoonbaar onvolmaakte schepping is niet te rijmen met Gods goedheid en almacht. De schepping moet het werk zijn geweest van het Kwaad waar de goddelijke Geest buiten en boven staat.’ De aanhangers van deze idee zien dus twee naast elkaar bestaande entiteiten, een onstoffelijke en een stoffelijke, de eerste is volmaakt, de ander vertegenwoordigt het Kwaad. In elk mens schuilt niettemin een goddelijk element, de ziel, dat hem of haar in staat stelt los te komen van de materiële wereld en in verbinding te raken met het transcendente. Een en ander impliceerde een sobere levensstijl, wars van weelde en overdaad. Ook kerkvader Augustinus was enige tijd aanhanger van deze opvatting.
De opgang van dit denken in de 11de en 12de eeuw wordt bevorderd door het verval dat zich vertoont in de kerk. Er komen bewegingen op die de weg terug zoeken naar de oorspronkelijke evangelische eenvoud en die zich keren tegen een instelling die van haar boodschap vervreemd is. ‘Ketterse’ bewegingen vertonen zich langs de Rijn, in Noord-Frankrijk en Vlaanderen. Zo ook in Lombardije en Zuid-Frankrijk en daar, met name in de laatstgenoemde regio, komen de katharen in beeld.
‘Ketter’ komt van ‘katharen’
De katharen hebben hun naam niet zelf bedacht. Het is een vondst van hun rooms-katholieke tegenstanders, ontleend aan het Griekse woord ‘katharos’ wat ‘zuiver’ betekent – althans dat is de gangbare opvatting over de herkomst. De benaming zal neerbuigend bedoeld zijn. Ons woord ‘ketter’ komt daar dan weer vandaan. Zelf beschouwden ze zich als oprechte christenen.
Hun geschiedenis is vooral verbonden aan Occitanië, het land van de Langue d’Oc, met als epicentrum het graafschap Toulouse. In het feodaal verdeelde Europa was er van centraal gezag nauwelijks sprake. De adel betuigde leenhulde aan keizer of koning maar ging verder zijn eigen weg. Zo gedroegen de graven van Toulouse zich als onafhankelijke heren. Er woonden talrijke Joden in deze regio en via connecties met Spanje was men er bekend met de islam. De atmosfeer was er een van tolerantie waardoor strikte orthodoxie niet de boventoon voerde. Nieuwe opvattingen werden geduld zoal niet omarmd.
Vertroosting van de geest
Het leven van de gelovige kathaar is in beginsel erop gericht de materie te ontstijgen. Op enig moment in zijn of haar bestaan kan worden besloten de wereld te verzaken om als ‘volmaakt’ verder te leven en te sterven. Daartoe zoeken ze iemand die deze staat al heeft bereikt, een ‘perfecte’ man ( perfectus) of ‘perfecte’ vrouw ( perfecta). Deze legt hun, als eertijds de apostelen, de hand op waarmee de vertroosting van de Geest ( consolamentum) hun ziel weer verzoent met het goddelijke. Daarna is seksuele onthouding geboden voor de ‘volmaakte’ omdat door voortplanting een volgende ziel weer vastzit in een onrein lichaam. Daarom is ook voedsel van dierlijke, dus onreine, aard taboe. Vanwege deze strenge eisen werd het consolamentum vaak uitgesteld tot het moment waarop de betrokkene het einde zag naderen: de bevrijde ziel kon dan vrij spoedig terug naar zijn oorsprong.
Wat bracht Rome ertoe deze wereldvreemde, overwegend vreedzame lieden allengs genadelozer te vervolgen? Hun dualistische opvattingen leidden uiteraard tot allerlei van Rome afwijkende leerstelligheid. Zo ontkenden ze de menswording van Christus. Christus behoort in hun visie tot de wereld van het onstoffelijke – liep hij immers niet over het water en vertoonde hij zich niet te midden van de apostelen terwijl ze alle deuren en ramen potdicht hadden? Hij kan zich dus in een gedaante uit de stoffelijke wereld van het Kwaad niet geopenbaard hebben. Daarnaast weigerden ze de kerkelijke belasting (de ’tienden’) te betalen aan een organisatie die ze beschouwden als een creatie van de duivel. Tot slot werd gevreesd dat de kathaarse afwijzing van de wereld de bestaande sociale orde zou ondermijnen.
Voorshands blijven langdurige debatten en prediking de belangrijkste middelen tot bekering, maar omstreeks 1200 verhardt de strijd. Er treedt een paus naar voren die niet alleen de kerk grondig wil saneren, maar ook radicaal een eind wil maken aan de ketterij: Innocentius III. Het is de tijd van de kruistochten. In het Midden-Oosten wordt het Koninkrijk Jerusalem voortdurend bedreigd, in Spanje woedt de Reconquista, de strijd tegen de ‘Moren’. Nu moet er ook een kruistocht worden ondernomen tegen de katharen. Innocentius benoemt speciale pauselijk legaten om dat voor te bereiden en probeert – overigens tevergeefs – de koning van Frankrijk en de lokale heren te mobiliseren. De katharen ondervinden ter plekke echter veel sympathie en steun in de hogere kringen, de gegoede burgerij en de adel. Ook de graaf van Toulouse, Raymond VI, is hen welgezind.
‘Albigenzische kruistocht’
Legaten en predikers krijgen voorlopig weinig voor elkaar, ook al door hun hooghartige optreden. Meer succes boekt een Spaanse priester, Domingo of Dominicus de Guzmán, die min of meer toevallig in de theologische debatten met de katharen verzeild raakt. Guzmán wordt de stichter van de geestelijke orde der dominicanen. Zijn orde zal een belangrijke rol spelen in de bestrijding van de katharen.
Dan wordt op 14 januari 1209 één van de legaten vermoord. Dat zet vaart achter het zozeer verlangde optreden tegen de ketters, bekend onder de naam ‘Albigenzische kruistocht’ – gericht dus tegen Albi, een stad in de Tarn. Onder aanvoering van een abt trekt een leger van ridders en huurlingen op naar het Zuiden. Daar stuiten ze op het vermeende ketternest Béziers. De aanvallers weten binnen te dringen en gaan als razenden tekeer. De abt-aanvoerder wordt gevraagd of er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen katholieken en ketters. Daarop zou deze hebben geantwoord met: ‘Breng ze allemaal om, want de Heer kent de zijnen’; anders gezegd: de abt delegeert het onderscheid naar hogere machten. Het werkelijk aantal slachtoffers valt niet te achterhalen, maar na de slachting, de plundering en de brandschatting blijft een vrijwel ontvolkte stad achter.
Zelfs de doden worden vervolgd
Confiscaties van ketters goed en gebied geven de kruistocht het karakter van een veroveringsoorlog of een rooftocht. Daarmee wordt het gebied interessanter voor de Franse kroon. Als de tocht uiteindelijk toch vastloopt op Albi, wordt het beroep op de koning des te indringender. Intussen is Raymond VI gestorven en opgevolgd door zijn zoon, Raymond VII. Na de pauselijke kruistocht waarmee zijn vader te maken had gekregen wordt de zoon geconfronteerd met een door de koning georganiseerde actie. Deze eindigt in 1229 met de ‘Vrede van Parijs’ waarbij Raymond harde eisen worden gesteld. Hij moet zweren daadwerkelijk de ketters te gaan bestrijden, zijn grondgebied wordt sterk verkleind en de hele regio moet worden gedemilitariseerd.
Vanaf dat moment is het menens. Het onderzoek naar ketterse praktijken, de inquisitie, was steeds het werk geweest van bisschoppelijke tribunalen. Bij bewezen ketterij werd de schuldige overgedragen aan de wereldlijke overheid om het vonnis te voltrekken. Leken hadden de taak op te treden als aanbrengers. Omdat die werkwijze ontoereikend bleek voegde de paus in 1232 een eigen onderzoeksinstelling daaraan toe. Het was de formele oprichting van de Inquisitie – nu met een hoofdletter. Hij droeg uitvoering van het onderzoek op aan de volgelingen van de intussen overleden Dominicus. In de decennia daarna zullen afwisselend predikheren en bisschoppen allengs feller jagen op de ketters. Al in 1234 verrijzen de eerste brandstapels ‘nieuwe stijl’. Zelfs de doden ontkomen niet aan vervolging. Wanneer achteraf blijkt dat zij met kathaarse smetten in hun graf liggen worden ze opgedolven en alsnog verbrand.
224 katharen met grote vreugde op de brandstapel
Onder de toenemende druk duiken de katharen onder of vluchten weg, in veel gevallen naar Lombardije waar ze zich nog enige tijd kunnen handhaven. In de Languedoc wordt vervolgens de aanval gericht op de centrale vesting van de katharen, de rots Montségur. De sterkte valt pas in 1244. Er wordt een enorme brandstapel opgericht waar 224 katharen ‘met grote vreugde’ aan de vlammen worden prijsgegeven. De solidariteit en al dan niet heimelijke steun die de katharen steeds hadden ondervonden van hun omgeving verzwakt onder de harde repressie. Vervolging en vlucht dunnen hun gelederen steeds verder uit. Omstreeks 1280 is in Toulouse geen kathaar meer te vinden. Omstreeks dezelfde tijd verliezen de katharen ook in Lombardije hun laatste bastion. Daar hadden zij zich verschanst op een landtong aan de zuidelijke oever van het Gardameer: Sirmione nabij Brescia. In 1276 moeten ze capituleren, twee jaar later vlamt de brandstapel op in de arena van Verona.
Maar dan steekt het katharisme rond 1300 toch nog weer opnieuw de kop op, nu onder de boeren en de herders van Occitanië. Deze ‘eenvoudige lieden’ zijn echter voor een door de wol geverfde Inquisitie geen partij. Montaillou van Le Roy Ladurie speelt in die periode. De laatste perfectus wordt door een premiejager in de val gelokt en in 1321 aan de vlammen geofferd, zeven jaar later bestijgt de laatste ‘gewone’ kathaar de brandstapel.
Gevolg van de kruistocht: grensverlegging
De Franse kroon heeft de aanvankelijke weerzin om zich met de katharen te bemoeien niet vergeefs overwonnen. Parijs kon haar greep op Zuid-Frankrijk belangrijk versterken en letterlijk de grens verleggen. In 1258 maakten de koningen van Frankrijk en Aragon afspraken over de afbakening van beiderlei gebied waarbij het tot een verdeling van de omstreden regio kwam. Aragon behield ten noorden van de Pyreneeën nog een deel van de Languedoc. Pas onder Lodewijk XIV zou het gebergte de grens worden die lange tijd voor de bewoners aan weerszijde niet als zodanig had gefunctioneerd.
Een eeuw van kettervervolging heeft zijn sporen nagelaten in de archieven. Deze vertonen weliswaar grote gapingen, maar daar staat enkele malen overvloedige informatie tegenover. De tribunalen werden dan namelijk bevolkt door rechters die de beklaagden het hemd van het lijf vroegen over alle mogelijke facetten van hun bestaan. De omgeving, het dagelijks en maatschappelijk leven van de ondervraagden kon daarmee worden gereconstrueerd. Het werk van Le Roy Ladurie is daarvan een treffend voorbeeld. De studies van Roquebert tonen aan dat de geschiedenis van deze merkwaardige, onwereldse christenen zijn fascinatie heeft behouden. Ook de commercie ziet nog steeds brood in de katharen. Toeristische informatie langs de A9 in Zuid-Frankrijk meldt de passant trots dat hij door katharenland rijdt – hoewel de kern van het bewuste gebied aanzienlijk meer westwaarts lag.
Uit de processtukken roept Roquebert vele personen tevoorschijn om, bij wijze van spreken, op te treden als levende getuigen in dit langdurige drama. Talloze Raymonds en Pierres, Bernards en Arnauds passeren de revue en geen bewering blijft zonder bewijsvoering.
MEER WETEN?
Michel Roquebert, De geschiedenis van de katharen. Uitgeverij IJzer Utrecht 2017
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier