Duitsland valt aan

Belgische gewonden arriveren in het militaire hospitaal van Hoogstade tijdens het eindoffensief, september-oktober 1918. © Archief van het koninklijk Paleis, Brussel

Zowel vriend als vijand beseft dat Duitsland aan zet zal zijn in 1918. Aan het oostelijk front heeft het communistische Rusland de handdoek in de ring gegooid. Aan het westelijk front happen de Britten naar adem na hun campagne bij Ieper, likt het Franse leger zijn wonden na grootschalige muiterijen en zijn de Amerikanen nog te weinig talrijk en onvoldoende getraind om beslissend te zijn.

Het Duitse leger vecht echter met het mes op de keel. Het Duitse Rijk gaat gebukt onder de geallieerde zeeblokkade met honger, werkloosheid en economische malaise tot gevolg. In januari 1918 komen naar schatting vier miljoen Duitsers de straat op om te protesteren tegen de gang van zaken. Tegelijk is de Duitse duikbotenoorlog over zijn hoogtepunt heen. De U-Boten alleen zullen niet volstaan om de Britten op de knieën te krijgen.

De ultieme gok van een cavalier seul

De Duitse generaal Erich Ludendorff – formeel de nummer twee in het Duitse leger, maar wel de man die de touwtjes effectief in handen heeft – is al in oktober 1917 tot het besluit gekomen dat Duitsland geen kans maakt als de slijtageslag in de loopgraven nog langer dan een jaar aansleept. Dat tijdstip mag misschien verbazen (de Derde Slag bij Ieper woedt nog in alle hevigheid), toch is de analyse van Ludendorff niet zo vreemd. Hij berekent dat de ongeveer vijftig vrijgekomen Duitse divisies aan het Oostfront niet opwegen tegen de verwachte aankomst van honderdduizenden Amerikanen. Ludendorff beseft dat de Duitsers slechts heel even zullen kunnen genieten van een lichte numerieke meerderheid van 191 Duitse tegenover 175 geallieerde divisies aan het westelijk front. In absolute cijfers kunnen beide partijen echter vier miljoen manschappen inzetten omdat de Duitse divisies gemiddeld kleiner zijn dan de geallieerde.

Het Duitse voorjaarsoffensief begint op 21 maart 1918 en heeft tot doel de totale Duitse overwinning uit de brand te slepen. De figuur op de achtergrond is veldmaarschalk Paul von Hindenburg. Filmaffiche, H.R. Erdt, 1918.
Het Duitse voorjaarsoffensief begint op 21 maart 1918 en heeft tot doel de totale Duitse overwinning uit de brand te slepen. De figuur op de achtergrond is veldmaarschalk Paul von Hindenburg. Filmaffiche, H.R. Erdt, 1918.© Library of Congress, Washington DC

Ludendorff beslist alles op alles te zetten, maar bouwt een belangrijke reserve in. Hij kiest ervoor om één miljoen soldaten in het oosten te houden en aldus de Duitse controle over de veroverde gebieden te verstevigen en het Oekraïense graan in beslag te nemen voor het hongerlijdende Duitse Rijk. Hij haalt wel Duitse troepen weg bij zijn Oostenrijks-Hongaarse, Bulgaarse en Ottomaanse bondgenoten. Daarbij speelt hij cavalier seul en doorkruist de plannen van meer vredesgezinde facties in het Duitse Rijk die graag willen onderhandelen over een compromisvrede. Dat zou theoretisch kunnen op basis van de veertien punten die de Amerikaanse president Woodrow Wilson op 8 januari 1918 voorstelde aan het Amerikaanse Congres. Ludendorff is op dat ogenblik echter zo machtig inzake militaire kwesties dat hij niet alleen de regering, maar ook de nummer één van het Duitse leger, generalfeldmarschall Paul von Hindenburg, alsook keizer Wilhelm II omzeggens buitenspel zet.

Het Duitse opperbevel meent dat het nu of nooit is om een ultieme aanvalspoging te wagen. Het Duitse leger beschikt over een licht numeriek overwicht in het aantal divisies aan het westfront.
Het Duitse opperbevel meent dat het nu of nooit is om een ultieme aanvalspoging te wagen. Het Duitse leger beschikt over een licht numeriek overwicht in het aantal divisies aan het westfront.

Toch gaan de Duitse voorjaarsoffensieven de geschiedenisboeken in als de Kaiserschlacht. Het gaat om vijf opeenvolgende aanvalsoperaties waarvan de openingszet Michael op 21 maart 1918 de belangrijkste is. Het is de ultieme Duitse poging om een totale overwinning uit de brand te slepen. De geallieerden van hun kant geloven op dat ogenblik niet meer in een overwinning in 1918. Hun inschattingen gaan er voorlopig van uit dat de oorlog ten vroegste in 1919 beslecht zal zijn.

Ludendorff kiest voor de aanval

Ludendorff duidt een Britse sector van tachtig kilometer breed aan van La Fère tot Arras. Hij ziet de Britten als zijn gevaarlijkste tegenstander. Als hij die kan uittellen, ligt de totale overwinning binnen handbereik. Ludendorff hoopt ook dat het Britse moreel nog niet hersteld is van de slopende campagne bij Ieper. Het nadeel van deze terreinstrook in Noord-Frankrijk is dat de ondergrond kapotgeschoten is door de vele aanvallen en tegenaanvallen aan de Somme in 1916 en door de verwoestingen die de Duitsers zelf aanbrachten tijdens hun terugtocht begin 1917 (operatie Alberich). In 1918 stelt dit verwoeste terrein de Duitsers voor een gigantische logistieke uitdaging. Vooral de voortzetting van hun offensief na de initiële doorbraak baart zorgen: hoe krijgen ze alle voorraden, verse troepen, munitie, medische zorgen enzovoort snel genoeg naar voren zodat de opmars niet stilvalt?

Het aanvalsplan is daarentegen wel opvallend flexibel. In zekere zin is het een heuse verademing ten opzichte van de rigide oorlogsplannen van de voorbije jaren. De door Ludendorff ontwikkelde strategie heeft echter een groot nadeel: er is geen duidelijk eindobjectief, waardoor de Duitsers het belang van spoorwegknooppunten zoals Amiens en Hazebrouck of van de Kanaalhavens (Boulogne, Duinkerke, Calais) uit het oog zullen verliezen. Nochtans zou de inname van deze logistieke centra de Britten een zware slag hebben toegebracht. Ludendorffs bedoeling is daarentegen om door te breken op de grens tussen de Franse en Britse legers en de Britten vervolgens op te rollen naar het noorden. Op dat gebied verschilt Ludendorff niet van tegenstanders als de Brit Haig of de Fransman Nivelle die ook droomden van een bewegingsoorlog na de initiële doorbraak.

Het brein achter het Duitse aanvalsplan is generaal Erich Ludendorff (rechts). Hij is zo machtig dat hij zowel de Duitse regering, als keizer Wilhelm II (midden) en de Duitse opperbevelhebber Hindenburg (links) weet te overtuigen van het succes van de operatie. Spa, hoofdkwartier Duits leger, 1918.
Het brein achter het Duitse aanvalsplan is generaal Erich Ludendorff (rechts). Hij is zo machtig dat hij zowel de Duitse regering, als keizer Wilhelm II (midden) en de Duitse opperbevelhebber Hindenburg (links) weet te overtuigen van het succes van de operatie. Spa, hoofdkwartier Duits leger, 1918.

Uiteraard heeft Ludendorff zijn huiswerk gemaakt. Het terrein biedt namelijk ook voordelen. Zo is het relatief vlak en is de grond droog. Niet onbelangrijk is de zwakke Britse verdediging en het feit dat de Britten de sector niet goed kennen want tot voor kort huisden er Franse troepen. Toch hebben beide geallieerde legers de laatste maanden enorme inspanningen geleverd om over te schakelen naar het van oorsprong Duitse elastische systeem van verdediging in diepte. De eerste kilometers van het slagveld zijn dun bezet door kleine eenheden met automatische wapens. Het gros van de verdedigingstroepen trekt zich terug tot buiten het bereik van de Duitse veldartillerie. De eenheden die belast zijn met de tegenaanvallen – een cruciaal onderdeel van de verdediging – zitten nog verder naar achteren, buiten de dracht van de Duitse zware artillerie. Zo ontstaat een kilometerdiepe zone die de aanvallers, naarmate ze dieper doordringen, voor een dubbel negatief effect stelt: ze verliezen de steun van hun eigen artillerie én botsen op steeds sterkere vijandelijke stellingen terwijl ze zelf meer vermoeid en uitgedund raken. Ook het Belgisch leger maakt de omslag naar dit nieuwe defensieve systeem.

Het Duitse voorjaarsoffensief bestaat uit meerdere operaties. De aanval wordt ingezet tussen Arras en La Fère (operatie Michael). Daarna verplaatst hij zich in april naar de Frans-Belgische grens en de Leie (operatie Georgette). Een derde aanval doet zich voor tussen Reims en Soissons (operatie Blücher-Yorck).
Het Duitse voorjaarsoffensief bestaat uit meerdere operaties. De aanval wordt ingezet tussen Arras en La Fère (operatie Michael). Daarna verplaatst hij zich in april naar de Frans-Belgische grens en de Leie (operatie Georgette). Een derde aanval doet zich voor tussen Reims en Soissons (operatie Blücher-Yorck).© US Military Academy West Point

Tot zover de theorie. In de praktijk maken de Britten en Fransen om verschillende redenen een afgezwakte versie van het Duitse model. Ten eerste hebben de Britten (sinds de Tweede Slag bij Ieper in 1915) en de Fransen (sinds Verdun 1916) geen grote Duitse aanval meer moeten afweren en zijn het verdedigen als het ware verleerd. Ten tweede vereist het nieuwe systeem een mentaliteitswijziging: de dunne bezetting van de voorste zone druist in tegen de strategie die de voorbije jaren gebruikt werd en dus rijst er weerstand bij sommige generaals. Bovendien maakt het nieuwe systeem de aaneengesloten loopgravenlinies, waar jarenlang aan was gewerkt, overbodig. Die linies worden ingeruild voor losse gevechtsposities (eilandjes), waar kleine groepjes soldaten zelfs na omsingeling kunnen standhouden. Al die bijkomende werkzaamheden vergen tijd, maar die is beperkt tot enkele wintermaanden. Op veel plaatsen is de elastische verdediging in diepte dan ook een flauw afkooksel van het Duitse concept. Bovendien zijn de Britten van januari tot maart 1918 bezig met een reorganisatie van hun eenheden: bataljons worden ontbonden of verschoven naar andere divisies, cavalerie-eenheden worden omgeschoold tot infanteristen enzovoort.

Duitse stormtroepen

De Duitse infanterie werkt in 1918 volgens twee snelheden. De stormtroepen worden samengebracht in speciale aanvalsdivisies die in de winter van 1917 op 1918 klaargestoomd worden voor het grote aanvalswerk. Zij moeten het volle gewicht van de aanval torsen, krijgen daarom veel automatische wapens en zelfs kleine mortieren en beschikken over veel handen geweergranaten waarmee ze de vijandelijke mitrailleursnesten en bunkers opruimen zonder een beroep te doen op de eigen artillerie of versterkingen. De opdracht van deze stormtroepen is niet om het terrein te veroveren en te bezetten. Integendeel, ze krijgen als richtlijn om rond de taaiste weerstandsnesten te trekken en zo diep mogelijk door te stoten tot bij de vijandelijke commandoposten en hoofdkwartieren, opslagplaatsen en artilleriestellingen. Ze hoeven zich niet te bekommeren om hun flanken. De gewone infanteristen, die op papier een veel makkelijkere taak hebben, rukken op achter de stormtroepen om de loopgraven te zuiveren volgens het oude concept van de aanval in golven.

Duitse stormtroepen zijn uitgerust met automatische geweren en veel hand- en geweergranaten. Hun taak bestaat erin om alle vijandelijke mitrailleursnesten en bunkers op te ruimen zonder een beroep te doen op ondersteuning.
Duitse stormtroepen zijn uitgerust met automatische geweren en veel hand- en geweergranaten. Hun taak bestaat erin om alle vijandelijke mitrailleursnesten en bunkers op te ruimen zonder een beroep te doen op ondersteuning.

De openingszet

Drie Duitse legers trekken in de morgen van 21 maart 1918 op tegen de Britten. Het is de start van operatie Michael, genoemd naar de patroonheilige van het Duitse Rijk. De aanval begint om 4.40 uur met de hevigste beschieting van de hele oorlog: tienduizend kanonnen, houwitsers en mortieren vuren in totaal 1,1 miljoen projectielen af op vijf uur tijd en dat volgens de nieuwe methode van Bruchmüller. De resultaten zijn spectaculair. De Duitse infanterie springt meteen na de beschieting uit haar vertrekposities en volgt het rollend spervuur dat over de Britse posities walst. De infanteristen rukken snel op, mede dankzij de mist. De Britse verliezen op die eerste dag bedragen 38.500 manschappen, waarvan 7.000 gesneuvelden en 21.000 krijgsgevangenen. Dat de verdedigers zo’n zware verliezen lijden, is ongezien. De Britten zijn even het noorden kwijt en de coördinatie met de Franse legers net ten zuiden van de Duitse aanval verloopt moeizaam. Mede daarom beslissen de geallieerden om de Franse generaal Ferdinand Foch verantwoordelijk te maken voor de coördinatie van de Franse en Britse troepen in Frankrijk. Vanaf 3 april komen ook de Amerikaanse divisies onder zijn hoede. Hij wordt dus de facto opperbevelhebber van de geallieerden. Foch kan voortaan zonder tijdverlies Franse of Britse versterkingen naar de bedreigde sectoren sturen. De Belgen stappen wegens de neutraliteit niet in het akkoord, maar er is wel overleg tussen het Belgisch Groot- Hoofdkwartier en de geallieerde legers.

De chaos tijdens de eerste Duitse aanvalsgolf (operatie Michael) leidt tot de aanstelling van de Franse generaal Ferdinand Foch als de facto opperbevelhebber van de geallieerde troepen aan het westelijk front. Foch kan voortaan zonder tijdsverlies versterkingen naar de bedreigde sectoren sturen.
De chaos tijdens de eerste Duitse aanvalsgolf (operatie Michael) leidt tot de aanstelling van de Franse generaal Ferdinand Foch als de facto opperbevelhebber van de geallieerde troepen aan het westelijk front. Foch kan voortaan zonder tijdsverlies versterkingen naar de bedreigde sectoren sturen.© Library of Congress, Washington DC

De Duitse aanvalsspits verliest na enkele dagen vaart. De kopelementen zijn op een week tijd wel meer dan zestig kilometer opgerukt. De rangen van de stormtroepen raken uitgedund en uitgeput. Ze verliezen het contact met hun eigen artillerie en raken logistiek geïsoleerd. Steeds meer verhalen duiken op over uitgeputte Duitse soldaten die zich tegoed doen aan de buitgemaakte Britse voedselvoorraden en alcohol, wat hun aanvalsijver niet bevordert.

Het Duitse leger blijkt in staat om het front in beweging te krijgen, maar het in beweging houden lukt niet. Daartoe ontbreken de transportmiddelen. De verdedigers hebben het eenvoudiger want zij beschikken wel over een goede infrastructuur (voornamelijk spoorwegen), waarmee ze hun reserves snel kunnen verplaatsen. Vandaag bestaat nog steeds discussie over de snelheid (of het gebrek daaraan) waarmee de Fransen de Britten te hulp schieten, maar op de derde dag van het offensief zijn toch al veertien Franse divisies onderweg naar de bedreigde sector. Bovendien is de geallieerde luchtvaart dominant. De vliegtuigen zijn vaak als eerste ter plaatse en nemen de vijand onder vuur.

Het bekende 'backs-to-the-wall' - order van Douglas Haig, de Britse bevelhebber in Frankrijk, 11 april 1918. Dit bevel werd uitgegeven tijdens de tweede Duitse aanvalsoperatie. De situatie is niet rooskleurig en Haig draagt de Britse troepen op om elke positie tot het uiterste te verdedigen.
Het bekende ‘backs-to-the-wall’ – order van Douglas Haig, de Britse bevelhebber in Frankrijk, 11 april 1918. Dit bevel werd uitgegeven tijdens de tweede Duitse aanvalsoperatie. De situatie is niet rooskleurig en Haig draagt de Britse troepen op om elke positie tot het uiterste te verdedigen.© National Army Museum, Londen

Op 5 april blaast Ludendorff operatie Michael af. De Duitse penetratie van meer dan zestig kilometer is indrukwekkend naar de normen van die tijd, maar het gaat om strategisch onbelangrijk terrein en het Britse leger is niet opgerold. De Duitsers bereikten zelfs het spoorwegenknooppunt bij Amiens niet. Michael eist aan beide zijden wel ongeveer een kwart miljoen slachtoffers.

Een nieuw offensief aan de Leie

Amper vier dagen later breekt de hel opnieuw los. Deze keer ontbinden de Duitsers hun duivels noordelijker, ter hoogte van de Frans-Belgische grens en de Leie. Op 9 april 1918 verpletteren ze de verraste Portugese troepen die een veel te brede en moeilijk te verdedigen sector voor hun rekening nemen. Opnieuw rukken de Duitsers snel op. Ze nemen de heuvelrug bij Mesen in die ze een jaar daarvoor na de beruchte Mijnenslag waren verloren.

Operatie Georgette houdt de geallieerde politieke en militaire leiders uit hun slaap. De Duitsers staan op amper 25 kilometer van de kust. Hiermee dreigt de Britse nachtmerrie werkelijkheid te worden: afgesneden raken van hun logistieke bevoorradingslijnen met de Franse Kanaalhavens. Het geallieerde zelfvertrouwen wankelt. Op 11 april geeft de Britse bevelhebber Douglas Haig zijn bekende backs-to-the-wall-order uit, waarin hij zijn soldaten wijst op de alarmerende toestand en hen opdraagt om elke positie tot het uiterste te verdedigen. Ook de Belgische vorst Albert I is verontrust en dat blijkt niet onterecht. Op 17 april 1918 ondernemen de Duitsers hun eerste (en laatste) grootschalige aanval tegen de Belgen. In de vroege morgen vallen drie Duitse divisies elementen van de Belgische 3de en 4de Legerdivisie aan bij Merkem, tussen Diksmuide en Ieper. Mede door het ontbreken van een grondige Feuerwalz loopt de Duitse aanval al na één dag vast. De Belgen krijgen vertrouwen in hun eigen kunnen, maar zijn tegelijk ook verontrust. Wat als de Duitsers zuidelijker doorbreken? Zal het Belgisch leger dan niet worden omsingeld? Dat doemscenario wordt wat realistischer wanneer de Duitsers op 25 april de Kemmelberg ten zuiden van Ieper innemen. Nu dreigt de hele Ieperboog te begeven. Tegenaanvallen van Britse, Franse en ANZAC-troepen (Australiërs, Nieuw-Zeelanders) beuken evenwel voortdurend op de Duitse flanken in, terwijl dezelfde logistieke problemen van Michael terug de kop opsteken. Daarom beëindigt Ludendorff operatie Georgette op 29 april. Elk kamp likt zijn wonden met 100.000 verliezen aan beide zijden.

De laatste Duitse stuiptrekkingen

De tijd tikt intussen ongenadig in het nadeel van de Duitsers. De verliezen bij de stormtroepen zijn onvervangbaar en bovendien worden steeds meer Amerikaanse divisies operationeel. In mei 1918 voeren ze een eerste aanval uit. Willen de Duitsers alsnog zelf de beslissing afdwingen op het slagveld, dan is aanvallen hun enige keuze. Deze keer mikt Ludendorff op het gebied tussen Reims en Soissons. Hiermee richt hij zich voor het eerst tegen de Fransen.

De openingsdag van operatie Blücher-Yorck is opnieuw een indrukwekkend succes: op 27 mei 1918 vernietigt de Feuerwalz de zwakke Franse verdedigingslinies. De lokale Franse bevelhebber heeft nagelaten om zich aan te passen aan de nieuwe verdediging in de diepte. Op één dag tijd heroveren de Duitsers de mythische Chemin des Dames die in 1917 nog de inzet is geweest van een maandenlange bitse strijd. Ze bereiken een tweede keer de Marne en bedreigen Parijs. Langs Franse zijde breekt paniek uit; de regering brengt alles in gereedheid om naar Bordeaux te verhuizen.

Twee Duitse soldaten (met Franse overjassen) in een loopgracht bij Chemin des Dames. In één dag tijd wisten de Duitsers dit gebied te veroveren. Vervolgens bereikten ze voor de tweede keer de Marne en bedreigden ze opnieuw Parijs, zoals in 1914.
Twee Duitse soldaten (met Franse overjassen) in een loopgracht bij Chemin des Dames. In één dag tijd wisten de Duitsers dit gebied te veroveren. Vervolgens bereikten ze voor de tweede keer de Marne en bedreigden ze opnieuw Parijs, zoals in 1914.© Drakegoodman

Ludendorff besluit eerst dit succes uit te buiten, voor zich terug op het noorden te concentreren. Hij zet een vierde operatie op poten (Gneisenau), die van start gaat op 9 juni. Deze keer zijn de Fransen niet verrast. Samen met de Amerikanen brengen ze de Duitse doorbraak van zo’n vijftien kilometer tot een halt. Tegenaanvallen met vliegtuigen, tanks, infanterie en artillerie zorgen ervoor dat Ludendorff de operatie al beëindigt op 12 juni. Toch laat hij de moed niet zakken. Zijn volgende doel is het rechttrekken van de uitstulping in de frontlinie die ontstaan is na het succes van operatie Blücher. Op 15 juli lanceren de Duitsers hun vijfde en laatste voorjaarsoffensief nabij Reims, operatie Marneschutz-Reims, ook Friedensturm genoemd. Ze overschrijden de Marne, maar drie dagen betekent een succesvolle Franse tegenaanval de doodsteek voor Friedensturm. Parijs is gered. Tussen 15 en 18 juli kantelt de campagne van 1918 en in zekere mate zelfs de hele oorlog. Het gewicht van de Amerikanen laat zich intussen goed voelen: acht Amerikaanse divisies nemen deel aan deze gevechten. Ludendorff voelt de bui hangen. Hij annuleert het volgende offensief. Het initiatief ligt nu bij de geallieerden.

Tussen 15 en 18 juli kantelt de campagne aan het westfront. Het gewicht van acht inzetbare Amerikaanse divisies laat zich steeds meer voelen. Het Duitse opperbevel annuleert het offensief. De bal ligt opnieuw in het kamp van de geallieerden.
Tussen 15 en 18 juli kantelt de campagne aan het westfront. Het gewicht van acht inzetbare Amerikaanse divisies laat zich steeds meer voelen. Het Duitse opperbevel annuleert het offensief. De bal ligt opnieuw in het kamp van de geallieerden.© Ulk, 5-7-1918. Universitätsbibliothek Heidelberg

Beschouwingen

Voor veel historici is Ludendorff de gebeten hond. Hij zou te snel de ene aanvalszone voor de andere hebben ingeruild. Dit oordeel is vreemd te noemen omdat diezelfde historici geallieerde legeraanvoerders als Joffre, Nivelle of Haig verwijten dat ze veel te halsstarrig aan hun initiële plannen vasthielden. Een terechte kritiek is dat Ludendorff geen duidelijke doelwitten viseerde zoals Amiens, Hazebrouck of de Kanaalhavens.

Hoewel de Duitse voorjaarsoffensieven een indrukwekkende terreinwinst opleveren, gaat het eigenlijk om Pyrrusoverwinningen. De kosten – het verlies van 800.000 Duitse manschappen – wegen niet op tegen de baten. Daarbij komt nog dat de Duitsers hun beste pijlen hebben verschoten: de stormtroepen zijn letterlijk leeggebloed. Van een numeriek overwicht is in juli 1918 geen sprake meer. Reeds een miljoen Amerikaanse soldaten tekenen present in Europa. Bovendien hebben de Duitsers grote uitstulpingen gecreëerd. De frontlinie is in juli 1918 zo’n 120 kilometer langer dan in maart 1918. Op sommige plaatsen geven de Duitsers daarom vrijwillig het terrein op dat ze net tegen een hoge prijs veroverden. De grootste oorzaak van het Duitse falen is het gebrek aan transportmiddelen waardoor de initiële doorbraak nooit een vervolg kreeg. De Duitsers kampen ook met een nijpend tekort aan paarden. De voorjaarsoffensieven zullen de oorlog veeleer verkorten dan verlengen.

Duitsland valt aan

Bruchmüller en de Feuerwalz

Naast stormtroepen komen de Duitsers ook vernieuwend voor de dag met hun artillerie. De Feuerwalz is een succesformule die al werd toegepast in 1917 bij artilleriebeschietingen in Caporetto (Italiaanse front) en Riga (Oostfront). De eerste fase van de artillerievoorbereiding bestaat uit een zeer korte maar uitermate hevige beschieting van commandostructuren en telefooncentrales, onmiddellijk gevolgd door een soortgelijke beschieting van de vijandelijke artillerie en een rollend spervuur dat de eigen infanterie voorafgaat. De uitvinder van deze nieuwe methode, luitenant-kolonel Georg Bruchmüller, is ook de man die chemische en gewone springgranaten mengt en zo de doeltreffendheid van de chemische wapens op het slagveld weet te verhogen. In 1918 zal het aantal chemische granaten sterk toenemen: het totale aantal zal de gebruikte hoeveelheid van de jaren 1915, 1916 en 1917 samen overtreffen.

De spectaculaire raids op Zeebrugge en Oostende

In de nacht van 22 op 23 april 1918 ondernemen de Britten een gedurfde actie vanop zee tegen Zeebrugge en Oostende, de basissen van het Duitse flottielje Flandern. Met een dertigtal duikboten en een twintigtal torpedobootjagers kelderen die maar liefst 2.500 geallieerde en neutrale schepen. Daar willen de Britten paal en perk aan stellen.

Het Duits-Russische Vredesverdrag van Brest-Litovsk en de succesvolle Duitse voorjaarsoffensieven doen de Britten snakken naar een militair succes. Ze hebben Zeebrugge en Oostende al langer in het vizier, maar de beschietingen vanop zee en de luchtbombardementen hebben weinig effect. Het landoffensief van Douglas Haig strandt in de ruïnes van Passendale. Daarom gooien ze het over een andere boeg. Ze willen de havengeulen van Zeebrugge en Oostende blokkeren met zinkschepen. Het wordt een van de eerste operaties waar land-, lucht- en zeestrijdkrachten hun krachten bundelen, al zullen de luchtoperaties uiteindelijk wel grotendeels in het water vallen door het slechte weer.

Makkelijk wordt het niet. De Duitsers hebben de havens en stranden goed verdedigd. Er staan zware artilleriestukken opgesteld en er zijn soldaten en mitrailleurs in de buurt. Ook de toegang tot de havengeul vanuit zee is geen lachertje. Met schepen en metalen kabels blokkeren de Duitsers de haven. Bij Zeebrugge is de 2,5 km lange strekdam in zee een bijkomende hindernis. De Britten bereiden de operaties dan ook goed voor. De windrichting moet goed zitten, het moet hoogtij zijn rond middernacht en het maanlicht moet beperkt zijn. Snelheid en verrassing zijn cruciaal. Dat laatste lukt niet helemaal. Door een gestrand schip bij een eerdere afgelaste poging zijn de Duitsers echter op de hoogte van de Britse plannen.

De Britten voorzien 168 schepen voor de operatie in Zeebrugge. Hier bekommeren de infanteristen zich om de strekdam, terwijl de vloot de Duitse kustbatterijen onder vuur neemt en de aandacht afleidt van de zinkschepen. Die hebben de moeilijkste taak. Ze moeten tot in het hol van de leeuw doordringen, hun schip een kwartslag draaien in de havengeul en doen zinken en ten slotte zichzelf in veiligheid weten te brengen met snelle motorsloepen. De Britten zetten ook een duikboot in die ze tot ontploffing brengen onder het viaduct dat de strekdam met het vasteland verbindt. Eén minuut na middernacht zet de Vindictive de eerste infanteristen op de strekdam. Een half uur later stomen drie zinkschepen door naar de havengeul. Het eerste zinkschip fungeert als schokbreker en maakt de weg vrij voor de twee andere die tot in de havengeul varen waar ze tot zinken worden gebracht. Amper vijftig minuten na de start van de operatie loeien de sirenes, het afgesproken teken om terug in te schepen en terug te trekken.

Tegelijk vindt ook de raid op Oostende plaats. Die operatie is in theorie een pak eenvoudiger want in Oostende wordt de havengeul niet beschermd door een lange strekdam. Toch loopt het helemaal fout. De Duitsers hebben immers een boei verplaatst waardoor de Britten slecht navigeren. De twee zinkschepen belanden op het strand van Bredene in plaats van in de havengeul. De Britten geven niet op en plannen onmiddellijk een nieuwe poging. Die vindt uiteindelijk plaats in de nacht van 9 op 10 mei. Het zinkschip van dienst is de Vindictive, die zwaargehavend is na de raid op Zeebrugge. Deze keer loopt de operatie beter af en de bemanning kan de zwaar beschoten Vindictive tot zinken brengen in de havengeul, weliswaar zonder een kwartslag te draaien. De boeg van het schip is overigens nog steeds te zien als monument in Oostende, maar dat had dus net zo goed in Zeebrugge kunnen zijn.

Toch is de balans van deze vermetele operaties eerder negatief. De kosten zijn hoog. De Britten tellen 265 gesneuvelden en verliezen onder meer een destroyer. De baten zijn beperkt want de havens blijven grotendeels open omdat de zinkschepen niet de hele vaargeul afsluiten. Ook de sluisdeuren zijn nog intact. Het meest positieve is het effect op het moreel. De geallieerde propaganda heeft immers een vette kluif aan deze gedurfde operaties.

Partner Content