Drie plagen aan Europa’s rafelrand
Centraal in het boek Tussen drie plagen staat de overlevingsdrang van een onderdrukt volk in een klein land aan de rafelrand van Europa. Lijfland (het gebied van het hedendaagse Estland en Letland samen) was eeuwenlang een speelbal van elkaar beconcurrerende grootmachten.
Moeten we eigenlijk ook niet een keer aandacht besteden aan een historische roman?’ Die vraag stelde de redactie van G-Geschiedenis een keer tussen neus en lippen door. ‘Natuurlijk’, was mijn eerste reactie. Als ik een roman lees, is dit altijd een verhaal dat zich in het verleden afspeelt. Zo hielpen De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience en Deutschstunde van Siegfried Lenz me om mijn zuider- en oosterburen beter te begrijpen. Maar lukt dit ook met bewoners van een gebied dat hemelsbreed 1.500 kilometer oostwaarts ligt?
In de 16de eeuw maakten Duitse edelen de dienst uit in Lijfland. Maar zij moesten alle zeilen bijzetten om de Denen, Zweden en vooral ‘de Moskovieten’ van zich af te slaan. De talrijke oorlogen die hiervan het gevolg waren, zijn een van de drie plagen waaraan deze historische roman haar titel dankt. Net over de helft van het vuistdikke boek wordt deze titel verklaard: ‘De Almachtige God heeft daarmee willen laten zien dat er tegen de drie hoofdplagen waarmee Hij ongehoorzame landen en steden pleegt te tuchtigen, namelijk oorlog, pestilentie en dure tijd, geen kruid gewassen is.’ Deze zin is een citaat uit de kroniek die de hoofdpersoon uit het boek, Balthasar Russow, over Lijfland schreef. Na een flink aantal omzwervingen langs Duitse universiteiten keerde Balthasar terug naar Tallinn en werd daar op zijn dertigste beroepen tot pastor van de Heilige Geestkerk. Hier werd hij belast met de zielzorg van ‘die Grauen’, zoals de Orderidders het stedelijke lompenproletariaat noemden.
Om hem heenhangende stallucht
Hoewel hij intellectueel de meeste collega’s de baas was, gingen prestigieuze benoemingen aan zijn neus voorbij. Russows bescheiden afkomst was voor de notabelen in deze Baltische Hanzestad tot het eind toe een niet te negeren obstakel: hij raakte zijn hele leven ‘de om hem heen hangende stallucht’ niet kwijt.
Deze kroniek is een belangrijke kapstok waaraan Jaan Kross in zijn historische roman veel gebeurtenissen en overpeinzingen heeft opgehangen. Niet alleen fragmenten van de inhoud, maar ook de totstandkoming van de kroniek en de manier waarop de Lijflandse samenleving op dit boekwerk reageerde, vormen kostelijke lectuur. Dankzij deze kroniek wordt ook de hedendaagse lezer gedwongen om na te denken over de vraag welke keuzes gemaakt kunnen of moeten worden ten tijde van een buitenlandse bezetting. Ook in de 16de eeuw was er een groot grijs middengebied tussen openlijke collaboratie aan de ene kant en verzet aan de andere kant.
Laatbloeier
De in Tallinn geboren schrijver Jaan Kross wist uit eigen ervaring waarover hij schreef. In zijn werk is de bijna onafgebroken buitenlandse overheersing van zijn geboorteland Estland een centraal thema. Toen hij in 1920 werd geboren, was Estland nog geen twee jaar voor het eerst écht een zelfstandig land. Amper was zijn rechtenstudie voltooid toen Estland door de Sovjet-Unie onder de voet werd gelopen. Kross wist ternauwernood aan de terreur te ontkomen. Een jaar later werden de Russen door de Duitsers afgelost, die dienstplicht invoerden. Kross wist inlijving bij de SS te ontlopen en sloot zich bij het verzet aan. Zijn poging mislukte om bij het naderen van het Rode Leger naar Zweden te vluchten. Een jaar later bleek dat zijn voorgevoel juist was dat Estland onder Sovjetheerschappij nog slechter af zou zijn dan onder de knoet van de nazi’s. Op beschuldiging van ‘bourgeois-recidivisme’ werd hij in 1946 door de KGB gearresteerd. Een deel van de acht jaar gevangenisstraf bracht hij in de Goelag door. Pas na de dood van Stalin kon hij naar Estland terugkeren. Een academische carrière zat er toen niet meer in. En wat was, gelet op de recente geschiedenis van Estland, zijn specialisme – volkerenrecht – in de praktijk nog waard?
Salamitactiek
Als ‘second-best’ optie zette hij zich aan een schrijverscarrière. In het Ests, om uit het zicht van de Sovjetcensuur te blijven. De Moskouse bureaucraten waren deze moeilijke taal niet machtig. Koss publiceerde zijn verhaal niet in een keer als één samenhangend boekwerk. Tussen 1970 en 1980 verschenen delen ervan in maar liefst veertien verschillende nummers van het toonaangevende Estse literaire tijdschrift Looming. Om de Sovjetcensuur nog meer op het verkeerde been te zetten, situeerde Kross zijn verhalen in het verleden. Op deze manier kon hij schrijven over wat het met een volk doet als het door een buitenlandse mogendheid bezet wordt. Of over de hypocrisie en het opportunisme van een economische en politieke elite die met alle winden meewaait.
Dankzij deze ‘salamitactiek’ legden de autoriteiten Kross geen strobreed in de weg en verscheen Das Leben des Balthasar Rüssow (zoals de titel van de in 1986 nota bene in de DDR verschenen Duitse vertaling luidt). Hoewel drie andere historische romans wel in het Nederlands vertaald werden, was zijn magnum opus lange tijd alleen in een Duitse vertaling beschikbaar. In een bespiegeling uit 2004 oordeelde NRC-journaliste Laura Starink nog dat dit boek ‘met zijn 1.500 bladzijden te zwaar is voor de Nederlandse markt’. De Engelse vertaling verscheen overigens ook pas in twee delen in 2016 en 2017 ( The Ropewalker en A People without a Past). Jaan Kross stond bij de bookmakers hoog op de kandidatenlijst voor de Nobelprijs voor de Literatuur.
Zweep danst op hun rug
Toch is die Nederlandse vertaling er gekomen. Frans van Nes en Jesse Niemeijer hebben deze titanenklus op meesterlijke wijze tot een goed einde gebracht. De oorspronkelijke vier delen zijn in een band van ruim duizend dichtbedrukte pagina’s samengebracht. Niet alleen vanwege de omvang, maar ook vanwege de rijke inhoud moet de lezer ruim de tijd nemen voor dit epos. Kross heeft het leven in een 16de-eeuwse stad en het werk van de ambachtslieden en kooplui op evocatieve wijze met woorden tot leven gewekt. Maar ook de boeren en lijfeigenen van het omringende platteland worden niet uit het oog verloren. De schets van hun hardvochtige onderdrukking is even gedetailleerd en onthutsend als tijdloos: ‘Voor de lijfeigenen en horigen stond in of voor de stal van elk la ndgoed wel een pijnbank, en er waren maar weinig lijfeigenen te vinden die nog nooit naar zo’n bank gesleept waren en daar hun lippen tot bloedens toe kapot hadden gebeten terwijl de zweep op hun rug danste.’
Tussen drie plagen
Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2018
1.018 blz., ? 39,99
ISBN 978 90 446 3123 4
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier