Drie Hinderlijke lijken
In mei 1998 werden de bevelhebber van de Zwitserse Garde, zijn vrouw en een korporaal van de Garde doodgeschoten aangetroffen in een appartement in het Vaticaan. Het gerechtelijk onderzoek wees uit dat de jonge korporaal de dader was, maar veel bleef onopgehelderd. Achter de affaire zou een interne strijd tussen Opus Dei en de vrijmetselaarsclan van de curie schuilgaan…
In de avond van 4 mei 1998 werden in het Vaticaan, in een kamer niet ver van de privéappartementen van de paus, drie lijken gevonden. Twee mannen en een vrouw waren met kogels om het leven gebracht. Drie ‘vooraanstaande doden’. De eerste was kolonel Alois Estermann, 44 jaar, bevelvoerder van het leger van het Vaticaan. De knappe man was pas eerder op de dag aangesteld tot hoofd van de befaamde Zwitserse Garde. Tegen een van de muren zat zijn vrouw, Gladys Meza Romero, 49 jaar, diplomate van de ambassade van Venezuela bij de Heilige Stoel. De derde lag net als de eerste op de grond: korporaal Cédric Tornay, geboren in Monthey (Zwitserland) op 24 juli 1974 en dus net geen 24 jaar.
De twee militairen maakten deel uit van het oudste en meest prestigieuze korps van de pauselijke wacht
De twee militairen maakten deel uit van het oudste en meest prestigieuze korps van de pauselijke wacht: honderd soldaten uit de Zwitserse valleien, van oudsher bekend hun jeugdige moed. Tacitus schreef al dat ‘de Helveten een volk van krijgers zijn, befaamd om de moed van hun soldaten’. De leden van de Zwitserse Garde staan in voor de veiligheid van de Heilige Stoel, de bescherming van de paus en de bewaking van het Vaticaan. Bovendien begeleiden ze grote plechtigheden. Daarbij zijn ze gekleed in hun kleurrijke uniform, volgens de legende ontworpen door Michelangelo.
De story heeft nooit een bevredigende verklaring gekregen. Er zijn slechts twee zekerheden: de officiële versie stemt niet overeen met de feiten en ondanks haar herhaalde smeekbeden aan de paus kreeg Tornays moeder niet eens het minimum aan troost dat je van een christen mag verwachten, noch een plausibel antwoord. Muguette Baudat, zoals ze heet, moest het stellen met de officiële versie, die stelt dat Cédric eerst het echtpaar Estermann vermoordde en vervolgens zelfmoord pleegde.
De feiten. Op 4 mei 1998 om 20.46 uur gaat bij de Estermanns de telefoon over. Ze wonen in een fraai appartement naast de Porta Sant’Anna, in het zenuwcentrum van Vaticaanstad, in het Zwitsers kwartier, vlak bij de donjon waarin de Bank van het Vaticaan, het zogeheten Instituut voor Religieuze Werken, is gehuisvest. Het is een oude vriend die de kolonel opbelt om hem te feliciteren met zijn benoeming, negen uur eerder, tot bevelhebber van de Garde. In de verklaring die hij op 7 mei aflegde, zei hij: ‘We hadden het over de plechtige eedaflegging en over het weer. Plots werd het geluid gedempt, alsof de hoorn op zijn borst of op iets zachts werd gedrukt. Kort daarna hoorde ik in de verte stemmen. Een daarvan kon die van zijn vrouw zijn. Daarna hoorde ik gestommel en een slag en vervolgens nog twee slagen, een dichtbij en een verderaf.’
Op hetzelfde moment hoorde een zuster die op dezelfde verdieping woonde, enkele doffe klappen. Ze wilde weten wat het was, ging naar de overloop en zag de deur van het appartement van de Estermanns wijd openstaan. Het was vier minuten over negen. Ze ging dichterbij en schreeuwde het uit. Wat ze zag, was afgrijselijk: overal bloed, op de vloer, op de muren… En drie lijken: twee mannen lagen languit op de grond, een vrouw zat met de rug tegen een muur, alle drie gedood met een vuurwapen.
Een fatale avond
Alois Estermann was geen gewone officier. Hij had een blitzcarrière gemaakt, vooral na de aanslag op Karol Wojtyla van 13 mei 1981. Op die dag had Estermann, toen nog kapitein, zijn eed letterlijk gestand gedaan: hij had zich als een schild voor de paus geworpen, althans volgens de officiële versie van de feiten. Voor sommigen was dit een heldendaad, voor anderen was het opportunisme omdat de paus op dat moment al door een eerste kogel geraakt was.
Om half tien, enkele minuten na de vreselijke ontdekking, was het in het kleine appartement van het echtpaar Estermann een komen en gaan van hoge prelaten, ambtenaren van het Vaticaan en leden van de politie van de Pauselijke Staten. Om tien uur arriveerde Gianluigi Marrone, de enige rechter van Vaticaanstad. De drie lijken lagen er nog. De Italiaanse overheid werd niet om hulp of medewerking gevraagd. In het Apostolisch Paleis knielde de paus neer om te bidden. Het nieuws sijpelde naar buiten en voor de Porta Sant’Anna stond al snel een meute journalisten, fotografen en tv-mensen.
De Heilige Stoel wachtte niet op het resultaat van de autopsie, de verhoren en het ballistisch onderzoek en verspreidde drie uur na de moorden al de officiële versie, die steunde op ‘morele zekerheid’. Zo werd de zaak gesloten nog voor ze geopend was. De drie lijken vormden duidelijk een bijzonder hinderlijk probleem, zowel door de personen om wie het ging als door de plaats waar ze werden aangetroffen.
Op 5 februari 1999 ondertekende rechter Marrone een decreet waarmee de zaak geklasseerd werd: er kwam geen strafrechtelijke vervolging voor de dood van kolonel Alois Estermann, mevrouw Gladys Meza Romero en korporaal Cédric Tornay. Er was nochtans geen uitspraak die Tornay expliciet schuldig verklaarde. De Heilige Stoel maakte dat goed met bulletin nr. 55 van 8 februari 1999, negen pagina’s (een collage van uittreksels uit het rapport dat Nicola Picardi, promotore di giustizia van het Hof van Beroep in het Vaticaan, had overhandigd aan rechter Marrone ) die de jonge korporaal aan de schandpaal nagelden: hij was een moordenaar en zelfmoordenaar, een krankzinnige, een zieke geest en een druggebruiker. In het bulletin staat letterlijk: ‘De autopsie heeft aangetoond dat een subarachnoïdale cyste ter grootte van een duivenei in de schedel van Tornay het voorste deel van de linker frontale hersenkwab had vervormd.’ En ook: ‘Chemisch en toxicologisch onderzoek hebben sporen van cannabis aan het licht gebracht.’ En nog: ‘Een derde oorzaak [van de misdaad] is de bronchopneumonie waaraan hij op dat moment leed.’ Met andere woorden: gek, gedrogeerd en ziek.
Ook al was de man er slecht aan toe, hij moet voor zijn gruweldaad toch een motief hebben gehad? Inderdaad: ‘Het bericht dat hij [van kolonel Estermann] de medaille van verdienste niet had gekregen’. Daarop zouden bij Tornay de stoppen zijn doorgeslagen. Het zou gaan om ‘een plotse reactie, waarbij alle remmingen wegvielen’.
Het zou als volgt zijn gegaan: Tornay belt aan, gaat het appartement binnen, ‘lost twee schoten op kolonel Estermann […] een derde mist doel en komt terecht in de linkerstijl van de liftdeur […] de vierde treft mevrouw Estermann […] en tot slot richt de korporaal het wapen tegen zichzelf.’ Vijf schoten, allemaal uit de loop van het wapen van de jonge officier: ‘Onder zijn lijk lag een 9mm-pistool van het merk Sig, model 1975, van Zwitserse makelij, serienummer A-1-101-415, met zijn lader, waarin normaal zes kogels zitten, maar die er slechts één meer bevatte […] het dienstwapen van de korporaal.’ De vijf hulzen die op de plaats delict gevonden werden, zouden dus uit dit pistool komen en Tornay zou de trekker hebben overgehaald. Daar kon niet de minste twijfel over bestaan: de deskundigen hadden op zijn rechterhand kruitsporen gevonden. Voor de Heilige Stoel was de zaak opgelost en de oplossing boven elke twijfel verheven. Maar niet alles was opgelost. Er bleven nog veel vragen.
Meester Vergès op de zaak
Op 9 juni 2002 zei rechter Marrone zelf in een interview met het dagblad La Nazione: ‘Als er zich zulke zware feiten voordoen en er toch nog vragen blijven, moet je proberen zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen.’ En er was meer. Op 1 maart 2000 schreef diezelfde Marrone in een brief aan de moeder van Tornay over bulletin nr. 55 van het Vaticaan: ‘De documenten die de Heilige Stoel heeft opgesteld, kunnen door het gerecht niet formeel bevestigd worden.’ Voor Muguette Baudat was dat voldoende om zeker te zijn dat het anders gelopen was dan wat de Vaticaanse gezagsdragers vertelden en dat haar zoon het slachtoffer was geworden van een wrede enscenering en onterecht beschuldigd was van twee moorden om het echte motief van het bloedbad te verhullen. ‘Ze hebben mij leugens verteld en ik ben wanhopig’, verklaarde ze op 18 juni 1998 aan het Italiaanse blad Panorama. ‘Te veel mysteries, te veel leugens vanwege het Vaticaan.’ Op 6 juli 2000 vroeg ze officieel om het onderzoek te heropenen. Ze liet zich daarin bijstaan door twee Parijse advocaten, Jacques Vergès en Luc Brossolet. Beiden vroegen herhaaldelijk om bij de gerechtelijke instanties van het Vaticaan geaccrediteerd te worden. Het antwoord was elke keer hetzelfde: onmogelijk.
De Heilige Stoel wachtte niet op het resultaat van de autopsie en verspreidde een officiële versie die steunde op ‘morele zekerheid
In de ‘vraag aan Zijne Heiligheid Johannes Paulus II voor de heropening van het onderzoek’ die ze op 11 april 2002 verstuurden, stipten ze enkele punten aan die nog opheldering behoefden. Het eerste was dat de deur van het appartement van de Estermanns wijd openstond, alsof iemand in zeven haasten vertrokken was. Het tweede was dat in het appartement vier gebruikte glazen stonden, wat deed vermoeden dat er een vierde persoon aanwezig was. Het derde was dat in het verslag van een tweede autopsie, uitgevoerd in Zwitserland, geen sprake was van een cyste in de schedel van de korporaal. En ook: ‘Het dienstwapen waarmee Tornay zelfmoord zou hebben gepleegd, werkt met kogels van 9,41 mm […] terwijl het gat in zijn schedel slechts een diameter van 7 mm heeft.’ Hoe kon de diameter van het gat in de schedel kleiner zijn dan die van de kogel zelf? Was er een tweede wapen in het spel? Had Tornay daarmee zichzelf om het leven gebracht? Dat was nog niet alles. De baan van de kogel in de schedel van de korporaal, diens gebroken bovensnijtanden en de positie van het moordwapen onder het lijk van de jongeman brachten de twee Franse advocaten tot de hypothese dat het wapen met geweld in de mond van het slachtoffer was geduwd. Inderdaad, als Cédric werkelijk zelfmoord had gepleegd, zou de terugslag het wapen tot op één à anderhalve meter van zijn lichaam hebben gegooid. Met andere woorden, hij had geen zelfmoord gepleegd, maar ‘was gezelfmoord’. Hij zou dus net zoals Alois en zijn vrouw een slachtoffer zijn, en geen moordenaar.
Onbeantwoorde vragen
Beide advocaten twijfelden ook aan de authenticiteit van de brief die de korporaal enkele uren voor zijn dood had achtergelaten. Het zou een vervalsing zijn. In die brief richt Tornay zich tot zijn moeder en vraagt hij vergiffenis voor ‘wat ik heb gedaan’ (zonder verdere precisering) en klaagt hij dat hij het slachtoffer is van een groot onrecht. Op grond van een vormelijke en grafologische analyse van de tekst concludeerden de advocaten: ‘Dit is een haastig geschreven vervalsing […] door iemand die dicht bij het Vaticaan staat, Italiaans als moedertaal heeft en onvoldoende gedocumenteerd is over de carrière van Cédric Tornay in de Zwitserse Garde, zijn familie en zijn plannen.’
En er is meer. Tornay richtte zich tot zijn moeder, maar op de omslag vergiste hij zich van familienaam: hij stuurde de brief naar mevrouw Chamorel, de naam die zijn moeder droeg toen zij nog gehuwd was met haar vorige man, van wie zij echter al lang gescheiden was. In zijn correspondentie had Tornay die naam nooit gebruikt. Wel, en dat is verontrustend, komt de naam ‘Chamorel’ voor op een formulier dat Cédric een hele tijd voordien had ingevuld en dat werd bewaard in het archief van de Garde. In een klassieke detectiveroman zou dit detail de hele officiële versie op de helling hebben gezet en de ontknoping hebben ingeleid. Hier was het slechts een incoherentie te meer in een reeds lange reeks.
Om de zaak nog ingewikkelder te maken, dook ook nog een mysterieus personage op dat nauwe banden had met Tornay: diaken Jean-Yves Bertorello, beter bekend als ‘pater Yvan’. Zoals blijkt uit de vraag van de twee advocaten aan de Heilige Vader, had Bertorello ‘op 6 mei 1998 mevrouw Baudat ontmoet, in aanwezigheid van getuigen, en had hij herhaaldelijk gezegd dat Cédric vermoord was, dat hij daar bewijzen van had en dat zijn eigen leven in gevaar was […] Aanvankelijk ontkende de Heilige Stoel het bestaan van de man. Daarna werden zo veel mogelijk elementen aangevoerd om aan te tonen dat [Bertorello] geen banden had met het Vaticaan.’
De twee advocaten vroegen om de zaak te heropenen. Alleen zo kon de kwestie opgehelderd worden. Op 17 april 2002 werd hun vraag verworpen door de voorzitter van het Hof van Beroep van het Vaticaan, monseigneur Francesco Bruno. De advocaten hekelden ‘de obstructieve houding van de rechtspraak van het Vaticaan’. Daardoor, zeiden ze, was het gerechtelijke avontuur definitief afgesloten, maar niet het menselijke avontuur. Inderdaad, een van de betreurenswaardige aspecten van deze duistere zaak was de absolute onverschilligheid van de gezagsdragers van de Heilige Stoel tegenover het lijden van een moeder. Mevrouw Baudat kreeg zelfs geen kopie van het verslag van de autopsie van haar zoon. Als reden werd aangevoerd dat het Vaticaan nooit de internationale regels in dit verband had geratificeerd.
Een zaak waarin veel ook vandaag nog niet helder is
Dat de zaak niet echt kon worden uitgespit, heeft de geruchtenmolen natuurlijk alleen maar aangezwengeld. In de pers verschenen andere reconstructies dan de officiële. Al op 7 mei 1998 schreef de Duitse krant Berliner Kurier dat Alois Estermann sinds 1980 spioneerde voor de Stasi, de geheime dienst van het voormalige Oost-Duitsland. Het Vaticaan ontkende in alle toonaarden. Twee boeken deden veel stof opwaaien. In het eerste, Verbum dei et verbum gay (‘Woord Gods en homowoord’), schuift de auteur, Massimo Lacchei, de hypothese naar voren dat het gaat om een passionele moord. Hij bevestigt daarmee de nooit bewezen geruchten dat Cédric en Alois een homoseksuele relatie zouden hebben gehad. Lacchei werd wegens smaad door mevrouw Baudat voor het gerecht gedaagd, maar werd op grond van vormfouten ontslagen van rechtsvervolging. Het tweede boek droeg als titel Bugie di sangue in Vaticano (‘Bloedleugens in het Vaticaan’). De auteurs, een groep Romeinse geestelijken en leken die zich ‘Discepoli di verità’ (‘Discipelen van de Waarheid’) noemen, suggereren dat het ging om een machtsstrijd met dodelijke gevolgen in het Vaticaan. De kolonel, zijn vrouw en de korporaal zouden het slachtoffer zijn geweest van een strijd tussen de Opus Dei-clan en de vrijmetselaarsclan in de curie. Alois Estermann, die al jaren banden had met Opus Dei (iets wat het Italiaanse weekblad Epoca al schreef in mei 1996 en wat nooit ontkend werd), zou de sterke man zijn geweest die deze machtige organisatie, opgericht door Escrivá de Balaguer (zie pagina 100), wilde laten benoemen tot hoofd van het pauselijk leger om zo gerichter controle te kunnen uitoefenen op de apostolische paleizen en het doen en laten van de Heilige Vader.
Tornay ‘gezelfmoord’
De Discipelen van de Waarheid schetsten het verloop van de drievoudige moord als volgt: ‘Korporaal Tornay werd aan het eind van zijn dienst aangevallen […] en in een kelderlokaal met een gedempt 7mm-pistool “gezelfmoord”. Daarna werden de echtelieden Estermann in hun appartement met zijn dienstwapen om het leven gebracht […]. Vervolgens werd het lijk van Tornay daarheen gebracht en werden de drie lijken zo geschikt dat het om een dubbele moord en een zelfmoord leek te gaan.’ Het zijn niet meer dan hypothesen, vermoedens en veronderstellingen in een zaak waarin veel ook vandaag nog niet helder is. De drievoudige moord in het Vaticaan blijft een complex en intrigerend mysterie waarin persoonlijke belangen hand in hand gaan met een bikkelharde omerta. Een echte thriller. Waarschijnlijk zullen we nooit – in elk geval niet in de eerstkomende jaren – de waarheid kennen, maar nu al kunnen we met grote stelligheid zeggen dat ze, wat er ook aan het licht komt, niet zal beantwoorden aan de officiële versie die werd verspreid.
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier