Detectorhobbyisten in het gareel

Metaaldetectoristen speuren een terrein af, in dit geval in opdracht van een archeologisch bedrijf. (Foto Dirk Wollaert)

De laatste decennia neemt het aantal metaaldetectorhobbyisten, op zoek naar wat in de grond aan metaal is verstopt, ook in de Lage Landen gestadig toe. Vorige eeuw was het een hobby die vooral in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië furore maakte. Tot grote ergernis van professionele archeologen namen deze schattengravers de registratie van hun dikwijls interessante vondsten niet ernstig. Zonder omgevingsinformatie zijn dergelijke losse objecten voor wetenschappelijk onderzoek immers van weinig nut. In Vlaanderen dient een metaaldetectorist sinds 1 januari 2015 een officiële erkenning te bezitten van het Agentschap Onroerend Erfgoed. Vondsten dienen ook gemeld, bijgehouden of overgedragen te worden aan een erfgoeddepot. In Nederland mag sinds 2016 iedereen op stap als metaaldetectorist, maar er zijn verboden gebieden en waar het wel mag, kan men slechts in de bovenste dertig centimeter graven en dienen de vondsten gemeld te worden bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Het ontsluiten voor wetenschappelijke analyse van wat die duizenden hobbyisten tevoorschijn halen, is de volgende stap. Aan de Vrije Universiteit (Amsterdam) worden met het project Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) die losse metaalvondsten geïnventariseerd. Van de 41.000 objecten zijn er al 11.500 volledig beschreven en online te vinden. Het wordt een middel om verder archeologisch onderzoek mee te kunnen doen en om objecten internationaal te vergelijken. De PAN-database zal verder verrijkt worden door Linked Open Data-technieken en door koppelingen met het Portable Antiquities Scheme (PAS) van het British Museum in Engeland en andere nog op te richten gelijkaardige databanken in Europa. Het zal nadien ook gekoppeld worden aan Ariadne en Europeana. Nu al kijken kan op https://www.portable-antiquities.ne/pan/#/public.

Partner Content