Jeroen Wijnendaele
‘Defensie en decadentie: van het verval van Rome naar het verval van Vlaanderen?’
Historicus Jeroen Wijnendaele reageert op een opmerkelijke uitspraak in het Knack-interview met Axel Ronse. ‘Ook in het oude Rome waren er al debatten over de zoektocht naar extra middelen voor defensie.’
Op de cover van Knack blonk vorige week een markant citaat van Axel Ronse, kamerfractievoorzitter van N-VA: “Het moet gedaan zijn met de decadentie”. Hoewel Ronse doelde op decadentie in onze huidige samenleving, had hij in het interview van 5 maart een historische analogie voor ogen: “Ik hoop dat deze geopolitieke crisis ons ook economisch wakker schudt: we hebben echt niet meer de luxe om het West-Romeinse Rijk in verval na te spelen. Het moet afgelopen zijn met de decadentie. Dit is een moment waarop Vlaanderen, België en Europa opnieuw weerbaar moeten worden en in zichzelf moeten geloven.”
Ronse maakt nergens duidelijk waarom of hoe decadentie resulteerde in West-Romeins verval. Doorheen het interview is zijn voornaamste bekommernis de zoektocht naar nieuwe inkomsten voor defensie. Urgent daarin zou het bestrijden zijn van uitwassen in de sociale zekerheid. Dit betreft dus een gratuite vergelijking.
Hierin is Ronse alles behalve uniek en hij kan zich in een lang rijtje van Belgische politici en columnisten scharen, zoals Bart De Wever, Filip De Winter, Mia Doornaert, Jonathan Holslag, Wouter Van Bellingen, of Paul Magnette.
Een gemiste kans want tijdens “de val van Rome” waren er reeds contemporaine debatten over de zoektocht naar inkomsten voor defensie om een tanende staat te stutten.
Maar eerst even een mythe uit de wereld helpen.
210 verklaringen (behalve decadentie)
In 1984 publiceerde de Duitse historicus Alexander Demandt Der Fall Roms. Hierin legde hij een catalogus aan van niet minder dan 210 (!) factoren die men in het verleden aangewezen had als hoofdoorzaak voor de ondergang van het Romeinse Rijk. Deze meanderen van Aberglaube (“bijgeloof”) tot Zweifrontenkrieg (“tweefrontenoorlog”).
Ondanks het populaire idee dat decadentie tot de val van Rome leidde, recent ook nog herhaald door Paul Magnette, vinden we geen lemma voor Dekadenz tussen Degeneration des Intellekts (“intellectuele degeneratie”) en Demoraliserung (“demoralisatie”). Misschien niet verbazingwekkend.
Romeinse politici zoals Cato Maior fulmineerden reeds tegen de overvloed van rijkdom die tot verzwakking van de publieke moraal leidde. Mineur detail hierbij is dat Cato actief was op de vooravond van de grootste territoriale expanse van het oude Rome in de tweede eeuw v. Chr.
De notoirste beelden van decadentie onder Romeinse elites treffen we aan bij satirici zoals Juvenalis of Martialis, op het hoogtepunt van het vroege keizerrijk (vroege tweede eeuw n.Chr.).
Hierbij bemerken we dat dit vooral een perceptieprobleem is omtrent elites, aangezien in een dergelijke pre-industriële samenleving mogelijk driekwart van de bevolking op een subsistentieniveau (over)leefde. Geen middenklasse te bespeuren, hoogstens bemiddelde groepjes. De uitvinding der welvaartstaat liet overigens ook nog op zich wachten tot de twingtigste eeuw.
Het is echter geen toeval dat kolder over uitspattingen, of grieven daartegen, verstommen in het Laat-Romeinse rijk. Dat werd immers doorheen de vierde eeuw bovenal een zuiniger en christelijk Imperium.
Westelijk verval
Ronse was zo schrander om te verduidelijken dat we met “het verval van Rome” haar westelijke politieke structuren bedoelen; in het oosten bleven deze immers nog een millennium overeind. De desintegratie van het west-Romeins staatsapparaat in de vijfde eeuw was alles behalve een vreedzaam proces. Het was een geopolitieke crisis met legio oorlogen (zowel externe als burgeroorlogen), staatsgrepen en politieke moord. We hebben een reeks eigentijdse getuigenissen wat voor begrotingsuitdagingen daarbij gepaard gingen.
In de jaren 440 stelde keizer Valentinianus III in zijn 15e Novella dat niets zo noodzakelijk was als de kracht van een talrijk leger om de kwalen van de staat te bekampen. Hij verzuchtte echter dat er nauwelijks voldoende middelen waren om de huidige troepen te onderhouden, laat staan nieuwe te lichten. In eerdere jaren had hij geprobeerd om de aristocratie te belasten. Deze had zeker de middelen daartoe.
De Italische senatoriale adel was de rijkste van haar wereld. Ze vierden hun ambten en eretekens met spelen die tot duizenden ponden goud kostten. Ter vergelijking: een soldaat in de veldlegers kreeg, naast kost en onderhoud, een jaarlijkse vergoeding van zes goudstukken. Maar diezelfde Valentinianus moest al snel zijn poging tot een “rijkentaks” staken omdat diezelfde superrijken deel uitmaakten van zijn overheid, wier politieke steun hij nodig had. Dus werden de kosten eens te meer doorgeschoven naar de rest van de samenleving.
De monnik Salvianus die in diezelfde jaren 440 het traktaat Over Gods bestuur schreef was zich terdege bewust wat dit betekende voor de samenleving: gewone mensen werden geruïneerd terwijl de rijken geen krimp gaven. Het intrigerende hieraan is dat er alternatieven bestonden.
Oostelijke bloei
Nog steeds in die cruciale jaren 440 werd het Oost-Romeinse rijk geconfronteerd met de nieuwe Hunse mogenheid van Centraal en Oost-Europa die herhaaldelijk de keizerlijke Balkanprovincies binnenvielen, rijkelijk plunderden en zelfs steden verwoestten. Het Romeinse Oosten had daarvoor bijna veertig jaar kunnen genieten van een “vredesdividend”, een unicum in haar duizendjarig bestaan. Voorheen was de verdediging van haar Balkangebieden dan ook verwaarloosd.
De keizer in Constantinopel besloot daarop volop in te zettten op fortificaties, herbewapening en lichting van nieuwe troepen. Hiervoor greep hij naar een rijkentaks die hij wel doordrukte, alle gelamenteer van toenmalige auteurs ten spijt.
Het Romeinse Oosten zou nog woelige decennia trotseren, maar in diezelfde periode ook een van haar grootste bloeiperiodes kennen. Bovenal bleven op het einde van de vijfde eeuw haar politieke structuren overeind, terwijl die van haar westelijke tweeling verpulverden.
Directe vergelijkingen tussen oudheid en heden zijn zelden hard te maken. Maar wie zoekt naar decadentie in onze huidige samenleving in de queeste naar inkomsten voor defensie, kan constateren dat een audit van de Belgische Rekenkamer onthuld heeft dat in 2021 maar liefst 383 miljard euro – 84% van het BBP – door 765 Belgische bedrijven werd overgemaakt naar belastingparadijzen.
Ter vergelijking: in 2017 was dit “slechts” 130 miljard euro.
Dr. Jeroen Wijnendaele (Bonn Center for Dependency & Slavery Studies en Universiteit Gent) is expert Romeinse politieke geschiedenis. Hij is auteur van De wereld van Clovis. De val van Rome en de geboorte van het westen (Ertsberg 2024, genomineerd voor de Homerusprijs 2025).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier