De vergeten strijders van de Belgische revolutie: ‘Natuurlijk waren de onlusten in scène gezet’
Vergeet De stomme van Portici nu maar. De Belgische Revolutie van 1830 was heus niet zo spontaan als wordt gedacht. In haar nieuwe boek stelt Els Witte een vraag die zelden gesteld wordt: ‘Waarom is België geen republiek?’
In het boek Belgische republikeinen schetst historica Els Witte een portret van een kleine maar fanatieke club hemelbestormers, die – aangevuurd door de idealen van de Franse Republiek – niet vies waren van gespierde taal, opruiing en fysiek geweld, en popelden om de gevestigde orde omver te werpen. Het gezicht van die gevestigde orde was Willem I, die sinds 1815 aan het hoofd stond van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dat restauratieregime werd in sommige Belgische kringen niet bepaald op enthousiasme onthaald. Het waren de radicale republikeinen die vooropgingen in de strijd.
Ze hebben een cruciale rol gespeeld in onze geschiedenis, en toch zijn de meesten volstrekt vergeten.
Els Witte: Klopt, het boek vertelt een belangrijk maar onbekend hoofdstuk uit onze geschiedenis. Namen als Alexandre Gendebien en Louis de Potter doen misschien een belletje rinkelen, maar zij waren maar twee figuren uit een groep van een honderdtal activisten, met een achterban van duizenden mannen.
Dat de Oranje-Nassaus in de grondwet voor eeuwig uitgesloten werden van de Belgische troon was een republikeinse overwinning.
Het leeuwendeel van de republikeinen was behoorlijk jong tijdens de Belgische Revolutie.
Witte: De meesten waren twintigers en dertigers. Dat is niet verwonderlijk: jonge mannen zijn strijdbaar en ambitieus, ze hebben geen gezin dat hen voor de voeten loopt. Maar er was ook een splintergroep van oudere mannen die ideologisch het voortouw namen. Die oude garde had de bezetting door de Franse Republiek meegemaakt en was toen in de ban geraakt van de republikeinse idealen. Sommigen hadden zelfs een actieve rol gespeeld: Pierre Seron, de burgemeester van Philippeville, was secretaris van Georges Danton (minister van Justitie ten tijde van de Franse Revolutie, nvdr) geweest. Het spreekt dat die mannen met hun bagage een belangrijke rol spelen tijdens de revolutie.
Die link met Frankrijk is belangrijk. Ik noem de Belgische republikeinen zelfs een Franse dependance. Het verlichtingsdenken had zowat overal in Europa voet aan de grond gekregen, maar nergens ging men zo ver als in Frankrijk en bij ons. Nergens anders werd de monarchie ter discussie gesteld. De Belgische radicale republikeinen behoorden tot de harde kern van de Europese revolutionairen.
Hoe waren de jongere radicalen in de ban geraakt van het republikeinse ideaal?
Witte: Via Franse republikeinen. Het waren vooral middenklassers: advocaten, journalisten en onderwijzers. Ze waren in veel gevallen de eerste telgen uit de familie die naar de universiteit trokken.
Nu zouden we hun ideeën extreemlinks noemen.
Witte: Zeker voor die tijd. Wat die groep bond, was een radicale, linkse invulling van de ideeën van de verlichting. Universele mensenrechten, persvrijheid, de vrijheid van godsdienst en onderwijs. En natuurlijk: gelijkheid. Onder koning Willem sijpelde de moderniteit al door – er was een grondwet – maar voor de radicale republikeinen ging dat niet ver genoeg. Ze wilden gelijkheid voor alle lagen van de bevolking, en wilden meer mensen betrekken bij de politiek. Zo ver als het algemeen enkelvoudig stemrecht wilden ze niet gaan, laat staan dat ze vrouwen stemrecht wilden geven, maar het moest algemener dan het was.
Het moet gezegd: er duiken weinig vrouwen op in uw boek.
Witte: Ik heb mijn best gedaan om de vrouwen die een rol hebben gespeeld de aandacht te geven die ze verdienen. Zoë Gatti de Gamond, bijvoorbeeld, de dochter van een aristocraat, die opkwam voor de gelijkheid van man en vrouw. Een héél gevaarlijke gedachte in die tijd, want zelfs de meest progressieve elementen onder de republikeinen vonden dat iedereen gelijk was voor de wet, behalve vrouwen.
Hun sociale programma ging dan weer behoorlijk ver.
Witte: Eigenlijk streefden ze naar een verzorgingsstaat avant la lettre, en naar een overheid die al te grote ongelijkheden zou wegwerken. Ze maakten ook een scherpe analyse van het nog jonge kapitalisme. In Engeland was de textielindustrie in sneltreinvaart gemechaniseerd, waardoor onze traditionele vlasnijverheid werd weggeconcurreerd, met een zware economische crisis en armoede tot gevolg. Er vielen zelfs hongerdoden. De republikeinen pleitten voor het recht op arbeid en sociale woningen. Met coöperatieven wilden ze de koopkracht opkrikken. Ze waren trouwens de eersten die – volkomen terecht – opmerkten dat de volksopstand tegen Willem vooral gericht was tegen het onrechtvaardige belastingsysteem. Ze waren er vroeg bij om te pleiten voor de herverdeling van rijkdom via de belastingen. Hoe meer je hun analyses en oplossingen bestudeert, hoe meer je ziet dat ze steek hielden.
Ze gingen wel in de clinch met Karl Marx, die indertijd ook in Brussel rondliep.
Witte: Juist. Ze waren de idee van de klassenstrijd niet genegen. Ze pleitten voor een harmonieus model, waarin de overheid het heft in handen neemt en niet de arbeidersklasse.
Zelfs de meest progressieve elementen onder de republikeinen vonden dat iedereen gelijk was voor de wet, behalve vrouwen.
Een van de figuren van de Belgische Revolutie die tot de verbeelding spreken, is Louis de Potter. Hij was van adel, deed later afstand van zijn titel maar zelfs zijn aristocratische familie was de verlichting genegen.
Witte: Ze waren niet de enigen, hoor. Maar je moet het ook niet overschatten: de republiek, waarmee hun zoon zo hoog opliep, vonden ze meer dan één stap te ver. De republiek stond in een kwaad daglicht door het bloedvergieten en de chaos tijdens de Rode Terreur van Maximilien de Robespierre (1792-1793), een donkere bladzijde van de Franse Revolutie.
De Potter was een van de meest uitgesproken opposanten van Willem I. Die oppositie voerden hij en zijn medestanders niet in het parlement, want daar waren ze niet vertegenwoordigd. Hun wapen was de pen: met pamfletten en polemische teksten bespeelden ze de publieke opinie.
Witte: Je zou kunnen zeggen dat ze de eersten waren die dat deden, en zeker De Potter deed het meesterlijk. Nog voor het eerste schot van de revolutie gelost was, was hij al uitgegroeid tot een cultfiguur.
In een vlammend artikel viel hij de koning aan. Een hachelijke onderneming.
Witte: Dat was een provocatie van het zuiverste water. Het was niet verboden om oppositie te voeren, maar je mocht geen personen aanvallen, laat staan de koning. En dus werd De Potter vervolgd, maar dat kwam hem goed uit: hij heeft zijn proces aangegrepen om het radicale republikeinse gedachtegoed te verspreiden. Het was goed georkestreerd. Tijdens het proces keek – welja, las – het hele land mee.
Sommigen zeggen dat de slotpleidooien op het proces het echte begin van de revolutie waren.
Witte: De Potter en zijn vrienden Jean-François Tielemans en Adolphe Bartels, die ook terechtstonden, zijn veroordeeld en verbannen naar Frankrijk. In Parijs hebben ze contacten gelegd met de Franse republikeinen die later zouden meestrijden in Brussel. In die zin zou je het proces-De Potter kunnen zien als een opstap naar de revolutie.
Maar toen de esbattementen losbarstten in Brussel, zat De Potter ver weg in Frankrijk.
Witte: Ja, maar er waren genoeg medestanders achtergebleven in Brussel. Radicale republikeinen zoals Alexandre Gendebien en Charles Rogier hebben die eerste dagen mee geregisseerd.
Historici hebben lang gedacht dat de volksopstand na de voorstelling van de opera De stomme van Portici spontaan losbarstte. Intussen weten we dus beter?
Witte: In de politiek komt niets uit de lucht vallen. Natuurlijk zijn die onlusten in scène gezet. Er waren drukkersgasten betrokken bij de vernieling van de drukkerijen van de regeringsgezinde kranten. Die mannen waren op voorhand gerekruteerd. Iemand heeft de arbeiders die de woning van minister van Justitie Cornelis Felix van Maanen vernielden de weg gewezen.
In de weken na de eerste relletjes traden de republikeinen nog meer op het voorplan.
Witte: Augustus 1830 was de aanhef, in september volgde de veel belangrijkere onderhandelingsfase. Willem heeft zich toen een heel slechte crisismanager getoond, want na de eerste schermutselingen haalde hij de gematigde krachten voor overleg naar Den Haag. Zo is een machtsvacuüm ontstaan, waar de radicalen zich enthousiast in hebben geworpen. Ze richtten de Réunion Centrale op, een republikeinse club naar Frans model, het kloppend hart van de revolutie. Er werd elke dag met retorische galm gespeecht en gedebatteerd. Daar werd het revolutionaire vuur aangewakkerd. Tegelijk werden de gevechten er voorbereid en werd er stevig gerekruteerd voor de vrijwilligerskorpsen.
Tot dan hadden de republikeinen de touwtjes in handen. Ze hadden ook het voortouw genomen in de stadsguerrilla tegen het leger van Willem. Maar daarna lieten ze zich de kaas van het brood eten, op een haast onnozele manier.
Witte: Ach, onnozel… Als je revoluties bestudeert, merk je dat het complexe processen zijn, de situatie verandert van dag tot dag en nooit lineair. Maar het klopt dat de gematigde krachten, noem ze voor mijn part de realo’s, heel snel op de voorgrond zijn getreden nadat het leger was verjaagd. Het Voorlopig Bewind had meteen verkiezingen georganiseerd, maar er was te weinig tijd en animo bij de realo’s om het kiesrecht uit te breiden. Eén procent van de mannelijke bevolking mocht stemmen, en de uitslag van de verkiezingen van november 1830 laat zich raden: slechts enkele radicalen werden verkozen. Daardoor hadden de republikeinen het gevoel dat de revolutie nog niet ten einde was, en dat ze verder moesten vechten. Dat hebben ze letterlijk gedaan.
In 1831 belandde de revolutie in een crisis. De zoon van de Franse koning weigerde de kroon. Daarna probeerden de orangisten tot twee keer toe om de prins van Oranje op de troon te hijsen.
Witte: Maar ze mislukten. Dankzij de radicale republikeinen, die de couppogingen hielpen neerslaan en in juli – dat is weinig bekend – zelf óók een staatsgreep pleegden. Over de concrete plannen weten we niet veel. Coupplegers hebben niet de gewoonte om notities bij te houden, maar het doel was duidelijk: de orangisten onder de knoet houden en in een moeite de republiek vestigen. Het moest snel gaan, want intussen waren de realo’s in Londen aan het onderhandelen met Leopold van Saksen-Coburg. Van die man wilden de republikeinen natuurlijk ook niet weten. Maar hun staatsgreep mislukte en ze haalden ook bakzeil in het congres: een grote meerderheid – ze waren de chaos moe – stemde in met Leopold I.
Dat is het bekende verhaal. Veel minder bekend is dat er bij de daaropvolgende verkiezingen 42 republikeinen in het parlement belandden.
Die voerden van dan af furieus oppositie tegen koning en regering.
Witte: Partijen bestonden toen nog niet, maar je zou het een parlementaire fractie kunnen noemen. Het was een homogene groep die een consequente lijn aanhield. Ze baarden opzien met brutale interventies, scheldkanonnades, vaak ad hominem. Wat premier Joseph Lebeau toen allemaal heeft moeten slikken… Verraad aan de revolutie was zowat het ergste wat je in hun ogen verweten kon worden.
Hebben ze tijdens die jaren op het beleid gewogen?
Witte: Dat is een goeie vraag. Ze waren in de minderheid, maar ze hebben zich kranig verweerd. Dat de Oranje-Nassaus in de grondwet voor eeuwig uitgesloten werden van de Belgische troon was een republikeinse overwinning. Samen met enkele linkse liberalen hebben ze ook de vleugels van de adel geknipt. De verkozen Senaat hadden we aan hen te danken, net als de versterkte controlerende functie van het parlement.
Hebben ze via parlementaire weg geprobeerd om de republiek te vestigen?
Witte: Die ambitie hebben ze nooit laten varen. Niet in het parlement, en ook niet erbuiten. In 1839 hebben ze nog eens een staatsgreep gepleegd, maar ook die poging mislukte. En dan moest 1848 nog komen.
Hét revolutiejaar: de opstanden rolden in golven door Europa.
Witte: Er wordt altijd gezegd dat de revolutie in 1848 aan de Belgische deur is voorbijgegaan. Ze was niet nodig, redeneert men, omdat onze grondwet en ons regime al erg liberaal waren. Ik heb voor de eerste keer duidelijk kunnen aantonen dat een groep radicale republikeinen van plan was om met geweld de Rode Republiek te vestigen in België. Die mensen stonden in nauw contact met de Parijse revolutionairen. Maar die waren het intern oneens over de wenselijkheid van een Belgische Revolutie: het zou hun eigen plannen kunnen doorkruisen. Door die aarzeling liepen de geplande wapenleveringen vertraging op. Toen de revolutionairen eindelijk hun wapens in handen hadden, hadden de Belgische ordediensten zich kunnen organiseren. Ze hebben de coup met harde hand onderdrukt.
In het daaropvolgende jaar hebben de republikeinen zich nog georganiseerd in republikeinse clubs, waar in een strijdbare ambiance toespraken werden gehouden en republikeinse gezangen werden gebracht. Maar ook dat is uiteindelijk allemaal in elkaar geklapt. Het Belgische apparaat heeft de republikeinen onthoofd. Mensen werden opgepakt, opgesloten en verbannen. Dat was de genadeslag: bij de volgende verkiezingen werd de radicale republikeinse beweging van de kaart geveegd. In 1850 was haar liedje helemaal uit.
Waarom heeft het republikeinse ideaal in België nooit vaste voet aan de grond gekregen?
Witte: Het heeft met een combinatie van factoren te maken. De republikeinen waren vanzelfsprekend in de minderheid. Daardoor konden de conservatieve krachten de republikeinen al snel na het begin van de revolutie van het voorplan wegduwen. Dat de republiek door het schrikbewind van Robespierre beladen was met negatieve connotaties, speelde ook in hun nadeel. Maar de belangrijkste reden is dat de Europese mogendheden nooit een Belgische republiek aanvaard zouden hebben. Dat snapten de gematigde republikeinen ook.
Maar hun strijd, schrijft u in uw epiloog, is niet vergeefs geweest.
Witte: Hun ideeën keerden terug. Ik had het al over de verzorgingsstaat en sociale huisvesting. Toen op het eind van de negentiende eeuw de sociale strijd werd gevoerd, gebruikten de voorstanders dezelfde argumenten als de republikeinen veertig jaar eerder.
Vandaag zitten er weer republikeinen in het parlement, maar die zijn van een ander allooi dan De Potter en co.
Witte: Binnen de Waalse arbeidersbeweging is het republikeinse ideaal lang blijven sluimeren, misschien leeft het nog altijd. En wie weet zitten er nog linkse republikeinen in het parlement, maar dan zijn ze niet erg vocaal. Het klopt dat we de republikeinen vandaag vooral bij de N-VA en het Vlaams Belang moeten zoeken, maar dat republikanisme past in het streven naar een onafhankelijke Vlaamse staat. De huidige generatie republikeinen heeft weinig uitstaans met het links-radicale gedachtegoed van de beweging waarvan De Potter deel uitmaakte.
Republikein, welbespraakt, invloedrijk en pragmatisch wanneer het moet: is Bart De Wever (N-VA) niet de Louis de Potter van zijn tijd?
Witte: Ik zal zoiets nooit beweren. Historische vergelijkingen liggen altijd moeilijk. Wel mag erop gewezen worden dat De Potter een controversieel figuur was. Niet omdat hij voor het samengaan van katholieken en liberalen was, maar omdat niet alle republikeinen in hem een leidersfiguur zagen. Ze hebben hem vrij vroeg buitengewerkt.
Twee weken geleden reageerde UA-rector en historicus Herman Van Goethem in De Standaard op PS-voorzitter Paul Magnette, die zich wilde neerleggen bij vervroegde verkiezingen met de woorden ‘Het volk is soeverein.’ Van Goethem vond dat riskant spel: volgens hem is de eerste en elke daaropvolgende barst in België geïnitieerd door de kiezer.
Witte: (denkt na) Het is de vraag wat je een barst noemt. Al na de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht werd duidelijk dat de twee landsdelen anders stemmen. Maar voordien léék België hoogstens homogeen, omdat de Vlamingen die mochten stemmen geen Nederlands maar Frans spraken. Door de uitbreiding van het stemrecht en door de doorbraak van de sociaaldemocratie en de christendemocratie zijn partijen zich gaan richten op de eigen taalgroep. Van Goethem heeft gelijk als hij zegt dat de communautaire kwestie nauw samenhangt met het stemrecht, maar ik heb het verhaal over de twee democratieën al vaak genuanceerd. Dat is grotendeels retoriek, want het politieke regime is nog altijd hetzelfde.
Bent u het eens met Van Goethem wanneer hij besluit: de kaarten liggen slecht voor België?
Witte: Ik aarzel om in het heetst van de strijd grote uitspraken te doen. Ik heb al te vaak andermans uitspraken moeten bijstellen wanneer ik achteraf mijn boek Politieke geschiedenis van België actualiseer. In dat boek kun je lezen hoe vaak België ongeschonden uit crisissituaties is geraakt die onoplosbaar leken. De Koningskwestie. De Schoolstrijd. De opeenvolgende staatshervormingen. Ook toen heeft men elke keer gedacht: het is voorbij. Je moet je ervan bewust zijn dat op zulke momenten permanent strategieën worden ontwikkeld.
Het Vlaams Belang en de N-VA hebben het einde van België in hun programma staan, en ze zijn electoraal niet verwaarloosbaar.
Witte: Gesteld dat men al een parlementaire meerderheid zou vinden voor vervroegde verkiezingen, en het voortbestaan van België de inzet wordt van die verkiezingen, dan wil ik nog wel eens zien wat de kiezer beslist. Kiezers hebben altijd wel hun redenen gehad om voor bepaalde partijen te stemmen, maar nooit stond de vraag centraal: ‘Moet Vlaanderen een onafhankelijke staat zijn?’ Dat debat zou ik graag gevoerd zien.
Denkt u niet dat de kiezer het niet stilaan op de heupen krijgt?
Witte: De Nederlanders hebben het de laatste keer ook lang getrokken. Ik ben het met u eens dat het nu op de zenuwen werkt, dat is het minste wat je kunt zeggen, maar om dan te beweren dat we in de diepste van alle crisissen zitten? Nee. Achteraf zal men ook wel weer de hoofdlijnen van dit complexe politieke proces kunnen ontdekken. Als historica voel ik heel wat schroom om op dit ogenblik grote voorspellingen te doen over de toekomst van dit land.
Els Witte
– 1941: geboren in Borgerhout
– 1974: hoogleraar geschiedenis aan de VUB, waar ze onder meer Politieke geschiedenis van België doceert
– 1977: richt het Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van de Brusselse Taaltoestanden op
– 1988: voorzitter van de raad van bestuur van de BRT
– 1994: rector van de VUB
– 1998: barones
– 2020: publiceert Belgische republikeinen. Radicalen tussen twee revoluties
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier