De poorten van Europa
Een geschiedenis van Oekraïne
Uitgeverij Querido Facto, Amsterdam/Antwerpen 2022 512 blz., € 29,99 ISBN 978 90 214 6918 8
De in Rusland (Gorki) geboren, in Oekraïne (Zaporizja) opgegroeide en in de Verenigde Staten (Harvard) docerende Serhii Plokhy heeft inmiddels al meer dan tien lijvige boeken over Oekraïne en de Koude Oorlog op zijn naam staan. Ongetwijfeld aangespoord door de huidige crisis heeft een vertalerscollectief in 2022 koortsachtig gewerkt aan een vertaling van een al in 2015 verschenen boek. De uitgever verzuimde echter – het voorwoord ten spijt – om dit niet onbelangrijke detail ergens in het boek te vermelden.
Na het aandachtig bestuderen van de tien gedetailleerde kaarten aan het begin van het boek, zonk de moed me in de schoenen: ik kon daar geen touw aan vastknopen. En na het lezen van de eerste drie van de vijf delen waarin het boek is opgedeeld, was het aanvankelijke gevoel nog niet verdwenen. Maar dat ligt niet aan de auteur of aan de vertalers, maar aan de hoofdpersoon van het boek: Oekraïne. De decennia dat het land als een zelfstandige natie bestaat, zijn op de vingers van een hand te tellen (om nog maar te zwijgen over de ‘grenscorrecties’ door annexaties). Plokhy besteedt de meeste aandacht aan de politiek-militaire kant van het verhaal: de reeks invallen van ‘buitenlandse’ legers is ellenlang. Ook zonder kennis van of begrip voor de kommer en kwel die de Oekraïners op dit moment moeten doorstaan, krijg je spontaan medelijden met dit volk. En uit het weinig opbeurende relaas van Plokhy wordt duidelijk waarom het Oekraïense volk anno 2022 zo vastberaden weerstand aan de Russische agressie biedt: het lijkt gewoon in hun DNA te zitten. Hoewel het boek veel helderheid in een van de grootste naoorlogse crises verschaft, is zitvlees wel een vereiste.
Het elektrisch paradijs
De komst van stroom en de transformatie van het huiselijke leven
Walburg Pers, Zutphen 2022 207 blz., € 34,99 ISBN 978 94 624 9923 2
In dit boek wordt, naast het laatste gedeelte met de bespreking van talloze huishoudelijke voorwerpen, ‘elektrificatie’ in een breder historisch kader geplaatst. Dit gebeurt in hoofdstukken over de uitvinding van stroom, de ontwikkeling van de lamp, het vooruitgangsoptimisme en de techniekverheerlijking die er mee samenhingen en de elektrificatie van het land middels centrales evenals straatverlichting. Het boek is samengesteld naar aanleiding van de eigen hobby-verzameling van beide hoogleraren, aangevuld met andere voorbeelden. Het staat vol illustraties, niet alleen van voorwerpen met soms vernuftige functionele vondsten (zoals broodroosters met zelfkerende boterhammen), maar ook van prachtige reclame-uitingen. Het biedt tevens een mooi overzicht van het design van huishoudelijke apparaten door de tijd heen, die per ruimte (keuken, eetkamer, slaap- en badkamer) worden besproken.
De voor die tijd vaak opzienbarende, wonderbaarlijke elektrificatie bracht revolutionaire veranderingen teweeg in het dagelijkse leven, evenals tijdbesparing in de huishouding. Opvallend is dat veel nieuwe elektrische voorwerpen nog hetzelfde ontwerp meekregen als hun voorgangers en dat pas later veelal een efficiënter, meer geëigend ontwerp werd bedacht. Naast nuttige innovaties als gloeilamp, wasmachine, mixer en stofzuiger (de eerste blies overigens) werd er soms doorgeschoten in onzinnige, overbodige vernieuwingen, zoals de elektrische kam, de dassenstrijker, een vouwenpers voor pantalons, het elektrische botervlootje en het verwarmende haardscherm.
Helaas is de verwijzing tussen bijschrift en de vele tientallen foto’s niet altijd even duidelijk en is er voor een relatief dure publicatie vrij dun, enigszins doorschijnend papier gebruikt.
Duizend bommen en castraten
Censuur in de strip
Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen 2022 570 blz., € 49,50 ISBN 978 94 643 4122 5
Hebt u zich ooit afgevraagd waarom revolverheld Lucky Luke nooit een tegenstander verwondt, nooit verliefd geweest is en uiteindelijk zijn onafscheidelijke sigaret heeft moeten inruilen voor een strohalm? Het antwoord op deze en veel andere merkwaardigheden uit de rijke geschiedenis van de strip is te vinden in dit fraai geïllustreerde naslagwerk. Indien er één kunstvorm de grenzen van het fatsoenlijke en het gangbare heeft opgezocht, dan het beeldverhaal. Kinderen en adolescenten vormen het belangrijkste doelpubliek van de Europese strip: (puberende) jongeren die op alle vlakken wilden experimenten. Gelet op de erg negatieve reputatie van het medium, zeker vanuit kerkelijke en pedagogische hoek, waren uitgevers als de dood voor kritiek. Dit boek staat bol van vermakelijke voorbeelden hoe de ‘correct denkende’ goegemeente reageerde op ‘headlights’ -koplampen of vrouwen met te opvallende borsten-, naakt, erotiek, alcohol, drugs, godslastering, majesteitsschennis, minderheden, geweld, Holocaust, homoseksualiteit, schunnig taalgebruik… En hoe stripmakers die censuur wisten te omzeilen. Zelfcensuur is doorgaans het antwoord van de Belgische uitgevers geweest met het oog op de lucratieve Franse markt waar een strengere controle heerste. Die was nog relatief mild in vergelijking met de morele code die de Amerikaanse uitgevers onderling hadden afgesproken. Auteur Jan Smet, grondlegger van de Vlaamse stripjournalistiek, heeft voor een thematische aanpak gekozen en houdt zich ver van theorievorming of gemoraliseer. Mede door de vele illustraties maakt dit de lectuur luchtig, al is de herdruk door de coronacrisis een maatje kleiner geworden. Spijtig want, hoewel nogal wat passages erg encyclopedisch van opzet zijn, illustreren de vele voorbeelden hoe subtiel, veelzijdig én actueel censuur is: artistieke vrijheid en humor als tegengif voor de woke-cultuur.
Het gebroken huis
Een jeugd onder Hitler
Vert. Liesbeth van Nes
Alfabet Uitgevers, Amsterdam 2022
254 blz., € 22,99 ISBN 978 90 213 4152 1
In retrospectief beschrijft de auteur zijn kleinburgerlijke jeugdjaren in het wijkje Eichkamp, bij Grunewald in Berlijn. Standaard is in zulke gevallen: waren wij nazi’s? Antwoord: nee. De vader is een ambtenaar van de zuiverste soort: hondstrouw aan de staat, met dwangneurotische discipline en routine. De moeder is iets gevoeliger voor het theatrale van de nazi’s. Krüger kritiseert het wegkijken van het misdadige verleden terwijl hij dit boek schrijft, 1966. Maar de Vergangenheitsbewältigung moet dan nog beginnen, althans in West-Duitsland. De DDR sloot daarvoor de ogen; een van de oorzaken van het gebrek aan deemoed en zelfreflectie in het tegenwoordige oosten van Duitsland.
Het zijn fraai verwoorde persoonlijke schetsen van de auteur die er nochtans niet in slaagt zijn eigen soldatenjaren te beschrijven: die gruwelen lijken zich buiten hem om te hebben afgespeeld.
Het heel leesbare slotstuk gaat over Krügers ervaring als journalist bij de Auschwitzprocessen in Frankfurt in 1964. Hij wil weten hoe de duivels er uit zien, wat hij in zijn jeugd heeft gemist. Hij schrikt van het gewone, alledaagse in de zittingszaal. De meeste aangeklaagden veinzen slachtoffer van de omstandigheden te zijn geweest. Het is een onwerkelijk schouwspel. De aangeklaagden zijn nu ambtenaar, arts, advocaat, zakenman, brave burgers en menige Duitsers heeft het ongemakkelijke gevoel; waarom dit alles weer oprakelen? Laten we aan de toekomst werken. Schuld wordt nooit vergeten, zei Freud, wel verdrongen, en daar zijn deze beklaagden goed in. Held in deze afrekening met het moordenaarsbewind is officier van justitie Fritz Bauer (waarover enkele jaren geleden een film verscheen).
Het boek heeft een literair-filosofische inslag die af en toe de historische vertelling in de weg zit.
Het verhaal van Ferrari
Een ode aan het legendarische automerk Ferrari
Kosmos Uitgevers, Utrecht 2022
160 blz. € 17 50 (hardcover) ISBN 978 90 215 9940 3
‘Non mi piacciono i monumenti’, zei Enzo Ferrari ooit; ‘ik hou niet van monumenten’. Ironisch genoeg is juist zijn legendarische wagen uitgegroeid tot een waar icoon. Sinds het ontstaan van het merk in 1929 is het bedrijf onlosmakelijk verbonden met de Formule 1. De auteur Stuart Codling is niet de eerste de beste. Hij heeft tal van publicaties over de Formule 1 en alles wat daarbij hoort op zijn naam staan. Over het merk Ferrari zijn in de loop der tijd al heel wat titels verschenen. Voor de gestaalde liefhebber zal het boek waarschijnlijk niet veel verrassingen bieden. Maar wie recentelijk geïnteresseerd is geraakt in de wereld van de Formule 1 – en dat zijn er na de successen van Max Verstappen waarschijnlijk velen – geeft het een goed overzicht van de geschiedenis van het merk. Hoewel technische namen en modelnummers onvermijdelijk zijn, is het boekje vlot geschreven. Wel maakt een zekere beknoptheid dat het verhaal – net als de Ferrari zelf – soms met moeite is bij te benen. Duidelijk wordt dat de wereld van de Formule 1 geen vreedzame wereld is. Noemde voetbaltrainer Rinus Michels voetbal oorlog, voor de Formule 1 kan dat in het kwadraat. Als laatste is nog een hoofdstukje gewijd aan de Ferrari in de populaire cultuur. De peperdure wagen blijkt als statussymbool vooral gewild bij patserige dikdoeners en criminelen. Daar zit ongetwijfeld nog een heel eigen publicatie in. Het Verhaal van Ferrari is rijk geïllustreerd maar klein van formaat. Je zou de foto’s soms groter willen zien. Daar staat tegenover dat de bescheiden prijs het tot een ideaal decembercadeautje maken.
De mannen van Poetin
Hoe de KGB Rusland heroverde en vervolgens de strijd aanging met het Westen
Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2022
608 blz., € 27,50 ISBN 978 90 446 5179 9
Netwerk van vriendendienstenWie meer over Poetin en het machtscentrum waarin hij fungeert wil weten doet er goed aan het lijvige boek van Catherine Belton ter hand te nemen. 480 pagina’s dik en nog eens ruim 100 pagina’s met annotaties, waarin de herkomst van het materiaal aan de hand van interviews en documenten verantwoord wordt. Geen eenvoudig boek en ook weinig hoopgevend voor wie op korte termijn ingrijpende wijzigingen in Rusland verwacht. Belton was correspondent Moskou en onderzoeksjournalist en voltooide dit werk voor de oorlog met Oekraïne uitbrak. Ze volgt de carrière, opkomst en doorbraak van Vladimir Poetin in Dresden, St. Petersburg en uiteindelijk Moskou.
De essentie van het boek is het verhaal hoe de nieuwe club van oligarchen rondom Poetin zich op meedogenloze wijze de macht heeft toegeëigend. Dat ging gepaard met het ‘veilig stellen’ van grote sommen geld van de voormalige machtige communistische partij, maar ook met gebruik van het KGB netwerk om tegenstanders uit te schakelen. Het beperkt zich ook niet tot Rusland, want er lopen tal van lijnen naar het Westen. Een nogal complex geheel wat laat zien hoe Poetin zijn macht opbouwde en uitbreidde.
Het netwerk waar Poetin een hoofdrol in speelt is wijdvertakt en vanuit een Westers denkpatroon moeilijk te doorgronden. Dat en de vele voor de gemiddeld (historische) lezer onbekende personages, oligarchen en diplomaten, die een rol spelen, maakt het lezen bepaald niet eenvoudig. De omschrijving dat het boek het moderne Rusland in zijn volle huiveringwekkende glorie beschrijft is een juiste constatering.
De eigenzinnige dochter van Middachten
Ursula Philippota van Raesfelt (1643-1721)
Walburg Pers, Zutphen 2022
307 blz., € 29,99 ISBN 978 94 624 9891 4
Een van de fraaiste landgoederen in Nederland is Middachten, bij De Steeg in Gelderland. Het historische huis dat nu het centrum ervan is dateert uit het einde van de 17de eeuw. De bouwheer was de edelman en hoge militair Godard van Reede-Ginkel, vertrouweling van stadhouder-koning Willem III. In 1666 was hij getrouwd met Ursula Philippota van Raesfelt, enig erfgename van dit landgoed. Het wapenschild Van Reede-Van Raesfelt aan de voorgevel van het huis toont de lijfspreuk Malo Mori Quam Foedari (‘Liever de dood dan de schande’).
Ursula leidde een bewogen leven, zo blijkt zonneklaar uit de rijke biografie die Hermine Manschot-Tijdink over haar schreef. Het boek is grotendeels gebaseerd op intensieve archiefstudie, met name die van het huisarchief Middachten. Dat gebeurt met name op basis van (gelukkig) heel veel bewaard gebleven correspondentie. Dat maakt het ook tot een indringende studie van een verrassend, tot dusver onbekend vrouwenleven uit de hogere, adellijke kringen van de Republiek. Belangrijk is ook de band, via haar man en schoonmoeder, met kasteel Amerongen. Dit kasteel werd verwoest in het Rampjaar 1672. Dat dreigde ook te gebeuren met Middachten, maar door betaling aan het Franse leger liep dat met een sisser af. Ursula was met haar kinderen en schoonmoeder inmiddels gevlucht naar Amsterdam, achter de veilige Hollandse Waterlinie. Ursula en Godard kregen maar liefst vijftien kinderen die op twee na een volwassen leeftijd bereikten. Dat moeder Ursula bleef vasthouden aan het katholieke geloof zou voor veel complicaties in het gezin en de familie zorgen. Op allerlei gebied krijgt de lezer een inkijk in de manier waarop deze standsbewuste, adellijke vrouw haar leven leidde als echtgenote en daarna als zelfstandig optredende weduwe.
Spoken
Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf
Prometheus, Amsterdam 2022
272 blz., € 22,50 ISBN 978 90 446 4985 7
Het mag een magere troost zijn in een tijd dat de berichten over de oorlog in Oekraïne de media hullen in een mist van onduidelijkheid, misleiding en fake news. Oorlogsjournalistiek is altijd de speelbal geweest van een complex en subtiel spel van krachten die de waarheid geweld aandoen, om niet te spreken van propaganda. Om dat mechanisme te verklaren grijpt mediahistorica Pien van der Hoeven naar een concept dat in de jaren van de Koude Oorlog heel populair was: het militair-industrieel complex. De wapenindustrie heeft het meeste baat bij een militair conflict. Tussen die bedrijven en de politieke cenakels waar beslist wordt over budgetten en aankopen, zijn de schotten vaak flinterdun. Wapenfabrikant FN Herstal, volledig in handen van de Waalse regering, kondigde bijvoorbeeld apetrots aan dat het verouderde wapens aan Oekraïne ging leveren. Zo kon de onderneming het Belgische leger voorzien van modernere modellen. Ook de media profiteren van militair spektakel, zeker in het geval de eigen natie in oorlog is. Het ideaal van de waarheidsvinding dat de deontologische code van elke beroepsjournalist voorschrijft, is dan vaak zoek. Het verontrust van der Hoeven dat de VS, de grootste democratie ter wereld, zich driemaal heeft laten vangen aan geënsceneerde of opgeblazen incidenten: het Tonkinincident in Vietnam (1964), de couveuseroof in Koeweit (1990) en de bevrijding van de Amerikaanse soldate Jessica Lynch in Irak (2003). Vandaar ook de titel van het boek. In haar ragfijne en heldere analyse van die drie nepfeiten toont ze een duidelijk continuüm aan in de strategie van het militair-industrieel complex. Haar hoop rust op een ‘alerte en goed geïnformeerde burgerij’ -hoe is niet duidelijk- die democratische regeringen tot de orde kan roepen. Dat kan vooralsnog niet gezegd worden van het Rusland van Poetin.
Theater
Een geschiedenis van de podiumkunsten in West-Europa tussen 1870 en 1950
Borgerhoff & Lamberigts/Owl Press, Gent 2022
391 blz., € 65 ISBN 978 94 639 3759 7
Deze in alle opzichten zwaarwichtige uitgave bundelt een stapel verhalen over toonaangevende theatermakers in de decennia van 1870 tot 1950, met als ijkpunten een stuk van Emile Zola (1873) en één van Bertold Brecht (1948). Tussenin ligt de tijd van het modernisme – de wat manke gemene noemer van sterk uiteenlopende vernieuwende stromingen die vanaf het eind van de 19de eeuw op de Europese scènes furore maakten. Die probeerden antwoorden te bieden op grote maatschappelijke veranderingen als gevolg van de industrialisering; tevens speelden ze in op nieuw verworven psychologische en wetenschappelijke inzichten. Daartoe construeerden de theatermakers elk hun eigen kijk op de werkelijkheid, elk hun eigen ‘waarheid’: de waarheid van – excusez du peu – het empirische naturalisme (Emile Zola, André Antoine, e.a.), het zuivere idealisme (Richard Wagner, Adolphe Appia, e.a.), het transcendente symbolisme (Stéphane Mallarmé, Maurice Maeterlinck, e.a.), het waanzinnige futurisme, dadaïsme en surrealisme (André Breton, Salvador Dali, e.a.), het geabstraheerde theater van Kandinsky en het politieke Duitse theater van Max Reinhardt en Bertold Brecht. Met inzet van egodocumenten weet Christel Stalpaert de stevige materie ook voor de minder gespecialiseerde lezer doorgaans wel boeiend te houden en tot een stuk cultuurgeschiedenis op te tillen, waardoor het ook de minder fervente theaterliefhebber kan bekoren. Het boek kon tevens overvloedig geïllustreerd worden met het werk van gelijkgestemde beeldende kunstenaars uit die tijd. Ook theatergeschiedenis ontsnapt intussen niet aan het actuele woke-denken: het modernistische theater draagt het gewicht van naar huidige normen racistische, seksistische en imperialistische denkbeelden, machtsstructuren die hier kritisch worden geconstateerd. Wie de lijn wil doortrekken, zou de hele theatergeschiedenis moeten herschrijven, stelt de auteur, iets waar ze zich hier wijselijk niet aan waagt.