De lessen van de Weimarrepubliek: ‘Er is veel reden tot grote zorg’
De Weimarrepubliek wordt vaak gezien als een voorportaal van Hitlers Derde Rijk, aldus de Nederlandse historicus Patrick Dassen, maar de geschiedenis had net zo goed anders kunnen verlopen. Toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, was dat namelijk het gevolg van bepaalde keuzes. Die keuzes zouden een waarschuwing moeten zijn voor ons.
In het voorjaar van 1919 kwam de Duitse Nationale Vergadering bijeen in Weimar. Die zou de nieuwe grondwet uitwerken die van Duitsland voor het eerst in de geschiedenis een democratische republiek maakte. Maar waarom in Weimar? Was Berlijn niet de hoofdstad van het land? Weimar was toch maar een slaperig stadje dat bekendheid genoot louter omdat Goethe en Schiller er hadden gewoond? ‘Precies daarom’, zegt Patrick Dassen, de auteur van het boeiende en goed ontvangen boek De Weimarrepubliek 1918 – 1933, en docent geschiedenis aan de universiteit van Leiden. ‘Doordat Weimar met die twee groten uit de Duitse cultuur geassocieerd werd, kreeg die plek iets symbolisch, als wilde men er een nieuw en “beter” Duitsland oprichten gebaseerd op hoogstaande waarden, terwijl Berlijn tot in 1918 toch vooral voor Pruisisch militarisme stond. Bovendien garandeerde Weimar rust en veiligheid, wat in Berlijn wel even anders lag. De hoofdstad had in januari 1919 te maken met een gewelddadige linkse opstand, de Spartakusopstand, waarbij tussen de 150 en de 200 mensen omkwamen. De hele stad stond in rep en roer, dus daar kon je maar beter niet vergaderen. De sociaaldemocraat Friedrich Ebert, als toekomstige rijkspresident de machtigste man van Duitsland, wilde een locatie die bij de rest van het land, en dan meer bepaald bij Beieren, minder gevoelig lag dan Berlijn. Die twee waren immers water en vuur. Weimar, in Thüringen, was een mooi compromis, ook al verhuisde het parlement nog geen drie weken nadat de grondwet in augustus 1919 in werking was getreden terug naar Berlijn.’
Eind jaren twintig had niemand het gruwelijke lot van de Duitse Joden kunnen voorspellen.
Onenigheid
Net zoals alle verliezende staten maakte Duitsland op het einde van WO I een bijzonder chaotische periode door. Het keizerrijk van Wilhelm II had afgedaan. Er moest iets nieuws komen en de gematigde politici wisten welke kant ze op wilden, die van een democratische republiek. Alleen was niet iedereen het daarmee eens. Extreemlinks wilde onder leiding van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht een revolutie naar Sovjetvoorbeeld en extreemrechts zag een republiek evenmin zitten. Dat botste meer dan eens, maar uiteindelijk kwam de Weimarrepubliek er toch. Al bleef het een wankel bouwsel, zeker in de eerste vijf jaren, toen de tegenstand nog heftig was, en op het einde, toen de nazi’s de republiek de genadeslag gaven.
Dat het zo onrustig was in het Duitsland van net na de oorlog had ook te maken met de geografische ligging van het land, legt Dassen uit, en met de nederlaag van de oorlog. In het Westen stopte de oorlog op 11 november 1918, maar in Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa ging de strijd nog jarenlang door, en dat had ook repercussies voor Duitsland. Dassen: ‘Als je de kaart van Europa van voor 1914 vergelijkt met die van na 1918 zie je meteen dat de drie grote multinationale rijken uit elkaar gevallen zijn. Rusland was (Russisch) Polen, Oekraïne, de drie Baltische staten en Finland kwijtgeraakt. Het immense rijk van Oostenrijk-Hongarije was versplinterd en het Ottomaanse Rijk was gereduceerd tot Turkije. In de plaats daarvan kwamen vele nieuwe staten, wat tot spanningen leidde tussen de verschillende etnische groepen in die landen. Tot in 1924 waren er regelmatig oorlogen tussen verschillende landen, en opstanden en revoluties binnen die landen. In die context moet je de Duitse situatie zien. Ook dat was een verliezend land waar de spanningen hoog opliepen en er veel interne verdeeldheid was. Bovendien hing altijd de dreiging van een bolsjewistische revolutie naar Russisch voorbeeld in de lucht.’
Welke invloed had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles op de jonge Weimarrepubliek?
Patrick Dassen: Duitsland kreeg de details van het Verdrag pas te horen op 7 mei 1919. Veel opstanden waren toen al achter de rug. In maart waren in Berlijn nog 1200 mensen omgekomen bij zware straatgevechten. Toen de details van het Verdrag bekend raakten, had dat heel even een verenigend effect. Iedereen was ertegen. Ook de sociaaldemocraten vonden dat Duitsland veel te hard werd aangepakt. En daar valt wel iets voor te zeggen natuurlijk. Iedereen zag dat de Duitsers met heel veel inspanningen een fatsoenlijk democratisch land aan het opbouwen waren. Het nieuwe bewind had al ontzettend veel op zijn bord en dan gooiden de geallieerden er nog eens Versailles bij. De Duitse democraten zijn toen niet echt geholpen door die geallieerden omdat het Verdrag allerhande revanchistische gevoelens opwekte. Bovendien kun je je afvragen of Duitsland wel het enige land was dat de Eerste Wereldoorlog had aangesticht, zoals artikel 231 van het verdrag stelde. Vandaag zijn de meeste historici het erover eens dat ook de rol van Rusland groot was en dat Frankrijk, Servië en Engeland evenmin vrijuit gaan. Maar Versailles was gebaseerd op de schuld van Duitsland. De invloed op de Weimarrepubliek was immens. Bij het minste wat er fout liep, werd ernaar verwezen. En toen België en Frankrijk in 1923 het Ruhrgebied bezetten omdat Duitsland moeite had om de herstelbetalingen rond te krijgen, ging dat in crescendo. Wij worden gepakt door de geallieerden, was de teneur.
Weimar was dus niet echt populair?
Dassen: Dat wisselde. Bij de eerste verkiezingen, in januari 1919, behaalde de Weimarcoalitie bestaande uit sociaaldemocraten, katholieken en linksliberalen 76,1 procent van de stemmen. Die eerste regering kreeg dus enorm veel steun, al kalfde die steun ook snel weer af. Bij de verkiezingen van 1920 verloren de sociaaldemocraten en de linksliberalen behoorlijk. Maar dat neemt niet weg dat een groot deel van de bevolking achter het bewind bleef staan. Dat zag je ook toen in maart 1920 de Kapp-putsch werd gepleegd, waarbij ultranationalisten de macht probeerden over te nemen uit protest tegen de ontbinding van paramilitaire troepen, een eis uit het Verdrag van Versailles. Die putsch mislukte onder meer omdat de regering het volk opriep te staken en daar meteen maar liefst twaalf miljoen mensen op ingingen.
De Grote Depressie
Een grote uitdaging voor Weimar was 1923, toen Duitsland te maken kreeg met hyperinflatie. In januari 1919 kreeg je 8,2 Duitse mark voor een Amerikaanse dollar. Een jaar later 64,8 en in januari 1922 al 191,8. Van dan af ging het almaar sneller, met in januari 1923 17.792 mark voor een dollar en in november van dat jaar 4.200.000.000.000. Wat was de oorzaak?
Dassen: De inflatie was inderdaad al aan het toenemen voor 1923. Dat het zo uit de hand liep, komt vooral doordat de regering opriep om te staken uit protest tegen de Ruhrbezetting door de Fransen en de Belgen. Aan die oproep werd massaal gevolg gegeven en de stakers werden doorbetaald. Er werd enorm veel geld bijgedrukt, maar daardoor nam de waarde van dat geld stelselmatig af. Het systeem ontwikkelde een eigen dynamiek en de inflatie ging steeds sneller, met grote werkloosheid als gevolg. En een verlies aan vertrouwen in het kapitalistische systeem, waar de communisten dan weer van profiteerden. Toen in 1929 de Grote Depressie uitbrak, was dat voor velen alleen maar een bevestiging van de inadequaatheid van het kapitalisme, die zes jaar eerder al aangetoond was.
Hoe is die inflatie gestopt?
Dassen: Door in november 1923 een nieuwe munt in te voeren, de Rentenmark, die beschermd werd tegen speculatie. Op dat niveau is vertrouwen van groot belang. Die nieuwe munt werd aanvaard en de economie herstelde zich vanaf 1924 wonderbaarlijk snel, en daarmee brak in feite de bloeiperiode van de Weimarrepubliek aan, die tot eind 1929 duurde. Er waren geen opstanden meer en de minister van Buitenlandse Zaken, Gustav Stresemann, streek de plooien glad met Frankrijk. In 1925 kwam een einde aan de Ruhrbezetting, de economie floreerde, er werd een werkloosheidsverzekering ingevoerd, er werden op grote schaal nieuwe huizen gebouwd en de mensen hadden het gevoel dat het na die vijf chaotische beginjaren van Weimar eindelijk de goede kant op ging met het land, al bleven bepaalde intellectuele en militaire kringen het antidemocratische vuur opstoken. Het is een hardnekkig cliché dat de Weimarrepubliek een republiek was zonder republikeinen. Opvallend is bijvoorbeeld dat uitgerekend Pruisen zich ontwikkelde tot een democratisch bolwerk van de Weimarrepubliek. En de grootste naoorlogse organisatie van oorlogsveteranen was niet de Stahlhelm, zoals veel mensen denken, maar de sociaaldemocratische Reichsbanner Schwarz-Rot-Gold, die met zijn meer dan één miljoen leden de Weimarrepubliek juist actief verdedigde.
Als president Hindenburg Hitler niet benoemd had, was de NSDAP misschien geëindigd als een marginale partij.
Hoe uniek was de uitbouw van een verzorgingsstaat in die tijd?
Dassen: Duitsland had op dat vlak een hele sterke traditie. Otto von Bismarck, de eerste rijkskanselier van het Duitse keizerrijk, zette in de jaren 1880 al een moderne verzorgingsstaat op, met allerlei sociale wetgevingen en voorzieningen. Duitsland liep daar echt mee voorop in de wereld. Bismarck was geen liefhebber van de arbeidersklasse, maar hij besefte dat hij haar moest integreren in de maatschappij opdat ze geen revolutie zou beginnen. Op die traditie bouwde Weimar voort. Hetzelfde geldt trouwens voor de wetenschap. Duitsland was rond 1900 een toonaangevend land. WO I gaf de wetenschappelijke wereld een enorme tik, maar tijdens de Weimarperiode behoorde Duitsland weer tot de top. Laten we niet vergeten dat de Weimarrepubliek op cultureel en wetenschappelijk vlak een bloeiperiode was. Het was de tijd van het Bauhaus, van Thomas Mann, Otto Dix, Fritz Lang, Bertolt Brecht, Käthe Kollwitz, Albert Einstein, Max Planck, van grote doorbraken en Nobelprijzen.
Antisemitisme
Maar het was ook een tijd van groeiend antisemitisme. Is er een lijn te trekken van Weimar naar Auschwitz?
Dassen: Dat is een ambivalent verhaal. Enerzijds zie je dat na 1918 het antisemitisme sterker werd, onder meer door de Dolkstootlegende – die zei dat WO I niet verloren was op het slagveld, maar door het verraad van links en de Joden achter de linies. Dat zie je bijvoorbeeld in het woordgebruik in redevoeringen en publicaties uit die tijd. Er werden ook Joden vermoord, onder anderen Walther Rathenau, tot zijn dood in 1922 minister van Buitenlandse Zaken. Maar dat was niet te vergelijken met de situatie in Oekraïne en de Sovjet-Unie, waar in de jaren na de oorlog respectievelijk zo’n 85.000 en 150.000 Joden werden omgebracht. De Joden waren gewoon beter geïntegreerd in de Duitse samenleving. De meesten voelden zich Duits en het zionisme had weinig aanhang. In de jaren twintig zijn er maar een paar duizend Joden naar Palestina vertrokken. Eind jaren twintig had dan ook niemand het gruwelijke lot van de Duitse Joden kunnen voorspellen. Wat sommigen ook mogen beweren, er loopt geen rechte lijn van het einde van de negentiende eeuw naar de Holocaust. Dat is volstrekte onzin.
De Weimarrepubliek is uiteindelijk ten onder gegaan aan de Grote Depressie van 1929. De economie stortte in, de werkloosheid steeg in geen tijd naar 25 procent en Duitsland verloor het vertrouwen in de democratie, waarna de nazi’s de macht grepen. Waarom sloeg die Depressie zo hard toe in Duitsland, en bijvoorbeeld minder in Frankrijk of Groot-Brittannië?
Dassen: Omdat Duitsland zijn economie financierde met vooral kortlopende en hoogrentende Amerikaanse leningen: tussen 1925 en 1929 voor meer dan dertien miljard mark. Na de beurskrach wilden de Amerikanen hun geld terug, en daardoor kwam Duitsland in de problemen. Engeland en Frankrijk waren minder verzwakt uit de oorlog gekomen. De Grote Depressie was de genadeklap voor Weimar, maar het bouwwerk was sowieso al wankel. Ook in andere landen stortte toen de democratie in elkaar. Dat gold voor zowat heel Oost-, Centraal-, en Zuid-Europa. Maar dat wil nog niet zeggen dat de nazi’s toen aan de macht hadden moeten komen. De Weimarrepubliek wordt vaak voorgesteld als een noodzakelijke aanloop naar het nazisme, maar dat is een eenzijdige visie. Duitsland had ook een autoritair systeem kunnen worden of een militaire dictatuur, zoals vele andere landen. Dan hadden we met andere ogen naar de republiek gekeken. Dan was er wellicht een oorlog gekomen omdat Duitsland de gebieden in het oosten terug wou die het in 1919 had moeten afstaan, maar die zou dan beperkt zijn gebleven, en van de Holocaust was geen sprake geweest, hoe moeilijk de Joden het ook gehad zouden hebben, zoals in veel andere landen. Dat de nazi’s de macht zouden grijpen, stond bijgevolg niet in de sterren geschreven. Het is uiteindelijk gelukt door de steun van de conservatieve elite.
Waarschuwing
De conservatieve elite van Duitsland heeft voor de nazi’s gekozen?
Dassen: Inderdaad, die zijn met de nazi’s gaan samenwerken omdat ze positief stonden ten aanzien van de uitbreiding van het leger en de strijd tegen linkse krachten. Velen dachten dat Hitler wel in bedwang gehouden zou kunnen worden als hij eenmaal aan de macht was. Toen de eerste regering met de NSDAP tot stand kwam, maakten er naast Hitler maar twee nazi’s deel van uit. De rest waren rechts-nationale figuren van de Deutschnationale Volkspartei (DNVP) en Stahlhelm. Maar al heel snel bleek dat Hitler de lakens uitdeelde en van Duitsland een dictatuur maakte. De conservatieve elite van Duitsland wilde met Hitler samenwerken omdat hij net als hen de sociaaldemocraten uit de regering wilde houden en ook nog eens heel veel stemmen trok. Je zou het enigszins kunnen vergelijken met de opkomst van Donald Trump, hoeveel verschillen tussen Hitler en Trump er verder ook mogen zijn. Binnen de Republikeinse Partij was Trump aanvankelijk ook helemaal niet geliefd. Velen vonden hem te radicaal. Toen bleek dat Trump heel goed lag bij een groot deel van de Amerikaanse bevolking, verdwenen de bezwaren. Laten we het maar proberen, was dan het idee, misschien wordt hij milder. Hetzelfde zag je bij Hitler. In juli 1932 was de NSDAP de grootste partij geworden, met 37,4 procent van de stemmen. Laten we hem erbij nemen, dacht men, dan hebben we een brede coalitie, maar dat was niet hoe Hitler dat zag.
Het had dus allemaal anders kunnen lopen?
Dassen: In juli 1932 haalde de NSDAP een gigantische score, maar bij de verkiezingen van november datzelfde jaar verloren ze alweer twee miljoen stemmen, of 4,3 procent. Hun hoogtepunt lag achter hen, vermoedde men. De economie begon weer wat aan te trekken. Veel historici denken dat als president Hindenburg Hitler niet had benoemd en de impasse begin 1933 wat langer had geduurd, de NSDAP misschien wel geëindigd was als een kleine, marginale en intern sterk verdeelde partij.
U verwees al naar Trump. We worden geplaagd door zwakke regeringen die door het verdwijnen van het centrum geprangd zitten tussen extreemrechts en extreemlinks, en er is na meer dan zeventig jaar weer oorlog in Europa. In hoeverre moet het einde van de Weimarrepubliek een waarschuwing voor ons zijn?
Dassen: De vanzelfsprekendheid waarmee we een paar decennia geleden nog aannamen dat de liberale democratie alleen maar kon winnen is volledig weg. Internationale rapporten tonen aan dat het aantal democratieën op aarde alleen maar afneemt. Er is veel reden tot grote zorg. Ik hou mijn hart vast voor de VS, als Trump zich weer kandidaat stelt, maar ook als hij dat niet doet. En dat is dan nog een westers land. Dat Rusland de foute kant op gaat, wisten we eigenlijk al lang en dat China niet zal democratiseren is ook duidelijk. Maar kijk naar Frankrijk, ruim veertig procent voor Marine Le Pen bij de laatste presidentsverkiezingen. Het optimisme van 1989 is volledig weg. We moeten beseffen dat democratieën kwetsbaar zijn, altijd en overal, ook ogenschijnlijk sterke democratieën.
Patrick Dassen
– 1961 geboren in Heerlen
– Studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam
– 1999 promoveerde op De onttovering van de wereld. Max Weber en het probleem van de moderniteit in Duitsland, 1890 – 1920
– Werkte in Amsterdam voor het Duitsland Instituut en voor de universiteiten van Groningen en Amsterdam
– Sinds 2004 docent geschiedenis aan de Universiteit Leiden
– 2014 publicatie Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog, dat bekroond werd met de Arenbergprijs voor Europese Geschiedenis