Philippe Destatte

‘De geschiedenis laat zien dat terrorisme vele vormen kan aannemen’

Philippe Destatte Voorzitter van het Institut Destrée

‘De geschiedenis ontkracht het idee dat wat er met onze generaties gebeurt uniek, nieuw of ongekend is’, schrijft de Waalse historicus Philippe Destatte. Hij buigt zich in deze bijdrage over de moeilijkheid om tot een sluitende definitie van terrorisme te komen.

De term terrorisme ligt bijzonder gevoelig wanneer het woord gebruikt wordt om tegenstanders op het internationale toneel te delegitimeren, te marginaliseren, of zelfs te onderdrukken. Iedereen merkt hoe moeilijk het is om een definitie te geven, aangezien het een begrip is dat zowel fascineert als afschuw opwekt. Begrippen als ‘staatsterrorisme’, ‘verzet’ of ‘nationale bevrijding’ vervuilen bovendien de zoektocht om op politiek en academisch vlak tot een redelijke en samenhangende theorie te komen. Zo kunnen we Anthony Richards volgen wanneer hij opmerkt dat we terrorisme meer als een methode moeten zien, dan dat het inherent gekoppeld is aan een welbepaald doel dat ermee bereikt moet worden.

Enkele vormen van terrorisme in de geschiedenis

Terreur lijkt inherent te zijn aan geweld en oorlog. In zijn Commentaren op de Gallische Oorlogen vertelt Julius Caesar hoe de uitzonderlijke sterkte van van zijn aanvallen – maar ook de wreedheid ervan – ‘zijn vrienden trouw hield en, door angst, de twijfelende tegenstanders er in onderhandelingen toe dwong om vredesaanbiedingen te aanvaarden’. Experts in vergelijkende taalkunde weten dat varianten van de Latijnse woorden terror en terrere door de eeuwen heen in vele vormen zijn verschenen, lang voor de Terreur die op 5 september 1793 door de Franse Nationale Vergadering werd vastgelegd.

We kennen verder ook de terreur van de steppevolkeren onder Attila de Hun in de vijfde eeuw, de Mongool Genghis Khan in de dertiende eeuw, en Timoer Lenk in de veertiende eeuw.

Een van de veldmaarschalken aan het hoofd van het leger van Maximiliaan van Beierens Katholieke Liga was Johann Tserclaes, graaf van Tilly, (van wie soms wordt gezegd dat hij Waals was). Tijdens een campagne tegen de Protestantse Evangelische Unie tijdens de Dertigjarige Oorlog nam hij op 25 mei 1631 de Duitse stad Maagdenburg in. Hij liet toe dat 20.000 mensen werden afgeslacht en dat de bevolking met talrijke andere wreedheden werd beproefd om de overgave van de naburige steden te verzekeren.

Veel Belgische steden ondergingen een soortgelijke behandeling tijdens de Duitse invasie in de Grote Oorlog, zoals Dinant aan de Maas op 23 augustus 1914 (605 doden).

In 1937-1938 eiste het bloedbad van Nanking waarschijnlijk bijna 250.000 levens. Het werd aangericht door het Japanse Keizerlijke Leger tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog en was misschien wel het toppunt van dat soort acties.

In The Spirit of the Laws gebruikte Montesquieu in 1748 de term ’terreur’ om te verwijzen naar het principe van despotisch bestuur. Lang voor hem, in 1690, had John Locke in het eerste essay van zijn twee Verhandelingen over de Regering verklaard dat ‘het zwaard van de magistraat [dient] om boosdoeners te terroriseren, en door die terreur mensen te dwingen de positieve wetten van de samenleving na te leven’.

Het gebruik van de woorden ’terrorisme’ en ’terroristen’ begon zich vanaf 1794 te verspreiden, eerst in de betekenis van een regime van politieke terreur (en de aanhangers daarvan), en daarna in de bredere betekenis van het systematische gebruik van geweld voor politieke doeleinden. Overigens verschijnen ‘antiterrorisme’ en ‘antiterrorist’ slechts een jaar later, in 1795.

Natuurlijk maakt modern gemechaniseerd wapentuig massaal geweld op ongekende schaal mogelijk. Het bombardement op Guernica, de historische hoofdstad van Baskenland, op 23 april 1937 diende als een soort repetitie voor wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog zou gebeuren. Het bombardement op Rotterdam door de Luftwaffe op 14 mei 1940 was ongetwijfeld ook een terroristische daad. Het is moeilijk om de massale Duitse, Britse en Amerikaanse bombardementen op burgerdoelen, en vooral steden, niet op te nemen in deze sombere lijst.

Zoals Ariel Merari opmerkt, laten de ultimatumpamfletten die in deze gebieden vanuit de lucht werden gedropt, de intentie zien om de burgerbevolking rechtstreeks te terroriseren. De Geallieerde en Duitse diensten die het aantal slachtoffers van de bombardementen op Duitsland telden, schatten het dodental op ongeveer 400.000, van wie meer dan 10 procent krijgsgevangenen of buitenlanders waren. Het aantal burgers dat gedood werd door de bombardementen op Japan, lag rond de 900.000, hoger dan het aantal Japanse soldaten dat gedood werd in de strijd.

Al die zeer uiteenlopende acties laten de verschillende vormen zien die terrorisme kan aannemen. Zeker over een langere periode bekeken, onkracht dit alles het idee dat wat er met deze generatie gebeurt uniek, nieuw of ongekend is.

Als we ons tot de moderne tijd beperken (19e en 20e eeuw), kunnen we ook de talrijke aanslagen en acties van anarchisten, nihilisten, revolutionaire socialisten, fascisten en anderen tot dit proces rekenen. Hieronder vallen de moord op tsaar Alexander II (1881), president Sadi Carnot (1894) en aartshertog Franz Ferdinand van Habsburg (1914), de Zwarte September-aanslagen tijdens de Olympische Spelen in München (1972), de acties van de Rote Armee Fraktion (Hanns-Martin Schleyer, 1977), de Rode Brigade, Action directe en de Cellules Communistes Combattantes, de bomaanslag op het treinstation van Bologna (2 augustus 1980), de aanslagen in Beiroet tegen Amerikaanse en Franse troepen (23 oktober 1980), de Bende Van Nijvel (28 doden van 1983 tot 1985), de aanslagen van de AIG zoals de bomaanslag op het station Saint-Michel in Parijs op 28 juli 1995, en uiteraard ook het het scharniermoment 11 september 2001, dat zoveel gevolgen heeft gehad voor Europa.

Lees ook ons dossier: De duistere jaren 80

Deze zeer onvolledige inventarisatie laat de verscheidenheid aan vormen zien die terrorisme kan aannemen. Men zou kunnen verwachten dat deze variatie meer precieze criteria zou opleveren om tot een algemene definitie te komen, maar dat is in feite niet het geval.

Zoals Ariel Merari laat zien, lijkt terrorisme misschien een immorele vorm van oorlog. Maar in de 20e eeuw zien we een totale ineenstorting van de (morele) gedragscode in bijna alle oorlogen, bij alle partijen. We zien ook hoe burgers hierbij steeds vaker in het vizier worden genomen. Dit alles laat zien dat ‘het verschil tussen terrorisme en andere vormen van oorlog er een van interpretatie is’.

Naar een definitie van terrorisme

Veel discussies over terrorisme beginnen net met de overweging dat het moeilijk is om het begrip in de wetenschappelijke literatuur te definiëren. We moeten voorkomen dat we het verwarren met alle vormen van politiek geweld, en mogen ook door de staat gesponsorde vormen van terrorisme niet negeren.

In een zeer vroeg stadium, in 1962, leverde Raymond Aron al een beslissende bijdrage aan dit debat door te suggereren dat “een terroristische actie als zodanig wordt aangeduid wanneer de psychologische effecten ervan niet in verhouding staan tot de zuiver fysieke resultaten…”.

Verschillende definities van internationale organisaties kunnen ons helpen dit fenomeen te begrijpen. Zo wordt in VN-resolutie A/RES/54/110 van 2 februari 2000 gesproken van ‘strafbare feiten met politieke doeleinden: strafbare feiten die bedoeld of berekend zijn om bij het grote publiek, een groep personen of bepaalde personen voor politieke doeleinden een staat van terreur teweeg te brengen’.

De Raad van de Europese Unie voegde daar in 2002 het voornemen aan toe om een bevolking ernstig te intimideren, of een regering of internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen een handeling te verrichten of zich daarvan te onthouden, of de politieke basis ernstig te destabiliseren of te vernietigen.

Dat idee vinden we vaak ook terug in nationale wetgeving, zoals de Belgische wet van 19 december 2003, waarin initmidatie het fundamentele element is dat het terroristische misdrijf kenmerkt.

Ook de definitie van de NAVO uit 2021 benadrukt de politieke dimensie: het wederrechtelijk gebruik of dreigen met gebruik van geweld of terreur, gericht tegen individuen of eigendommen in een poging regeringen of samenlevingen te dwingen of te intimideren, of controle te krijgen over een bevolking, om politieke, religieuze of ideologische doelen te bereiken.

De Franse historica Jenny Raflik benadrukt het belang van de benadering van het fenomeen door de Arabische Conventie ter bestrijding van terrorisme, aangenomen in Caïro op 22 april 1998, die in verschillende opzichten vernieuwend is, maar ook beperkingen bevat. Het gaat dan om de mogelijkheid om een mogelijk legitieme strijd, uit te sluiten van het toepassingsgebied van terrorisme.

Het belangrijke verkennende werk van Raflik leidde ertoe dat ze een definitie voorstelde die wij onderschrijven: terrorisme is een politiek project gedurende een bepaalde periode dat tot doel heeft de gevestigde orde uit te dagen, te proberen er een einde aan te maken en/of er een nieuwe orde voor in de plaats te stellen. Daartoe wordt tactisch gebruik gemaakt van grensoverschrijdend geweld, dat echter door de terrorist in de context van de actualiteit als legitiem wordt gepresenteerd en beschouwd.

Deze definitie lijkt ons zeer relevant. Ten eerste omdat ze terrorisme objectiveert en het serieus neemt als een politiek project, in plaats van als een afwijking. Dat zou net het belang en de doelen ervan ondermijnen.

Vervolgens is deze definitie van belang omdat Jenny Raflik het gebruik van transgressief geweld als middel benadrukt, samen met het subjectieve element – het verschil in perspectief tussen dader en slachtoffer. En ten slotte houdt deze definitie ook rekening met de tijdelijkheid ervan, die de spanning verklaart tussen de onmiddellijke gebeurtenis en de verstrekkende gevolgen.

Philippe Destatte is een Waals historicus en Europees toekomstdenker. Hij is voorzitter van het Institut Destrée en is professor aan de UMons en de Université Paris-Cité. Een Engelse versie van deze tekst verscheen in zijn nieuwsbrief.

Vier overwegingen om deze bijdrage af te sluiten maar niet de discussie:

1. Terrorisme is geen recent verschijnsel. Het maakt deel uit van een hele evolutie op langere termijn, die loopt van de oudheid tot het heden. Die tijdelijkheid is van belang, gelet op de relaties tussen verleden, heden en toekomst.

2. Terrorisme is een complexe aangelegenheid die vele vormen aanneemt en gebruikt kan worden door zeer verschillende actoren, individueel of collectief, privé of publiek. Die worden alle geïnspireerd door een politiek project, en dus een strategische vastberadenheid om te handelen om een bestaande situatie in stand te houden of te veranderen. Bij het definiëren van terrorisme moeten we voorkomen dat het verward wordt met alle andere vormen van politiek geweld. Evenmin mogen door de staat gesponsorde vormen van terrorisme over het hoofd worden gezien.

3. Het gebruik van terreur en terrorisme tegen burgers is inherent verbonden met de politieke filosofie van onze liberale samenlevingen. Dat wordt onder meer uitgelegd door John Locke en Montesquieu.

4. De legitimiteit van een politieke project is subjectief; de middelen om dat te bereiken zijn transgressief en bedoeld om versterkt te worden door hun psychologische impact en media-aandacht.

5. Verschillende voorbeelden van de ontwikkeling van relaties tussen groepen die duidelijk als terroristen werden gezien (en waarmee het onmogelijk leek om te onderhandelen), laten zien dat dit niet altijd het geval is. Transgressieve acties van gisteren verhinderen niet noodzakelijkerwijs dat mensen alsnog aan tafel gaan zitten om aan vruchtbare onderhandelingen te beginnen. De ontwikkeling van de betrekkingen tussen Londen en de IRA, na de bloedige gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog is in dit opzicht interessant. En zo vinden we toch nog hoop in een landschap van wanhoop, als we daarvoor voldoende inspanning doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content