De eerste Toscaners
Dansers, drinkers, liefkozenden – de fresco’s in de Etruskische graven tonen ons een levenslustig volk. De Etruskische adel wist van het leven te genieten: uit Afrika kwamen exotisch ivoorsnijwerk en struisvogeleieren, uit Attica exquise vazen met afbeeldingen van Homerische helden en goden. Uit de Griekse poleis in Zuid-Italië namen de Etrusken de liefde voor sport over, al bleef de afstandelijkheid tot vrouwen hun vreemd. Tot ontzetting van Griekse kroniekschrijvers was de Etruskische vrouw zelfbewust en nam op gelijke voet met de mannen deel aan het maatschappelijk leven.
Welvaart kwam met de handel. De Etrusken waren de grootste ijzerproducenten van hun tijd, bovendien exporteerden ze de drie belangrijkste basisbehoeften van de Oudheid: graan, olijfolie en wijn. Hun handelsnetwerk reikte van de monding van de Rhône tot de Carthaagse kust. Maar wie beulden zich af in de wijngaarden, wie werkten zich in het zweet in de hoogovens van Populonia? Waren het slaven, of arbeiders? We weten het niet, de vraag blijft voer voor speculatie.
Rome, toen nog een klein dorp aan de rand van Etrurië, werd de nagel aan de doodskist van deze beschaving. Nadat de Romeinen het juk van de Etruskische koningen hadden afgeworpen, ontwikkelde de jonge republiek aan de Tiber zich met verbazingwekkende machtshonger. In 396 v.Chr. veroverde ze de sterke Etruskische stad Veji, met mogelijk 100.000 inwoners. In Caesars tijd waren alle Etruskische stadstaten in Romeinse handen. Maar de religieuze invloed bleef: het was een Etruskische ziener die Julius Caesar waarschuwde voor de Idus van maart en het mes van Brutus.
Met een abonnement mist u geen enkele uitgave van G-Geschiedenis! Maak gebruik van de abonneerbon op pagina 66, of ga naar www.g-geschiedenis.eu/abonneren. p>
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier