De belegering van Constantinopel
Herovering van het Heilige Land was het doel van de Vierde Kruistocht, maar de kruisvaarders laten zich voor een Venetiaans karretje spannen. In 1204 vallen ze het christelijke Constantinopel aan.
De heilige missie begint met een ordinair loven en bieden. Zes vooraanstaande edelen uit Frankrijk en Italië arriveren begin 1201 in Venetië. Een van hen is Godfried van Villehardouin, maarschalk van Champagne, vertegenwoordiger van de machtige graaf Theobald III. Samen met de vijf andere leden van zijn delegatie onderhandelt hij met de Venetiaanse bestuurders over de kosten voor de overtocht van duizenden kruisvaarders naar het Midden-Oosten. Het gaat om zeer veel geld, de omvang van de vloot en het precieze doel van een missie waar paus Innocentius III in 1198 toe opriep – met ‘volledige vergeving van zonden waarvoor u berouw in uw hart draagt’ als beloning.
Een teken van verdorvenheid en een werk van de duisternis’ Paus Innocentius III over de verovering van Constantinopel
Te mooi om waar te zijn: de herovering van de Heilige Stad
Op 15 augustus 1198 heeft de paus de christenheid opgeroepen de wapens op te nemen. Zijn droom is een nieuwe kruistocht, die Jeruzalem opnieuw uit de greep van de heidenen bevrijdt. De Eerste Kruistocht, die grote triomft ocht van het militante christendom, is al ruim een eeuw geleden. Sindsdien zijn de christenen vooral in het defensief en sinds 1187 is Jeruzalem weer in islamitische handen. Sultan Saladin, heerser over Egypte, heeft de Heilige Stad ingenomen.
Innocentius III beloofde de deelnemers aan de kruistocht vergeving van al hun zonden. Veel enthousiasme wekte hij daarmee niet onder de christenstrijders. Slechts een enkele vertegenwoordiger van de hoge adel nam het kruis op.
Eind 1199 vindt de paus dan eindelijk prominente ondersteuning voor zijn plannen. November dat jaar verzamelt de Franse elite zich voor een groot toernooi in Écry. Iedereen die zich op z’n ridderlijke deugden liet voorstaan, hijst zich hier in het zadel of neemt plaats op de tribune. Hier weet graaf Theobald III van Champagne een organisatie voor een nieuwe kruistocht op te zetten. Op 27 november 1199 legt hij daarvoor de gelofte af. Hij behoort tot het hoogste echelon van de Europese adel en is verwant met de koningen van Engeland en Frankrijk. Godfried van Villehardouin volgt het voorbeeld van zijn leenheer, waarna meer hooggeplaatsten hetzelfde doen. Onder hen graaf Lodewijk van Blois, markgraaf Bonifatius van Montferrat en graaf Boudewijn van Vlaanderen. Ze besluiten eerst Egypte aan te vallen en zo de bezetters van het Heilige Land in hun stamgebied te treffen.
Godfried van Villehardouin nam namens Champagne de organisatie op zich. Met Venetië bereikte hij een akkoord over het transport van de troepen. In juni 1202 zou er een vloot gereed liggen en het kruisvaardersleger vertrekken. Men ging uit van 33.500 man en 4.500 paarden. Voor het vervoer van een dergelijk leger was een ware armada nodig. Venetië beloofde voldoende schepen uit te rusten en raamde de kosten daarvoor op 94.000 zilvermarken – te voldoen vóór aanvang van de oversteek.
Kruisvaarders veranderen in huurlingen en worden geëxcommuniceerd
Niet lang nadat de ridder in mei 1201 uit Venetië teruggekeerd was, overleed zijn graaf, Theobald III, op de prille leeft ijd van 22 jaar, door een zware ziekte geveld. Godfried zorgde ervoor dat de andere ridders in zijn graafschap de gelofte van hun overleden heer gestand deden. Hij leidde hen naar Venetië en ontpopte zich tot een van de kopstukken van de kruistocht.
De hele onderneming strandde echter al bijna voor zij begon. Venetië had zich aan zijn belofte gehouden: honderden schepen lagen in de lagunestad afgemeerd, maar in de zomer van 1202 kwamen er veel minder ridders en soldaten dan verwacht. Veel kruisvaarders hadden voor een andere vertrekhaven gekozen, zoals Marseille. Godfried trok door Italië en haalde veel edelen over om naar Venetië te komen. Desondanks kregen de organisatoren van de kruistocht slechts een deel van het benodigde bedrag bij elkaar.
De doge van Venetië, Enrico Dandolo, al rond de negentig en blind, maar een geslepen heerser, deed hun een voorstel voor een betaling op termijn: wat als ze eerst voor Venetië vochten en daarna aan de kruistocht begonnen? Na lange beraadslagingen stemden de aanvoerders toe. De vloot stak in zee en zette koers naar de Kroatische kust, waar christenen woonden. Van daar zou het naar Zara, in het koninkrijk Hongarije, gaan. Deze handelsstad was tegen Venetië in verzet gekomen. Na een hevige strijd werd dit verzet gebroken. De kruisvaarders en de Venetianen plunderden en verwoestten de stad. De paus in het verre Rome was ontzet over deze geweldsuitbarsting. De loffelijke ondernemingen waar hij zijn zegen aan gegeven had, was ontaard in brandstichting en geweld tegen geloofsgenoten. Hij excommuniceerde alle deelnemers.
Daar zaten de aanvallers minder mee dan met de teleurstellende hoeveelheid buit die ze in Zara maakten. Hun schulden aan de Venetianen konden ze daarmee niet afdoen. Hun eer stond op het spel, zoals Godfried schreef. Toen verscheen er echter een man in het legerkamp die beloofde de kosten van de kruistocht te betalen. Alexios, zoon van een afgezette Byzantijnse keizer. Vooralsnog was hij berooid, maar als de kruisvaarders hem hielpen het Byzantium te heroveren dat hem en zijn vader toekwam …
Daarvoor diende de hoofdstad ingenomen te worden: Constantinopel, de gouden metropool aan de Bosporus, centrum van de Grieksorthodoxe wereld en net als Zara louter door christenen bewoond. De doge stemde echter maar al te graag toe, want Venetië kon zich zo van een geduchte concurrent ontdoen. De kruisvaarders waren het oneens. Een aantal ridders zonderde zich teleurgesteld af en probeerde nu over land Jeruzalem te bereiken. Een aanval op Constantinopel was in strijd met de oproep van de paus. Het gros van de kruisvaarders steunde echter het plan en brak op richting Constantinopel. Een van de aanvoerders was nog steeds Godfried van Villehardouin. Hij schreef een kroniek over de kruistocht, een van de voornaamste bronnen van onze kennis over het gebeurde.
Death from Venice waart door de straten van Constantinopel
In de morgen van de 22e juni 1203 boden de wateren rond Constantinopel een indrukwekkend schouwspel: meer dan 450 schepen naderden de stad. Die werd beschermd door machtige stadsmuren en de toegang tot haar haven was versperd met een zware ijzeren ketting. Lang lieten de kruisvaarders hun blik op de stad rusten. Villehardouin schreef: ‘Ze konden zich namelijk niet voorstellen dat ergens ter wereld zo’n machtige stad bestond als deze, met de hoge muren en reusachtige torens die haar aan alle kanten omgaven, met haar oogverblindende paleizen en hoge kerken, waarvan er zoveel waren, dat niemand het geloven kan die het niet met eigen ogen aanschouwd heeft, en met haar lengte en breedte, die haar tot koningin van alle steden maken.’
De kruisvaarders en Venetianen kwamen een taakverdeling overeen: de Fransen, Italianen en Duitsers zouden over land aanvallen, de Venetianen vanaf zee. De kruisvaarders bestormden een toren die de ketting in de havenmond beschermde en verwoestten die. Nu lag de haven open voor de Venetiaanse vloot. De Italianen slaagden erin 25 torens in te nemen, waarop de Byzantijnen een uitval deden. Deze werd echter door de westerse ridders tot staan gebracht. Er ontstond een impasse en ondanks dat de belegeraars in ondertal waren, sloeg de keizer op de vlucht.
Het coalitieleger bracht nu zijn bondgenoot op de troon. Deze werd als Alexios IV tot medekeizer gekroond, naast zijn vader, die uit zijn kerker bevrijd was. Maar het tweetal genoot geen aanzien onder het volk. Bovendien brak de zoon al snel het woord dat hij de kruisvaarders gegeven had: aan hun financiële eisen kon hij niet voldoen. Hij hield hen aan het lijntje, stelde de betalingen almaar uit. De kruisvaarders stelden hem toen een ultimatum en belegerden de stad opnieuw. Binnen haar muren greep nu een usurpator de macht. Hij liet Alexios IV in de kerker werpen en uiteindelijk vermoorden. Alexios’ vader onderging hetzelfde lot.
Buiten de muren deden de belegeringsmachines van de kruisvaarders hun verwoestende werk, waarna met Venetiaanse steun diverse aanvallen vanaf zee volgden. Op 12 april 1204 drongen de Fransen de stad binnen en weer sloeg de Byzantijnse heerser, dit keer met de meeste edelen, op de vlucht. Ze lieten de stad aan haar lot over. De kruisvaarders moordden, mishandelden en plunderden drie dagen lang. ‘De buit was zo groot, dat niemand er ook maar een indruk van kan geven: goud, zilver, vaatwerk, edelstenen, satijn en zijde, gewaden van grijs bont en hermelijn – alle waardevols dat ooit op aarde gevonden werd,’ schrijft Godfried van Villehardouin. De glans van Constantinopel verbleekte in die paar dagen voorgoed. Van herovering van het Heilige Land was trouwens al gauw geen sprake meer. De meeste ridders bleven in de veroverde gebieden, of keerden naar huis terug – met roofgoed overladen.
MEER WETEN?
Ernle Bradford, The Great Betrayal. The Great Siege of Constantinopel. Open Road 2014
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier