David Wengrow verpulvert clichés in ons historisch denken: ‘Veel historici maken het nodeloos saai’
Zowat alles wat u denkt te weten over de geschiedenis van de mensheid is fout, zeggen antropoloog David Graeber en archeoloog David Wengrow in Het Begin van Alles. ‘Jagers-verzamelaars hadden hetzelfde brein als wij. Er is geen reden om aan te nemen dat ze zich heel anders gedroegen.’
Dat het nog altijd een beetje vreemd aanvoelt dat zijn coauteur er niet meer is, zegt David Wengrow. David Graeber, de vermaarde Amerikaanse antropoloog, overleed eind 2020, nauwelijks drie weken nadat het manuscript van hun boek af was. Tien jaar lang hebben Wengrow en Graeber bijna dagelijks met elkaar gesproken. ‘We hebben dit hele boek samen geschreven’, vertelt Wengrow. ‘Tien jaar lang hebben we dezelfde bronnen gelezen en besproken, en daar rolde gaandeweg een boek uit. Tijdens de lockdown belden we elkaar drie keer per dag om te praten en te overleggen. We hebben over ongeveer elke zin gediscussieerd. Er is geen woord in dit boek waar ik niet voor de volle procent achter sta.’
Met Het Begin van Alles leveren Graeber en Wengrow een krachttoer af. Het is zowel een vermakelijke reis door de krochten van de menselijke geschiedenis als een tirade waarbij het gros van de bekende antropologen en historici een veeg uit de pan krijgt. In meer dan zeshonderd bladzijden slopen de archeoloog en de antropoloog zowat elk cliché waarmee we doorgaans naar de menselijke geschiedenis kijken. Nog meer dan een geschiedenis van de mensheid is Het Begin van Alles een ode aan de enorme diversiteit aan levenswijzen en maatschappijvormen die de mensheid de voorbije paar tienduizend jaar heeft uitgedacht. Voor David Graeber, die in 2011 een van de ideologen was achter de Occupy Wall Street-beweging, was dat veelvoud aan maatschappijvormen een politieke inspiratie. Want als mensen al tienduizenden jaren hun maatschappelijke organisatie ter discussie stellen, waarom zouden wij het dan vandaag niet meer kunnen?
Als er één ding opmerkelijk is aan onze huidige maatschappijvorm, dan is het wel dat die zo verschrikkelijk fantasieloos is.
‘David en ik wilden aanvankelijk een boek schrijven over de geschiedenis van de ongelijkheid’, vertelt Wengrow. ‘Maar algauw zagen we in dat we eigenlijk de verkeerde vraag stelden. Als je op zoek gaat naar het begin van de ongelijkheid, ga je er impliciet van uit dat ongelijkheid een begin heeft. Het veronderstelt dat we ooit egalitair leefden, maar daar op een bepaald moment mee gestopt zijn. Eigenlijk beantwoord je de vraag nog voor je ze gesteld hebt.’
Jullie zijn in het boek bijzonder streng voor historici die de verkeerde vragen stellen.
David Wengrow: Veel historici herkauwen nog altijd dezelfde fabels van de Verlichting. Ze gaan ervan uit dat er een soort ‘natuurlijke toestand’ bestond waarin iedereen vrij en gelijk was, zoals de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau al in de 18e eeuw schreef. Het is echt opmerkelijk hoe hardnekkig die ideeën zijn. In 2013 schreven Kent Flannery en Joyce Marcus The Creation of Inequality, een boek over de geschiedenis van de ongelijkheid. Hun conclusie – en het gaat hier wel degelijk over twee gerenommeerde antropologen – was dat Rousseau min of meer gelijk had. Dat is uiterst merkwaardig. Dat zou betekenen dat iemand die in de achttiende eeuw leefde en niet kon voortgaan op meer dan honderd jaar wetenschappelijk onderzoek als bij toeval correct heeft gegokt hoe mensen in de prehistorie leefden. Dat is een enorm vreemde aanname.
Jullie zijn bijvoorbeeld zeer kritisch voor Sapiens, het bekende boek van Yuval Noah Harari.
Wengrow: Veel historici maken geschiedenis nodeloos saai. Harari heeft een enorm klassieke lezing van de geschiedenis. Eerst gebeurt er een hele tijd niets. Dan heb je de landbouwrevolutie, waardoor maatschappijen hiërarchischer worden. Er komen steden met koningen met uitgebreide administraties. Die zorgen dan weer voor slavernij, religies, patriarchale maatschappijen en zo modderen we aan tot het heden. Dat is letterlijk hoe Jean-Jacques Rousseau het zich voorstelde, en het klopt gewoon niet.
Jullie beweren dat er nooit een landbouwrevolutie heeft plaatsgevonden.
Wengrow: Inderdaad. Het is een langzaam proces waarbij mensen drieduizend jaar lang experimenteerden met landbouw. Zoals veel innovaties in de menselijke geschiedenis is landbouw vermoedelijk begonnen als een soort spel: je zaait een beetje, en je kijkt wat er gebeurt. Het is niet zo dat mensen de landbouw ontdekten en meteen allemaal boer werden.
Bij veel denkers bestaat het idee dat de landbouw het begin is van alle problemen. Voor de landbouw leidde de mens een gelukkig en vrij leven, maar door de landbouw werden we ‘slaven van het graan’.
Wengrow: Het idee dat de landbouw een soort valstrik is waaraan mensen nooit konden ontsnappen, is onzin. Er zijn tal van voorbeelden van culturen die landbouw uitproberen, en daarna bewust afwijzen. We weten bijvoorbeeld dat de bewoners van de Britse eilanden in de neolithische periode landbouwtechnieken van het Europese continent hebben geleerd, maar daar na enkele eeuwen mee gestopt zijn. Ze bleven dieren houden, maar leken collectief te hebben besloten dat ze geen graan meer zouden verbouwen. Ze gingen weer noten en bessen verzamelen om hun dieet aan te vullen. De mensen die Stonehenge hebben gebouwd, waren geen landbouwers, maar een soort herders-plukkers.
Kwamen die hybride maatschappijstructuren vaak voor?
Wengrow: Er zijn enorm veel voorbeelden van. Er zijn zelfs culturen die elk jaar van maatschappijvorm wisselden. We weten bijvoorbeeld dat de Inuit een andere maatschappijvorm hadden voor de winter dan voor de zomer. Tijdens de wintermaanden leefden ze samen in grote gemeenschapshuizen en was hun maatschappijmodel collectivistisch: er was geen privébezit en iedereen deelde alles – inclusief sekspartners. Maar in de zomermaanden verspreidden ze zich in kleinere groepen die enorm hiërarchisch en patriarchaal waren, en waarin er wel privébezit was. Jagers markeerden bijvoorbeeld nadrukkelijk hun wapens om aan te geven dat ze van hen waren. Er is geen reden om te denken dat die Inuit daartoe gedwongen werden. Naburige volkeren, die ongeveer in dezelfde omstandigheden leven, doen het niet. De Inuit leefden zo omdat ze vonden dat mensen zo hoorden te leven.
Onderschat u de impact van de landbouw niet?
Wengrow: Uiteraard heeft de landbouw op veel culturen een impact gehad, maar er is geen reden om aan te nemen dat landbouw automatisch leidt oorlog, koningen en patriarchale maatschappijen. In het Midden-Oosten zien we dat het begin van de landbouw er niet toe leidt dat maatschappijen hiërarchischer worden. Er zijn eeuwen waarin we geen enkel spoor van oorlog of conflict terugvinden. Veel vroege landbouwmaatschappijen in het Midden-Oosten kenden een zekere vorm van gendergelijkheid. En een concept als slavernij, dat we vaak associëren met het begin van de landbouw, kwam ook buiten landbouwmaatschappijen voor. Er zijn samenlevingen die nooit een enkel gewas hebben geplant maar die wel slaven hadden, en er zijn landbouwmaatschappijen die nooit een enkele slaaf hebben gehad.
Het lijkt niet erg logisch voor jagers-verzamelaars om slaven te houden als er geen land is om te bewerken. Weten we waarom ze dat deden?
Wengrow: We moeten slaven niet per se als een economisch middel zien. In bepaalde Amazoneculturen werden slaven ingezet in de kinderzorg of als dienaars voor de stamhoofden. Aan de Amerikaanse westkust had je bijvoorbeeld een jagers-verzamelaarscultuur die gedeeltelijk afhankelijk was van de visvangst. Dat betekende dat ze op bepaalde momenten in het jaar, bijvoorbeeld tijdens het paarseizoen van de zalmen, een enorme hoeveelheid arbeidskrachten nodig had. Alleen was die maatschappij strikt hiërarchisch, en de edellieden weigerden pertinent om handenarbeid te verrichten. Tegelijk hadden ze nauwelijks manieren om hun wil op te leggen aan gewone burgers. En dus waren ze aangewezen op slaven. Slavernij heeft vaak minder te maken met economische noodzaak dan met maatschappelijke structuur. Zelfs als je in theorie genoeg volk hebt voor het werk dat gedaan moet worden, heb je niet de garantie dat iedereen beschikbaar is.
Een ander klassiek idee is dat steden een recent fenomeen zijn. Jullie beweren van niet.
Wengrow: (grijnst) Oh ja, veel denkers hebben het idee dat de mensheid eigenlijk niet gemaakt is voor een stedelijke omgeving. Je hoort weleens dat onze breinen nog altijd die van de jagers-verzamelaars zijn die in kleine groepen over de Afrikaanse savanne renden. Antropologen als Robin Dunbar beweren zelfs dat we hiërarchische managementsystemen nodig hebben omdat onze arme breinen anders zouden exploderen! Met alle respect, maar dat is pure speculatie. We weten dat Afrikaanse jagers-verzamelaars 50.000 jaar geleden al in grootschalige sociale netwerken leefden. Het waren misschien geen steden zoals we die nu kennen, maar ook toen al legden mensen enorme afstanden af, waarbij ze met veel mensen contact hadden. Wanneer de eerste steden ontstaan, is dat niet noodzakelijk een psychologische breuk. Het is hetzelfde uitgebreide netwerk op een kleiner oppervlak. Bovendien leidt ook het ontstaan van steden niet per se tot hiërarchische structuren. Sommige steden hebben eeuwen bestaan zonder centrale administratie, bureaucratie of bestuurlijke elite.
Is het niet zo dat de steden en staten die wel hiërarchisch waren meer succes kenden?
Wengrow: Er is geen enkel bewijs dat je steden of hiërarchische structuren nodig hebt voor vooruitgang. Veel technologische vooruitgang ontstaat in een zeer rurale context. Wiskunde, metaalbewerking, de pottenbakkersschijf, bakstenen, wijnbouw, het zeil, zeereizen: het is allemaal ontstaan lang voordat er sprake was van koningen of steden.
Jullie benadrukken dat we jagers-verzamelaars niet als primitieve wilden moeten zien. Waarom niet?
Wengrow: Voor zover we weten, hadden jagers-verzamelaars hetzelfde brein als wij. Er is geen reden om aan te nemen dat ze zich heel anders gedroegen.
Zouden wij met zo’n jager-verzamelaar bij wijze van spreken een pint kunnen drinken?
Wengrow: Waarom niet? Waarom zouden mensen 20.000 jaar geleden géén gesprekken gevoerd hebben over de zin van het leven? Wat deden ze anders de godganse dag?
Er zijn zelfs culturen die elk jaar van maatschappijvorm wisselden. De Inuit hadden er een voor de winter en een voor de zomer.
Zegt u het maar.
Wengrow: Kent u die scène in Monty Python and The Holy Grail, waarbij koning Arthur in gesprek raakt met een boer die een lang marxistisch betoog houdt over hoe hij verdrukt wordt door het systeem? Wij vinden dat verschrikkelijk grappig, omdat we ervan uitgaan dat middeleeuwse boeren niet tot filosofische gesprekken in staat waren. We zien prehistorische mensen in een soort permanente verdwazing leven, als mensen die nooit hun maatschappelijke rol ter discussie stelden. Vindt u dat niet vreemd?
Een van de absolute helden in jullie boek is Kandiaronk, de zeventiende-eeuwse leider van de Noord-Amerikaanse Wendatstam. U beschouwt hem als een van de ware grondleggers van de Verlichting.
Wengrow: We gaan er verkeerdelijk van uit dat de Verlichting een strikt Europese aangelegenheid was. Dat is erg vreemd, vooral omdat we weten dat de Verlichting er kwam in een periode van intensief contact tussen Europeanen en de oorspronkelijke bevolking van Amerika. We weten dat Kandiaronk echt heeft bestaan. Iedereen die hem gekend heeft, beschrijft hem als een briljante politicus en redenaar, die vloeiend Frans sprak en vermoedelijk zelfs als ambassadeur in Parijs heeft gewoond. We kennen hem voornamelijk via de Franse edelman Lahontan, die tien jaar bij de Wendat heeft gewoond en nadien een boek in dialogen schreef tussen hem en een personage dat Adario heet, gebaseerd op Kandiaronk.
Maar Adario is een personage. Waarom denkt u dat het verslag van Lahontan echt is?
Wengrow: De Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz, die met Lahontan correspondeerde, heeft ooit verklaard dat Adario echt bestond en in Europa heeft gewoond. Het klopt natuurlijk dat Lahontan de uiteindelijke tekst heeft geschreven. Maar tegelijk is het vreemd dat we ervan uitgaan dat een Wendat niet in staat zou zijn om de Franse maatschappij kritisch te bekijken. We weten dat Europeanen bepaalde gewoonten hebben overgenomen uit de Amerikaanse culturen: geneesmiddelen, tabak roken, drankjes met cafeïne. Maar het idee dat we tijdens al dat roken ook met elkaar hebben gepraat, vinden veel historici blijkbaar enorm raar.
Kandiaronks discours lijkt meer op het onze dan op dat van de toenmalige Fransen.
Wengrow: Absoluut. In de discussies met Lahontan neemt hij vaak de positie in die wij vandaag zouden innemen. Kandiaronks kritiek op de Franse maatschappij is razend interessant. Hij vond het christendom verschrikkelijk dogmatisch en was kritisch voor de monarchie. Hij verbaasde zich erover dat Franse vrouwen zo’n maatschappelijk achtergestelde positie hadden. Hij vond de hygiënische en sociale gewoonten enorm primitief. Hij snapte niet dat Fransen geen probleem hadden met de enorme armoede in de steden.
De voornaamste kritiek van Kandiaronk op de westerse beschaving is dat mensen in het Westen bezit kunnen omzetten in macht. Waarom vond hij dat zo vreemd?
Wengrow: Omdat hij dat kennelijk écht niet begreep. Het concept dat iemand macht over een ander kan uitoefenen omdat hij toevallig meer bezittingen heeft, was de Wendat volslagen vreemd. Rijke Wendat hadden geen macht over hun armere volksgenoten. Ze hadden nauwelijks middelen om hun stamgenoten te dwingen om iets tegen hun zin te doen. Er is geen universele wetmatigheid die stelt dat je met bezit ook macht vergaart.
Ondanks al die roemruchte voorbeelden lijkt onze huidige maatschappijvorm vast te liggen. Het lijkt ondenkbaar dat die binnenkort wordt omgegooid.
Wengrow: …en historici gaan daarin mee. Neem nu een boek als Sapiens. Dat is een soort Thatcheriaanse versie van de geschiedenis: there is no alternative. Harari denkt dat ons huidig maatschappelijke model het enige logische gevolg is van de menselijke geschiedenis. Het is ondenkbaar dat onze maatschappij er anders kan uitzien. Dat is een zeer opmerkelijke stelling. Als er één ding opmerkelijk is aan onze huidige maatschappijvorm, dan is het wel dat die zo verschrikkelijk fantasieloos is. Onze geschiedenis zit vol van de sociale experimenten waarbij mensen hun maatschappijmodel helemaal overhoop gooien. Soms draait dat uit op een totale ramp, maar vaak zorgt het ook voor wezenlijke verbeteringen. Dat is het vreemde aan onze huidige situatie: waarom kunnen we dat niet meer? Waarom slagen we er niet in om onze sociale arrangementen ter discussie te stellen?
David Wengrow
– Geboren in 1972
– 1993-1998: archeologie en antropologie aan de Universiteit van Oxford
– 2011-heden: professor comparatieve archeologie aan het University College in Londen.
– Auteur van What Makes Civilization? (2010), The origins of monsters (2014)
– 2022: schrijft samen met de Amerikaanse antropoloog David Graeber Het Begin van Alles: een nieuwe geschiedenis van de mensheid
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier