‘China’s daughters’: auteur Jung Chang corrigeert de Chinese geschiedenis
Ze hadden de wereld gezien, waren intelligent, onafhankelijk ingesteld en vol zelfvertrouwen. Maar het waren hun ongewone huwelijken die de drie zussen Ei-ling Soong, Ching-ling Soong en May-ling Soong tot de moderne prinsessen van China maakten. Jung Chang tekende hun levensverhaal op in China’s dochters.
Als de modale lezer nu een idee heeft van het leven van de Chinese burgers in de twintigste eeuw, dan is dat wellicht door Jung Changs roman Wilde Zwanen (1991). Daarin deed de sinds 1978 in Groot-Brittannië wonende schrijfster het verhaal van haar oma, haar moeder en haarzelf – en daarmee ook van miljoenen andere Chinese burgers. Van een bevolking van gebrainwashte marionetten maakte zij opnieuw mensen van vlees en bloed. Ze gebruikte de getuigenissen van haar moeder – zestig uur cassettes, opgenomen tijdens een bezoek aan Londen in 1988 – om een even aangrijpend als ontluisterend maatschappijportret te schetsen. Precies daarom was Wilde Zwanen zo’n fenomenaal succes: het verscheen in 37 talen en er werden meer dan 13 miljoen exemplaren van verkocht, waarvan 600.000 in het Nederlands.
De Soongs leefden absoluut op een andere planeet, zonder enige voeling met de Chinese maatschappij. De zussen waren in de VS naar school gegaan, ze voelden zich daar veel meer thuis.
De royalty’s stelden Chang en haar echtgenoot, de Ierse historicus Jon Halliday, in staat om de volgende tien jaar te werken aan een Mao-biografie. Hij nam de Russische archieven voor zijn rekening, zij de Chinese. Samen zetten ze in 900 pagina’s een onwaarschijnlijke psychopaat neer. Toen ik haar in 2005 vroeg of ze in de kilometers documenten werkelijk geen spoor van Mao’s edelmoedigheid had gevonden, antwoordde ze beslist van niet. ‘Integendeel,’ zei ze, ‘als er verschillende manieren waren om iets te doen, koos de Voorzitter altijd voor de pijnlijkste of lastigste oplossing.’
De sprong van de eigen familie naar de Grote Roerganger was voor Chang logisch: haar hele leven had ze zich afgevraagd wie fundamenteel verantwoordelijk was voor China’s tragische twintigste eeuw en hoe het totalitarisme zo lang kon standhouden.
In 2014 verscheen het tweede luik in Changs trilogie over het moderne China, een biografie van de negentiende-eeuwse keizerin-weduwe Cixi (1835-1908). Zij is de op een na enige vrouw die het Chinese keizerrijk ooit heeft bestuurd. Ze wordt veelal afgedaan als een langnagelige feeks die van achter een zijden scherm boosaardige edicten prevelde. Chang portretteerde haar daarentegen als een rebel die China voor de wereld ontsloot en de moderniteit in loodste. Ze verbood het voetbinden in 1902, introduceerde modern onderwijs voor iedereen en ijverde tot aan haar dood voor een constitutionele monarchie, met democratische instellingen en een vrije pers.
‘Tijdens mijn research over Mao’, zo vertelde Jung Chang bij de publicatie, ‘viel het me op hoeveel vrijheid de Grote Roerganger tijdens zijn jeugd genoot, zowel in termen van opleidingskansen, expressiemogelijkheden als inzake de sociale omgang met de andere sekse. Dat was de erfenis van Cixi, een liberalisme dat in mijn jeugd opnieuw was uitgebannen.’
Hoe was dat mogelijk? Wat was er gebeurd in die veertig jaar, waarin Sun Yat-sen (1866-1925) en Chiang Kai-shek (1887-1975) een sleutelrol speelden? Die vraag staat centraal in het nieuwste luik van Changs trilogie, Dochters van China. Ei-ling Soong (1889-1973), Ching-ling Soong (1893-1981) en May-ling Soong (1898-2003) waren niet alleen de machtigste Chinese vrouwen van de twintigste eeuw, ze speelden ook de hoofdrol in een sprookje dat de schrijfster als kind vaak hoorde vertellen. ‘In China waren drie zussen. De oudste hield van geld, de middelste van haar land en de jongste van macht.’
De zussen werden als kind voor hun opleiding naar Amerika gestuurd, wat aan het begin van de twintigste eeuw uiterst ongewoon was. Toen ze jaren later naar huis terugkwamen, spraken ze beter Engels dan Chinees. Ze hadden de wereld gezien, waren intelligent, onafhankelijk ingesteld en vol zelfvertrouwen. Maar het waren hun ongewone huwelijken die hen tot moderne prinsessen van China maakten.
Eén man, die eerst voor Ei-ling en daarna voor Ching-ling viel, was Sun Yat-sen, de eerste president van de Republiek China. Zijn opvolger, Chiang Kai-shek, trouwde met haar zus May-ling. Hij regeerde China van 1928 tot Mao’s communisten hem in 1949 naar Taiwan verdreven. May-ling, ook wel Kleine Zus genoemd, was al die tijd China’s first lady. Terwijl Chiang tijdens de Tweede Wereldoorlog het Chinese verzet tegen de Japanse invasie leidde, werd zij een van de beroemdste vrouwen van haar tijd. Ei-ling ofte Grote Zus, trouwde met H.H. Kung. Dankzij de connecties van zijn vrouw bekleedde hij vele jaren de posten van premier en minister van Financiën. Het steenrijke echtpaar werd herhaaldelijk van grootschalige corruptie beschuldigd, maar nooit vervolgd.
Heilige
In China en Taiwan wordt Sun Yat-sen doorgaans voorgesteld als een halve heilige. De Vader van de Chinese Republiek, de man die zijn volk vrijheid, vooruitgang en democratie wilde geven. Jung Chang geeft een volstrekt ander beeld: dat van een immorele machtswellusteling, die bereid was zijn ziel te verkopen om president te worden. Sun nam in 1917 steun aan van de Duitsers, probeerde het vervolgens op een akkoordje te gooien met vijand Japan en liet zich vanaf 1922 door de Sovjet-Russen bijstaan met geld en wapens. Hij keek niet om naar zijn gewonde eerste vrouw en dochter, en riskeerde zelfs het leven van zijn grote liefde Ching-ling Soong om zijn eigen machtskansen te verhogen. Dat de hagiografische mythe rond Sun heeft standgehouden, komt volgens Chang in eerste instantie door Chiang Kai-shek en de nationalisten. ‘Zij hebben na Suns dood in 1925 een persoonlijkheidscultus gecreëerd om hun machtsgreep te legitimeren. Daarbij werd de waarheid flink geweld aangedaan. Sun was volstrekt geen democraat. Voor hem kwam alle macht uit de loop van een geweer – daarin verschilde hij niet van Mao.’
Merkwaardig genoeg is dat beeld niet bijgesteld sinds de democratisering van Taiwan.
Jung Chang: Het punt is dat de periode net na de val van het keizerrijk in 1911 vooralsnog te weinig is bestudeerd. Wellicht komt daar in de komende jaren verandering in. Het was niet mijn missie om te bewijzen hoe perfide de man wel was, als auteur van historische non-fictie schrijf ik louter het verhaal dat uit de archieven spreekt.
Aanvankelijk wilde ik me op zijn biografie toespitsten – Sun als schakel tussen de keizerin-weduwe Cixi en Mao Zedong. Ik heb dat plan na anderhalf jaar onderzoek laten varen, precies omdat duidelijk werd dat hij weinig meer was dan een monomaan politiek dier. Veel interessanter en complexer waren de zusters Soong, fatsoenlijke mensen die evenwel grote fouten maakten.
Ik vraag me af welke impact dit nieuwe beeld van Sun op de Chineestalige lezers zal hebben. Voor het gedemocratiseerde Taiwan maak ik me geen zorgen. Daar bestaan de politieke ruimte en de intellectuele bereidheid om de geschiedenis te heroverwegen. In het autoritaire China ligt dat anders.
Ook uw portret van Chiang Kai-shek is vernietigend.
Chang: Dat kan moeilijk anders als je bedenkt dat hij zijn carrière begon als huurmoordenaar, die Suns rivalen uit de weg ruimde. Chiang beschikte over de talenten noch de kennis om het land te leiden, en het is zijn falen als staatsman dat de weg effende voor de communistische machtsovername van 1949. Mensen wisten niet wat Mao zou brengen, wel dat ze van Chiangs regime af wilden.
In tegenstelling tot Mao had Chiang geen bekwame adviseurs om zich heen, zijn bestuur was een onemanshow. Hij was extreem wantrouwig en luisterde alleen naar Grote Zus Ei-ling. Zij schreef op haar negentiende al een verhandeling over de fouten van Confucius, die vrouwen een minderwaardige maatschappelijke rol toebedeelde. Maar fundamenteel had ook zij geen inzicht in het besturen van een land.
Het enige wat Chiang heeft geholpen, is de Japanse invasie van China in 1937, die het land tegen de vijand verenigde. Zodra Tokio in 1945 capituleerde, was het afgelopen. Dat hadden Ei-ling en zijn eigen vrouw May-ling overigens meteen door. Terwijl May-ling in de strijd tegen de Japanners een actieve rol speelde, hield ze zich in de burgeroorlog afzijdig. Zelfs toen Chiang in 1949 naar Taiwan vluchtte, vervoegde ze zich niet meteen bij hem. Ze is in 1950 uit de VS teruggekomen omdat ze besefte dat ze geen andere keuze had. Wegblijven zou een troef voor Mao zijn geweest. Dat wilde ze als overtuigde anticommuniste vermijden.
Het lijkt alsof het beleid bovenal werd bepaald door persoonlijke of familiale belangen. Chiang kon de Chinese communisten in de jaren dertig uitschakelen, maar hij liet dat na omdat hij Stalin ertoe wilde bewegen zijn zoon Ching-kuo vrij te laten, die al twaalf jaar in de Sovjet-Unie werd vastgehouden. Mede daardoor verloor hij in de tweede helft van de jaren veertig de burgeroorlog. In diezelfde periode joeg hij de intelligentsia tegen zich in het harnas omdat hij niet optrad tegen de grootschalige corruptie in zijn eigen familie.
Chang: Chiang en de Soongs leefden absoluut op een andere planeet, zonder enige voeling met de Chinese maatschappij. De zussen waren in de VS naar school gegaan, ze voelden zich daar veel meer thuis. Hun bestaan was altijd extreem bevoorrecht en ik ben ervan overtuigd dat ze vonden dat ze die privileges verdienden.
Dat Chiang zijn enige zoon Ching-kuo wilde redden, is misschien nog begrijpelijk. Zou elke ouder niet zo reageren? Bovendien misrekende hij zich: Chiang was ervan overtuigd dat Stalin de communisten tegen de Japanners zou doen vechten en dat die laatsten hen wel zouden uitroeien. De Sovjetleider gelastte dat inderdaad, maar Mao gaf er geen gevolg aan. Hij besloot zijn manschappen zo veel mogelijk te sparen voor het gevecht om de macht na de Tweede Wereldoorlog. En dat rendeerde.
Na de dood van Chiang in 1975 probeerde May-ling een ander familielid aan de macht te brengen, louter uit vrees dat zijn zoon Ching-kuo haar exuberante levensstijl niet langer uit de staatskas zou willen bekostigen. Na diens dood, 15 jaar later, zorgde ze om diezelfde redenen voor een nieuwe regeringscrisis.
Chang: May-ling was absoluut verslaafd aan luxe en beschikte ook in haar latere jaren in New York over een persoonlijke staf van tientallen mensen. Ze geloofde niet dat ze het Taiwanese volk daardoor benadeelde, net zomin als ze er in de jaren veertig moeite mee had om een jetsetbestaan te leiden in Rio of New York. Dat heeft met Ei-lings overredingskracht te maken. Toen zij in 1938 in opspraak kwam wegens corruptie wist ze er May-ling van te overtuigen dat haar handelen geen verschil maakte – in de oorlog, noch in de toekomst van het land. Ze hield haar zus voor dat alleen het familiebelang telde en daarmee was alle eventuele gewetenswroeging gesust.
Je zou denken dat China een betere toekomst had gewacht als het land niet in de klauwen van Sun en Chiang terecht was gekomen. Er waren best veel andere, integere en bekwame staatslieden. Denk maar aan Charlie Soong, Kuomintang-stichter Song Jiao-ren, die zijn partij bij de eerste democratische verkiezing in 1912 naar de zege leidde, of Deng Yan-da, die een derde weg wilde, tussen nationalisten en communisten in.
Chang: Zowel door Sun, Chiang als Mao werden alle rechtschapen leiders vermorzeld. Dictaturen zijn nu eenmaal vuile, bloedige systemen. Als dit boek mij ergens van heeft doordrongen, dan is het wel van het belang van democratie. Vrije verkiezingen kunnen ook de foute mensen aan de macht brengen – dat hebben we de voorbije jaren gezien – maar tegelijk zijn ze de beste manier om bekwame leiders in het zadel te krijgen. En als bewindslui niet voldoen, worden ze weggestemd – wat niet kon met Chiang of Mao.
Suns weduwe Ching-ling ofte Rode Zus, komt er evenmin goed uit. Als Chiang haar geliefde Deng Yan-da in 1931 laat vermoorden, kiest ze voor het communistische kamp. Ze is als vicevoorzitter onder Mao evenwel louter decorum en weigert ook na zijn dood in ’76 zijn verantwoordelijkheid voor de gruwel te onderkennen. Ze ziet Mao’s weduwe Jiang Qing als de ultieme boosdoener.
Chang: Er zijn in China veel mensen zoals zij: ze braken met hun familie – wat cultureel gezien hoogst onaanvaardbaar is – en moesten vervolgens vaststellen dat ze de foute keuze maakten. Dat toegeven is ontzettend moeilijk, doorgaans laat je eigenwaarde dat niet toe. Ching-ling besefte wel degelijk wat er gebeurde. Zij zocht daarom fundamentele vervulling in de opvoeding van haar officieuze adoptiekinderen Yolanda en Yong-jie.
Wat was voor u het opmerkelijkst aan het onderzoek voor deze biografie?
Chang: Ik geloof dat ik de eerste ben die stelt dat China kort na de val van het keizerrijk een functionerende democratie was, met een verkozen parlement, een functionerend rechtsstelsel en burgerlijke vrijheden. Opvallend is bovendien het gemak waarmee het volk de democratie omarmde, na twee millennia van keizerrijk. Dat alles ging gepaard met een erg bloeiende cultuur. Of het nu gaat om literatuur, muziek of beeldende kunst, de echt waardevolle dingen die China in de twintigste eeuw produceerde, dateren uit die periode. Daarom is het ontzettend tragisch dat dit proces door Sun en Chiang – met de hulp van Moskou – werd gesaboteerd.
Hiermee weerlegt u de autoritaire ideologie van de Aziatische Waarden, die vooral in de jaren negentig erg populair was, en die propageerde dat democratie en mensenrechten fundamenteel on-Aziatisch waren.
Chang: Inderdaad, daar had ik nog niet aan gedacht. Bovendien, er is een precedent van democratie, en dus een basis voor herhaling. Tegelijk moeten we eerlijk zijn: sinds de jaren twintig van de vorige eeuw heeft China honderd jaar van autoritarisme en totalitarisme gekend, wat een enorme impact had op de maatschappij.
Benieuwd hoe daar in China op gereageerd zal worden.
Chang: Ik ben het boek nu in het Chinees aan het vertalen, voor publicatie in Taiwan. Mijn vorige werken zijn via die weg in piraatversie ook in de Volksrepubliek aanbeland, maar dat is de voorbije jaren veel moeilijker geworden. De import van boeken die ingaan tegen de officiële versie van de geschiedenis is strafbaar. Als je bedenkt hoezeer de controle is toegenomen – via gezichtsherkenning en andere technologieën – kun je je de vraag stellen wie nog een dergelijk risico neemt. Maar het zou fout zijn te denken dat de Chinese burgers kritiekloos alles slikken en niet op zoek gaan naar antwoorden en verklaringen.
Welke invloed hebben uw boeken op uw mogelijkheid om naar China te reizen?
Chang: Je zou kunnen zeggen dat ze tussen mij en mijn 88-jarige moeder in staan. Of tenminste, sinds de Mao-biografie ben ik een persona non grata voor de Chinese overheid. Alleen door de bemiddeling van de Britse overheid mag ik vijftien dagen per jaar bij haar op bezoek. Haar gezondheid is zwak. Het idee dat ze in mijn afwezigheid in een ziekenhuisbed zou sterven, is vreselijk. Tegelijk is mijn moeder mijn grootste stimulans. Als dit de prijs voor de waarheid is, dan is dat maar zo. Mijn moeder zou het niet anders willen. En dat is wat fundamenteel telt.
Jung Chang
– geboren in 1952 in de Chinese provincie Sichuan, als kind van twee partijleden.
– behoorde in 1978 tot de eerste lichting Chinese studenten die in het Westen mochten gaan studeren. Studeerde linguïstiek in Groot-Brittannië
– 1991: haar autobiografische Wilde Zwanen wordt een gigantisch succes.
– 2005: publiceert samen met haar man, de Ierse historicus Jon Halliday, de Mao-biografie
– 2013: publiceert de biografie over Cixi, de keizerin-weduwe en grote hervormer van het laatste keizerrijk, de Qing
– 2019: publiceert Dochters van China (Nederlandse vertaling februari 2020)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier