Bommen, Benfica en brexit: 50 jaar geleden drongen ‘The Troubles’ door tot in het voetbalstadion
Vijftig jaar geleden werd Derry City FC uit de Noord-Ierse voetbalcompetitie gegooid. The Troubles leken gewonnen te hebben van de sport. Maar dat was slechts de eerste helft.
Soms is een stad twee steden. Voor de protestantse unionisten, die de band met het Verenigd Koninkrijk verdedigen, is het Londonderry. Voor de katholieke nationalisten, die aansluiting zoeken bij Ierland, is het gewoon Derry, zoals de omliggende regio. Zelfs over een naam worden ze het niet eens.
De stad heeft een ligging om jaloers op te zijn, niet ver van de noordkust, aan de Foyle, de rivier die door de glooiende, groene heuvels snijdt. Maar in de jaren zeventig en tachtig keek de hele wereld naar Derry alsof dat het vreselijkste hellhole van de wereld was. En soms was het dat ook, zoals op een zondag in de winter van 1972. Een bloedige zondag.
De zestienjarige Felix Healy maakt zich die ochtend klaar om een wedstrijd te spelen op The Brandywell, het stadionnetje van Derry City FC, dat in een kom tussen de heuvels ligt. Opeens horen ze lawaai, en zien ze op straat een massa volk voorbijmarcheren. Ze trekken hun witte shirt met rode candy stripes weer uit, laten hun voetbalschoenen staan en volgen de menigte.
Hooligans staken de spelersbus van Ballymena United in brand. Derry City wordt uit de Noord-Ierse competitie gegooid.
Het is de katholieke bevolking van Derry die betoogt. Die werd altijd al achtergesteld, maar sinds eind jaren zestig borrelt de opstand. In een BBC-reportage uit 1968 wordt Londonderry voorgesteld als een oord van religieuze rivaliteit, werkloosheid, woningtekort en toenemende bitterheid over burgerrechten. De katholieken tellen de helft meer inwoners dan de protestanten, maar hebben minder vertegenwoordigers in de gemeenteraad. Een kwart van hen mag zelfs niet stemmen. Ze vormen een andere klasse, die moeilijk een behoorlijk huis vindt en armoe lijdt. Felix Healy vertelt in de documentaire Different League (2021) hoe hij de oudste is van tien kinderen, en zijn vader als kind alleen echte schoenen droeg wanneer het gezin op zondag naar de kerk ging. Geen wonder dat de peuters bij elke lepel pap een lepel woede binnenkrijgen.
De betoging van 30 januari begint vredig, maar ze eindigt met lijken in de straten. Britse para’s vuren op de ongewapende betogers en doden dertien mensen.
Bloody Sunday verandert Derry voorgoed. Alle slachtoffers, op één na, komen uit de arme wijken Bogside, Creggan en Brandywell. Iedereen kent wel een van hen, iedereen voelt zich geraakt. Het gevolg is dat het IRA aan kracht wint, in Derry geleid door de latere politicus Martin McGuinness. Maar het geweld neemt in heel Noord-Ierland hand over hand toe. Van Belfast tot Derry patrouilleren Britse soldaten door de straten. Kinderen op de terugweg van school bekogelen hen dagelijks met stenen. Van bomexplosies kijkt nog amper iemand op. In een vicieuze cirkel van aanslagen en vergeldingen maken The Troubles in dertig jaar tijd ruim 3500 dodelijke slachtoffers, tot het Goedevrijdagakkoord van 1998 het vredesproces op gang brengt.
In de eerste jaren van de burgeroorlog blijft Derry City FC gewoon voetballen. Sport als afleiding van de miserie en het geweld. Eind 1971 wordt de club wel verplicht om haar thuiswedstrijden in Coleraine af te werken, dertig kilometer buiten Derry, in unionistisch gebied. Een bezoek van ploegen uit de overwegend protestantse landsdelen aan The Brandywell wordt als te riskant beschouwd. Maar in oktober 1972 raakt Derry City echt betrokken bij The Troubles. Tijdens de thuiswedstrijd tegen Ballymena United hadden gemaskerde hooligans de teambus van de bezoekers weggesleept en in brand gestoken. Derry City wordt gedwongen om uit de competitie te stappen.
De grens over
Een decennium lang doet The Brandywell alleen dienst als decor voor jeugdwedstrijden en hondenraces, maar op straat voetballen kinderen met onverminderd enthousiasme voort. Hoe langer Derry City out of business is, hoe sterker het verlangen naar profvoetbal weer groeit in de stad. In 1984, na twaalf jaar woestijn, besluiten vier oud-spelers dat ze zich niet langer mogen laten afschrikken door politiek geweld. De gang of four stelt zich een doel: het voetbal terugbrengen naar Derry. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is de tijd van hongerstakers en Margaret Thatcher, de situatie in Noord-Ierland zit muurvast. Derry City heeft geen fatsoenlijke accommodatie, geen geld, niets. De Noord-Ierse Irish League blijft bij haar standpunt dat The Brandywell een no-gozone is en weigert de terugkeer van de uitgestoten club.
Het ziet ernaar uit dat de nobele intenties van de gang of four in de kiem gesmoord zullen worden. Tot een van hen, ex-international Terry Harkin, haast achteloos de vraag stelt: ‘Why don’t we go South?’ Als Derry City niet welkom is in de Irish League, waarom dan niet aankloppen bij de League of Ireland, het kampioenschap van de Ierse Republiek? Het idee is even eenvoudig als ongezien. Nooit eerder is een club overgestapt van de ene nationale bond naar een andere. Kan zoiets wel? En de sportieve kant van de zaak is maar één aspect. ‘Het grootste probleem was de grens’, zegt een van de vier, Tony O’Doherty, in Different League. De grens tussen Noord-Ierland en de Ierse Republiek is in de jaren van The Troubles niet alleen een fysieke grens, ze staat symbool voor alles wat mensen scheidt. O’Doherty: ‘Onze kansen waren niet erg groot. Maar als ze je zeggen dat iets onmogelijk is, is het een uitnodiging om het toch te proberen.’
Bovendien hebben ze het telefoonnummer van Jim McLaughlin. De veertiger, ooit jeugdspeler van Derry City, is nu de succescoach van de Ierse kampioen Shamrock Rovers. De vier inviteren hun uitgeweken stadsgenoot om eens te komen kijken hoe het voetbal leeft in Derry. McLaughlin hapt toe, en zijn profteam komt mee.
De komst van Shamrock Rovers naar Derry brengt een massa volk op de been. De straten rond het stadion stromen vol, het verkeer draait in de soep, auto’s staan kriskras geparkeerd. De opwinding zou niet groter zijn als Celtic of Liverpool op bezoek was gekomen. De bende van vier heeft wel een klein detail over het hoofd gezien: Derry City heeft geen A-elftal meer. Dus trommelen ze wat amateurs op, hijsen die in een gloednieuw shirt met candy stripes en sturen hen het veld op. Ze worden luidkeels aangemoedigd door toeschouwers in de tribunes, op muren, daken, stellingen en zelfs vanaf het kerkhof dat op de flank van de heuvel ligt. Kort na de aftrap wordt McLaughlin geinterviewd langs de zijlijn. Terwijl de journaliste hem vraagt of hij achter het idee staat dat Derry in de League of Ireland zou spelen, gaat er een golf van opwinding door het publiek. McLaughlin draait zijn hoofd naar het veld en ziet tot zijn stomme verbazing hoe de Rovers op achterstand gezet worden. Pas diep in de tweede helft kan de Ierse kampioen op penalty gelijkmaken, en trekt het schaamrood een beetje van de wangen. Derry City heeft een geweldige stunt beet, McLaughlin benadrukt na de wedstrijd dat het resultaat bewijst hoe erg de stad het voetbal nodig heeft.
Een van de vier voorvechters, ex-international Terry Harkin, stelt haast achteloos de vraag: ‘Why don’t we go South?’
Als voorwaarde om tot de League of Ireland toe te treden, eist de wereldvoetbalbond FIFA wel de goedkeuring van de Irish League. Met andere woorden: de voetbalbond in Belfast, die Derry City twaalf jaar eerder heeft uitgesloten, moet de club nu helpen. Waarom zou hij dat doen?
Wereldburgers
‘Alsof je het geboortekaartje van je eigen kind in handen houdt.’ De vier zijn dolgelukkig wanneer na dag en nacht lobbyen het document in de bus valt dat de vrijgave van Derry City FC door de Noord-Ierse bond bevestigt. Onderaan staat er: ‘Wishing you every success with your application to FIFA.’
De wereldvoetbalbond maakt geen bezwaar: Derry City mag in een andere klasse spelen, de semiprofessionele First Division, het tweede niveau in de Ierse Republiek. ‘In heel Ierland voelde men dat dit iets bijzonders was’, mijmert Tony O’Doherty. ‘Je kon blijkbaar de grens over zonder politiek gedoe, zonder mensen te vermoorden.’
Wanneer Derry City op 8 september 1985 zijn eerste officiële wedstrijd in dertien jaar speelt, een bekermatch tegen Home Farm, zit The Brandywell opnieuw afgeladen vol. Wie geen kaartje kon bemachtigen, zoekt een pyloon, een dakraam of een schoorsteen op. Sommige kinderen vragen hun ouders waarom ze huilen. Derry wint: 3-1.
Bij de eerste uitwedstrijd van City, net over de grens op Monaghan United, weten ze bij de thuisploeg niet wat hen overkomt. Een paar honderd toeschouwers verwachten ze, het worden er duizenden. Een eerste bus arriveert, een tweede, gevolgd door een eindeloze sliert auto’s vol mannen, vrouwen en kinderen met rood-witte sjaals. En die moeten allemaal voorbij de grenscontroles.
‘Derry City was enorm populair in die tijd’, zegt Lawrence Moore, huidig pr-man van de club. ‘Voor de fans was het een fantastische periode.’ Dertig procent van de toeschouwers op The Brandywell zijn trouwens vrouwen en meisjes, ongezien in de jaren tachtig.
Maar Derry verliest zijn eerste uitwedstrijd op Monaghan met 2-0. Het wordt een matig seizoen en het bestuur beseft: om de positieve vibe te behouden zijn resultaten nodig. Noel King wordt binnengehaald als manager. Met zijn uitgebreide connecties haalt hij een internationaal gezelschap naar Derry: de Braziliaan Nelson da Silva, de Joegoslaaf Aleksandar Krstic en vooral de Zuid-Afrikaan Owen da Gama, overgenomen van Beerschot, waar hij niet aan de bak kwam. De fans van Derry voelen zich plots wereldburgers. Da Gama wordt de lieveling van het publiek en krijgt als allereerste voetballer in Ierland een eigen fanclub. Een jong echtpaar geeft zijn pasgeboren zoon de voornamen Owen da Gama Joseph.
In het tweede seizoen promoveert Derry City naar de hoogste afdeling. Jim McLaughlin neemt het over van Noel King. Een van de nieuwe spelers is Felix Healy, de voormalige jeugdspeler die Bloody Sunday van nabij heeft meegemaakt. Healy is ondertussen eenendertig. Na de ban van Derry City was hij voor Coleraine gaan voetballen, maar nu Derry weer op het hoogste niveau speelt, keert hij terug. Met zijn snor en looks van een charmezanger wordt hij de nieuwe held van Derry.
Bomalarm
In het eerste seizoen bij de Ierse elite wordt Derry achtste. Het seizoen erop spelen ze alle tegenstand op een hoopje: titel, beker en league cup. In de bekerfinale maakt Healy de enige goal van de match. ‘Tot op heden is Derry City de enige club die de treble in Ierland heeft gewonnen’, zegt Lawrence Moore met trots. ‘En wat er ook gebeurt, het zal voor altijd de eerste blijven.’
De titel geeft Derry City recht op deelname aan de Europacup. Wanneer de loting bekend raakt, weten ze in Derry niet waar ze het hebben: uit de trommel komt het grote Benfica van coach Sven-Göran Eriksson. Een fervente Derryfan vergeet er in Different League zelfs zijn antimonarchistische gedachtegoed bij: ‘De komst van Benfica gaf Derry aanzien, alof de paus of de koningin op bezoek zou komen.’
Een uur voor de wedstrijd tegen Benfica krijgt het bestuur van Derry City een hoogst verontrustend telefoontje: er zijn explosieven aangetroffen op honderd meter van The Brandywell. Alsof iemand eraan herinnerd moest worden dat The Troubles nog lang niet voorbij zijn. Het voordeel is dat er in Derry wel mensen zijn die daar ervaring mee hebben. In 2011 vertelt Martin McGuinness, op dat ogenblik al deputy First Minister van Noord-Ierland, dat hij de bom die ochtend persoonlijk in een mangat heeft gegooid. Eerst supporter van Derry, dan pas republikein.
City verliest zijn eerste Europese wedstrijd eervol met 1-2. Een bezwete en emotionele Felix Healy zegt voor de camera: ‘Vandaag ging het niet om het voetbal, maar om Derry en de mensen.’
‘De dagen van The Troubles liggen gelukkig ver achter ons. Maar de kans dat Derry City terugkeert naar de Irish League, waar het vijftig jaar geleden uit verbannen werd, is zo goed als onbestaande. De club voelt zich helemaal thuis in de League of Ireland’, zegt auteur en journalist Gary Ferry, die de club volgt voor Derry News. ‘Derry City is gewoon een Ierse club die toevallig gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk.’
Uiteraard zijn er ook nadelen verbonden aan spelen in een ander land. ‘Vooral logistiek’, legt Lawrence Moore uit. ‘Onze verste verplaatsing binnen Noord-Ierland zou 130 kilometer zijn. Nu is dat Cork, in het zuiden van het eiland, een trip van 480 kilometer. En als je spelers uit je eigen competitie transfereert, moeten ze verhuizen naar een ander land. We zijn ook de enige club in de Ierse competitie die btw moet betalen in het Verenigd Koninkrijk.’
En dan was er opeens de Brexit. De oudere bevolking van Derry hield even haar hart vast, maar Gary Ferry benadrukt dat het eigenlijk geen issue is: ‘Noord-Ierland kampt nog altijd met problemen, maar bijlange niet zo erg als vroeger. Ja, er zijn nog altijd families op zoek naar gerechtigheid voor hun geliefden die op Bloody Sunday werden vermoord, maar wat Derry City FC betreft, bestaan die spoken uit het verleden niet meer.’
Ook Moore haast zich om het positief te houden. ‘De logistieke problemen zijn nog net dezelfde als voordien, niet meer of minder. Brexit heeft geen invloed op de club. Dat zou alleen zo zijn als er weer een harde grens gekomen was, maar dat is een scenario dat zich nooit nog zou mogen voordoen.’
Al blijft het allemaal een tikkeltje gevoelig. Toen City afgelopen zomer een Europese voorronde moest afwerken, postte FC Riga zoals gebruikelijk naast de naam van tegenstander Derry City een vlaggetje, en dat was niet de Ierse driekleur maar de Britse Union Jack. Het werd daarvoor speels maar beslist op de vingers getikt door de mensen van Derry. ‘De ongewone situatie leidt ook wel eens tot plagerijen van rivaliserende supportersclans’, zegt Ferry. ‘Dan zingen ze liedjes als What’s it like to have a queen?’
Maar ook dat liedje is ondertussen niet meer wat het was.