Benedictus XVI: wat er achter zijn ontslag zit
Februari 2013. Tot ieders verrassing kondigt paus Benedictus XVI zijn ontslag aan. Vóór hem had slechts één paus ooit ontslag genomen. Wat bracht Joseph Ratzinger tot zijn beslissing?
Het kernantwoord op deze vraag luidt: trouw aan zijn God, zijn geloof en zijn opvatting over zijn taak als paus. ‘Als een paus in alle helderheid inziet dat hij fysiek, psychisch en spiritueel niet meer in staat is om zijn ambt uit te oefenen, heeft hij het recht en in bepaalde omstandigheden ook de plicht om zich terug te trekken’, zei hij al op ondubbelzinnige wijze in Licht van de wereld (uitgeverij Adveniat, 2011), een boek dat de weerslag is van een aantal gesprekken met journalist Peter Seewald. Het is zover. Benedictus XVI gaat heen als een grand seigneur, als een kunstenaar die tijdig het toneel verlaat, helemaal anders dan Johannes Paulus II, die ondanks zijn ziekte tot zijn laatste levensadem op de troon van Petrus bleef zitten. Hij trekt zich ook geen zier aan van de schokgolf die bij deze aankondiging door onze gemediatiseerde wereld gaat. Haar ohs en ahs en haar simplismen deren hem niet. De paus, die gebukt gaat onder zijn 85 jaar en de vele schandalen onder zijn pontificaat (tot en met het tragikomische VatiLeaks), denkt in de eerste plaats aan zijn gelovigen. Het Vaticaan wordt vaak afgeschilderd als een plek van intriges en duistere financiële transacties. Met zijn verrassende daad bewijst Benedictus XVI aan alle spotters dat in het epicentrum van de katholieke Kerk ook plaats is voor echte spiritualiteit, voor iets wat sterker is dan machtswellust.
Dit pontificaat werd getekend door het geknoei van de woord voerder van het Vaticaan
De paus had er zware jaren op zitten, zeven jaar het ene schandaal na het andere, een roepingencrisis die de Kerk onthand maakte, een katholiek credo dat van langsom minder te rijmen was met de moderniteit… Spraken de waarnemers van een overgangspaus? Joseph Ratzinger wist beter. Al in de eerste zondagspreek na zijn verkiezing zei hij, of liever riep hij uit: ‘Bid voor mij, dat ik niet op de vlucht ga, uit angst voor de wolven.’ Kun je niet bang zijn als je 77 bent, een leven als theoloog achter de rug hebt en een jaar als onderpastoor in een parochie in München je enige terreinervaring is? In april 2005 had Benedictus XVI, die niets liever deed dan zitten te bladeren in zijn boeken – hij heeft er naar het schijnt meer dan 20.000 – en zijn herinneringen, liever genoten van een rustig pensioen onder de Romeinse hemel dan de teugels in handen te moeten nemen van een tweeduizend jaar oud en over de hele wereld verspreid instituut dat in crisis was. Maar wat gewone stervelingen het lot noemen en in het Vaticaan de Heilige Geest heet, besliste er anders over. De banbliksems die Ratzinger richting bevrijdingstheologie had geslingerd, hadden hem de bijnaam ‘Panzerkardinal’ opgeleverd. Drieëntwintig jaar aan het hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer veeg je niet uit met wat opkringelende witte rook, maar toch beantwoordde de voormalige rechterarm van Johannes Paulus II niet aan het karikaturale plaatje dat van hem de ronde deed.
Een westerse maatschappij ‘in verval’
Vanaf het moment van zijn verkiezing deed hij veel meer dan de lopende zaken ter harte nemen: hij wierp zich met hart en ziel in de strijd om de boodschap van het evangelie weer levend te maken. De katholieken werden uitgenodigd om intens te bidden, om zich te verdiepen in hun traditie en het onderricht van de Kerk en om de verwijten dat hun geloof obscurantistisch was en tegen de moderne cultuur in ging, aan hun laars te lappen. De situatie was te ernstig, zei Benedictus XVI, om bezig te zijn met bijkomstigheden: de westerse samenleving was ‘in verval’. Zijn hele pontificaat door betreurde de 265ste paus in de geschiedenis van de Kerk het verderfelijke relativisme van het moderne individu, dat geen andere meester erkent dan zichzelf. Als gewetensvolle en methodische stuurman deed hij alles om het roer in handen te houden, ook al hield dat in dat hij daarvoor soms zelf de elementen moest ontketenen.
Op 12 september 2006 werd hij verwacht in Regensburg, in Beieren, zijn thuisland. Hij kende de stad goed, want hij had er gedoceerd in de jaren 1960, de hoogtijjaren van het marxisme. Zijn posities hadden gemengde reacties uitgelokt. Voor een aula van 1.500 universiteitsstudenten hield ‘il professore’ een schitterende theologisch-filosofische uiteenzetting waarin hij een verband legde tussen islam en geweld. Het bood hem de gelegenheid een centraal thema van zijn denken aan te snijden: dat geloof en rede moeten samengaan. Hij had altijd betoogd dat er tegen het integrisme geen betere remedie is dan je geloof tegen het licht van verstand en rede te houden…
Zijn toespraak lokte in de moslimwereld grote woede uit: protest van de Arabische landen, dreiging met aanslagen, represailles tegen christenen in het Oosten. De paus had geen andere keus dan een teken van verzoening te geven. Twee maanden later bezocht hij de Blauwe Moskee in Istanboel. De camera’s filmden Benedictus XVI naast de grootmoefti van de stad, gekeerd naar Mekka, met de handen onder zijn soutane gevouwen en zijn ogen gesloten: christendom en islam verenigd in éénzelfde spirituele adem… Vaticaan watchers hebben zich de hele nacht afgevraagd of de Heilige Vader echt gebeden had of alleen maar gemediteerd. Voor een theoloog die overtuigd was van de superioriteit van het christendom en daarom weigerachtig stond tegenover het samen bidden van gelovigen van verschillende godsdiensten, was dit inderdaad een verrassende geste.
Gehecht aan de zuiverheid van zijn Kerk als hij was, kon hij niet ongevoelig blijven voor het machtsmisbruik van haar leden
Een jezuïet met een wollig taalgebruik
Benedictus beging in het begin van zijn pontificaat nog wel meer fouten. Toen hij in de lente van 2007 in Brazilië was en met geen woord over het machtsmisbruik van de Spaanse conquistadores repte, wreef president Lula hem dat onder de neus. In 2009 was er de kwestie van de integristen. Het Vaticaan hief de excommunicatie op van vier bisschoppen die Mgr. Lefebvre ooit had gewijd zonder toestemming van Rome. Het dossier betrof een intern kerkprobleem, maar het negationisme van een van de vier bisschoppen, Richard Williamson, stak terstond de lont aan het kruitvat. Twee dagen vóór de publicatie van het decreet door het Vaticaan verscheen op het internet een al wat ouder interview met de man waarin hij de Holocaust in twijfel trok. Benedictus XVI zei dat hij niet op de hoogte was. ‘Niemand van ons is op internet gaan kijken waarover het ging’, zei hij zelfs in het boek Licht van de wereld, en hij gaf toe: ‘Ons werk met de pers was niet wat het moest zijn.’
Dat is nog zacht uitgedrukt. Het pontificaat van Benedictus XVI werd getekend door het geknoei van de woordvoerder van het Vaticaan, Federico Lombardi. Tot verontschuldiging van deze jezuïet die als geen ander wist wat wollig taalgebruik was, kan worden aangevoerd dat Benedictus XVI zich slechts één keer per week met hem onderhield, terwijl zijn voorganger elke dag een onderhoud had met de toenmalige woordvoerder, Joaquin Navarro-Valls. Benedictus XVI stak het niet onder stoelen of banken: hij hield niet van de media, want die stuurden allerlei praatjes de wereld in en maakten die nog lawaaieriger en verwarrender dan ze zo al was. ‘De communicatie was een verschrikking’, getuigt een Vaticaanjournalist. ‘De beslissingen waren soms slecht voorbereid en werden nauwelijks toegelicht.’ En de kardinalen zwegen als kartuizers, wat een hele verandering was tegenover de tijd van Wojty?a en zijn breedsprakige Poolse medewerkers. Tegen het eind van zijn pontificaat zag Benedictus XVI zich door de omvang van VatiLeaks gedwongen een expert in het bedwingen van mediacrisissen in dienst te nemen: Greg Burke, een Amerikaanse journalist die overkwam van Fox News en lid was van Opus Dei.
De man had waarschijnlijk grote diensten kunnen bewijzen als hij de touwtjes in handen had gehad toen het Murphy-rapport over de Kerk in Ierland in 2009 de ‘pedofiele bom’ deed barsten. Benedictus XVI verwachtte dit. Sinds begin jaren 2000 en de ontdekking van duizenden gevallen van seksueel misbruik van kinderen door priesters in de VS werd de Kerk geconfronteerd met haar flagrante tekortkomingen in dit dossier. ‘Ratzinger had zelf gevraagd om de affaires van misbruik door priesters te centraliseren in de Congregatie voor de Geloofsleer en had verschillende slachtoffers ontvangen om zo de zaken te doen vooruitgaan’, vertelt een lid van de curie. ‘Hij had aan de mensen rondom hem verteld hoezeer dit hem bezighield, maar niets drong door naar boven.’ ‘Boven’ is in dit geval: Johannes Paulus II. Zodra hijzelf tot paus was gekozen, zette Ratzinger spoed achter een onderzoek naar Marcial Maciel Degollado, de intussen overleden stichter van de Legionairs van Christus, die zich aan veel minderjarigen had vergrepen.
Een bestuur dat hervormd had moeten worden
Reeds tijdens zijn reis naar de VS in 2008 had Benedictus XVI een delegatie van slachtoffers van pedofiele priesters ontvangen. Het keerpunt kwam er echter met het Murphy-rapport: voor het eerst wees een rechter met een beschuldigende vinger naar de katholieke hiërarchie, die de ogen had gesloten. De schokgolf breidde zich uit tot Australië, Duitsland, België en Nederland. De tongen kwamen los, oude en recente affaires kwamen naar boven… In 2010 erkende Benedictus XVI in een brief aan de Ierse bisschoppen het misbruik van de clerus. Hij beval de schuldigen te verschijnen voor seculiere rechtbanken en veroordeelde de bisschoppen omdat ze door hun stilzwijgen medeplichtig waren. Zoiets was nooit eerder gebeurd. Daarna volgde een brief aan de bisschoppen in de hele wereld, met maatregelen om zulke dingen verder te voorkomen (betere rekrutering van priesters, samenwerking met het gerecht enzovoort). Het jaar daarop werd in Rome een symposium over het hele probleem gehouden.
Door zijn reizen en zijn contact met mensenmassa’s werd hij wat minder stijf
Gehecht aan de zuiverheid van zijn Kerk als hij was – een Kerk die hij als goede leerling van de heilige Augustinus zag als het lichaam van Christus -, kon deze paus niet ongevoelig blijven voor het machtsmisbruik van haar leden en voor het leed dat kinderen werd aangedaan. En hij deed niet zoals een aantal kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders: hij viel niet uit tegen de media. Zijn antwoord kwam laat en was, gezien de omvang van de misdaden, onvolkomen, maar betekende toch een breuk in de geschiedenis van de Kerk: ze erkende dat ze niet boven het menselijk recht stond.
Waarschijnlijk zullen de maatregelen van Benedictus XVI om de pedofilie in de Kerk te bestrijden, later bekend blijven als het ‘grote werk’ van zijn pontificaat. Dat pontificaat eindigt nu in de nasleep van een ander schandaal, VatiLeaks, dat slechts half is opgehelderd: er werden twee schuldigen aangeduid – butler Paolo Gabriele en een informaticus -, maar de aanstokers lopen nog op vrije voeten.
Dat in de lente van 2012 documenten konden worden gepubliceerd die de butler in de woonvertrekken van de paus had gestolen, maakt pijnlijk duidelijk dat er iets schortte aan het bestuur van Benedictus XVI, de teruggetrokken paus die de politieke beslissingen overliet aan zijn rechterarm, Tarcisio Bertone, om zich zo ten volle te kunnen wijden aan wat hem zijn kerntaak leek: het geloof. Het voordeel van deze situatie was dat de oude paus zijn krachten kon sparen, het nadeel was dat tactici binnen de curie alle ruimte kregen om, vooral aan het eind van zijn pontificaat, Bertone zwart te maken en allerlei geruchten te verspreiden. Aan het hoofd van de Congregaties – de ‘ministeries’ van het Vaticaan – benoemde Benedictus XVI mensen die dicht bij hem stonden en met wie hij had samengewerkt toen hij prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer was: kardinalen die afkomstig waren uit de diplomatie of de onderwijstak van de salesianen en bijgevolg weinig ervaring hadden met machtsuitoefening. Als de paus het bestuur van de Kerk doortastender had durven hervormen, was hij wellicht minder verrast geweest door dit vaudevilleachtige gekonkel.
Hij kon in één dag vijftien toespraken houden
Maar ‘il professore’ was allesbehalve een politicus, ook al werd hij in de loop van zijn pontificaat steeds meer strateeg en kon hij zijn onverdroten verdediging van de godsdienstvrijheid in moslimlanden waar christenen vervolgd werden, combineren met een dialoog met gezagsdragers binnen de islam. Met zijn passie voor bibliotheken en zijn natuurlijke terughoudendheid was hij niet de man die ‘alles in zich had’ om paus en staatshoofd te worden. In 1977 – hij was toen 49 – werd hij aartsbisschop van München. Een maand later werd hij door Paulus VI kardinaal gecreëerd. In 1981 riep Johannes Paulus II hem naar Rome om er de leiding van het Heilig Officie op zich te nemen. Zijn steile opgang in het Vaticaan was niet te danken aan de kliekjesmentaliteit in de curie.
Tijdens zijn pontificaat bleef hij dezelfde. Wel werd hij door zijn reizen en zijn contact met mensenmassa’s wat minder stijf. Er kon al eens een brede glimlach of een aai over een kinderwang af. Op woensdag, zijn wekelijkse catechesedag, verdrongen gelovigen uit de hele wereld zich om te luisteren naar deze paus die zo begaan was met het woord dat hij wel vijftien toespraken per dag kon houden. Zijn dagindeling was even geordend als een concerto van Mozart, zijn lievelingscomponist: opstaan om 6 uur, mis in de kapel van het Vaticaan, in aanwezigheid van zijn twee privésecretarissen, de Duitser Georg Gänswein en de Maltees Alfred Xuereb, en van vier Italiaanse vrouwen die instonden voor de linnenkamer en de keuken, Loredana, Carmela, Cristina en Rossella. Vóór de middag audiënties en schrijfwerk aan zijn bureau, dat al meegaat sinds 1954, met daarop zijn fetisjobjecten: een versleten onderlegger en een porseleinen katje. Na de siësta en een wandelingetje in de tuin veroorloofde deze teruggetrokken man zich soms een muzikaal intermezzo op een vleugelpiano die de verhuizers slechts met veel moeite naar boven hadden gekregen. Het einde van de dag was voorbehouden voor zijn naaste medewerkers.
Zijn mildheid jegens de integristen werd tot ver buiten het Franse katholicisme als aanstootgevend ervaren
Benedictus XVI kwam zelden buiten en had weinig vrienden: enkele Duitse geestelijken en een mysterieuze bankier uit München die elk jaar met Kerstmis een Beierse spar liet afleveren. Toen zijn krachten begonnen af te nemen, zag je hem soms met een rollator door de Sint-Pietersbasiliek lopen. Nooit eerder werd een paus zo goed verzorgd: op de verdieping waar zijn vertrekken lagen, waren enkele lokalen ingericht als een klein ziekenhuis, met artsen en verplegers die op elk uur van de dag en de nacht ter beschikking stonden.
Liefde voor de oude liturgie
Zal Benedictus XVI de geschiedenis ingaan als een reactionaire paus? Het antwoord op die vraag kan niet anders dan genuanceerder zijn dan de etiketten die de media hem hebben opgeplakt. Zijn mildheid jegens de integristen en hun ongelukkige keuze voor een catacombenkerk werd tot ver buiten het Franse katholicisme als aanstootgevend ervaren. Als het erop aankwam de meest conservatieve vleugel in de Kerk gerust te stellen, was de herinvoering van de Latijnse mis, naast de moderne, dan niet voldoende? Zijn hele bewind door onderhandelde deze paus met de epigonen van Mgr. Lefebvre. Als ze het leergezag erkenden van Vaticanum II, het concilie dat de dialoog met de moderniteit inzette en dat de integristen zien als het werk van de duivel, zouden ze opnieuw in de Kerk kunnen worden opgenomen, met een bijzonder statuut. Ze hapten niet toe. Wat Benedictus XVI en de integristen gemeen hadden, was een sterke gehechtheid aan de traditie en haar uitingen. Zo verraste de paus vriend en vijand door het weer mogelijk te maken dat je de communie geknield ontvangt en dat de priester tijdens de mis een middeleeuwse vioolkazuifel draagt.
De diepste wortels van zijn liefde voor ‘mooie liturgie zoals vroeger’ en voor Latijn lagen echter in zijn kinderjaren in Beieren, waar in de dorps-Kerk met uivormige toren elke zondag om 7 en om 9 de eucharistie werd gevierd, en waar kerkelijke vieringen en tradities het dagelijkse leven bepaalden. Daar woonde Georg, zijn broer priester met wie hij zich zeer nauw verbonden voelde. Daar was hij opgegroeid in de serres van het nazisme, bij diepgelovige ouders (zijn vader was politieagent, zijn moeder vrouw aan de haard). Thuis werd gebeden voor en na het eten en ook ’s avonds, allemaal samen. De kleine Joseph en grote broer Georg speelden samen ‘mis lezen’. De latere paus was als kind echt ondergedompeld in de katholieke traditie die hij later zou verdedigen met intellectuele argumenten, maar tegelijk met een zekere sentimentaliteit, al wees hij elke ‘romantische verheerlijking van het verleden’ af. In zijn ogen was de oude liturgie de mooiste manier om de gelovigen in contact te brengen met het heilige. Maar de expert van Vaticanum II die hij van 1960 tot 1965 was geweest, kon niet aanvaarden dat aan dit Concilie en zijn ‘openheid op de wereld’ elke geldigheid werd ontzegd. In tegenstelling tot Johannes Paulus II begunstigde hij niet de conservatieven in de curie: trouw aan zijn visie op het pausschap als een spirituele zending, benoemde hij op sleutelposten vooral religieuzen.
De koppigheid waarmee hij de zwarte schapen van Mgr. Lefebvre wilde terugbrengen naar de ware schapenstal, berustte minder op ideologische verwantschap dan op zijn diepe wens om de eenheid van de Kerk te herstellen. Wat dit laatste betreft, was er toenadering tot de orthodoxen, die qua visie op het christendom dicht bij de katholieken staan: metropoliet Kirill, patriarch van Moskou en heel Rusland, aanvaardde dat er gedialogeerd werd – terwijl onder de Pool Johannes Paulus II de relaties tussen beide Kerken onder het vriespunt zaten. Benedictus XVI zorgde er ook voor dat vijfhonderd anglicaanse priesters die geschokt waren over het feit dat in hun Kerk homoseksuelen nu pastor konden worden, een plaats kregen in de Kerk van Rome (oprichting van een personele prelatuur, recht om de liturgie volgens hun eigen riten te vieren). Daarin slagen zonder spanningen met de anglicaanse Kerk te veroorzaken was een waar huzarenstukje. Met de protestanten had hij minder succes: zijn vermaningen aan hun adres ‘niet toe te geven aan de verleiding om de geseculariseerde toer op te gaan’ sloegen niet aan. Zo was Benedictus XVI als leider van de katholieke Kerk: genuanceerd, maar onverzettelijk wat de grond van de zaak betrof. Ook Johannes Paulus II had die bekommernis om het essentiële, maar bij Benedictus XVI drong dit niet door tot de publieke opinie, vooral omdat hij in tegenstelling tot zijn voorganger,die een sleutelrol speelde in de val van het communisme en de verdediging van de mensenrechten, geen enkele grote politieke strijd moest leveren.
Wantrouwen tegenover ‘de geest van de tijd’
Net zoals Jean-Marie Lustiger, de voormalige aartsbisschop van Parijs, kwam Benedictus XVI op voor een katholicisme dat zijn identiteit niet onder stoelen of banken stak, en weigerde hij elk compromis aangaande de leer. Door zijn ervaringen na Vaticanum II, toen het marxisme doordrong bij de clerus, was hij wantrouwig geworden tegenover ‘de geest van de tijd’ en ideologieën die in de mode zijn. Hij stond in die jaren nog dicht bij de Zwitserse theoloog Hans Küng, die hem midden jaren zestig naar de universiteit van Tübingen had gehaald, voor die een haard van revolutionair denken werd. Küng en Ratzinger: twee briljante geesten, twee visies die mettertijd onverzoenbaar werden. De eerste verplaatste zich in een Alfa Romeo, de tweede per fiets. In de jaren 1970 haalde Küng het in zijn hoofd om in een interview kritiek te leveren op Johannes Paulus II. Ratzinger reageerde prompt: zijn vriend Küng kreeg doceerverbod.
In tegenstelling tot zijn voorganger moest hij geen enkele grote politieke strijd leveren
Als paus hield Benedictus XVI ook vast aan zijn overtuiging dat het Woord moet worden doorgegeven in de geest van de kerkvaders. Daar lag volgens hem de echte nieuwheid, het ‘schandaal’ van de boodschap van het evangelie. Daar lag voor de Kerk de mogelijkheid om zich te doen horen in de filosofisch-religieuze kakofonie van de moderniteit. De boodschap aanpassen aan de geseculariseerde samenleving om zo roepingen aan te trekken? Dat was de hoop van de generatie priesters en leken van Vaticanum II: zij waren aanhangers van een discrete evangelisatie, als ‘gist in het deeg’. Maar een halve eeuw later was de neergang niet tegengehouden maar versneld. Dus vond Benedictus XVI het raadzamer de katholieke identiteit duidelijk naar voren te schuiven: de Kerk moest de moed hebben om de ‘profetische contradictie’ te dragen en uit te dragen, want tijdsgebonden opvattingen vervreemdden de mens veeleer van zichzelf dan dat ze hem dienden, al was dit laatste het vaandel waaronder deze opvattingen voeren. Over contraceptie dacht deze paus veel genuanceerder dan de media wilden doen geloven. Hij durfde iets wat Johannes Paulus II nooit had gedurfd: erkennen dat ‘het gebruik van voorbehoedsmiddelen een eerste stap op de weg naar een menselijker seksualiteit kan zijn’ ( Licht van de wereld). Anderzijds verdroeg de zuiverheid van de leer geen opening richting echtscheiding, het huwelijk van homoseksuelen, onderzoek op menselijke embryo’s… noch binnenkerkelijke hervormingen zoals getrouwde priesters en de communie voor hertrouwde katholieken.
Het risico van een autoritair en onmenselijk beeld
Zo liep de Kerk van Benedictus XVI, die de mens wilde dienen, het risico een onmenselijk en autoritair beeld van zichzelf op te hangen, het beeld van een instelling die geen voeling had met het concrete leven van de gelovigen, die de prerogatieven van priesters in ere en leken op het achterplan hield, die moraal verkoos boven de ‘voorkeursoptie voor de armen’. In Duitsland en Oostenrijk stonden gelovigen en priesters op om verandering te eisen. Benedictus verroerde geen vin. In zijn ogen zou de Kerk van morgen bestaan uit kleine, fervente gemeenschappen, zoals in de tijd van de apostelen, die geen moeite zouden sparen om creatief hun geloof te beleven. Een spirituele Kerk, die pas in tweede instantie politiek was.
[uit L’Express van 13 februari 2013]
Een modern einde
‘Nos ergo debemus [… ] cooperatores simus veritatis’ (‘Wij moeten medewerkers van de waarheid zijn’). Nooit was Benedictus XVI zo trouw aan zijn devies als toen hij aankondigde dat hij op 28 februari 2013 zou aftreden. Leeftijd en vermoeidheid begonnen zwaar te wegen, zei hij. En dat de geneeskunde een paus in leven kon houden waarvan de verstandelijke vermogens afnamen, vond hij hoogst problematisch. Dus trad hij af. Het was een kranige, moedige daad. Een pontificaat dat slechts weinig tekenen van moderniteit had vertoond, werd afgesloten op een uiterst moderne manier. Plots was Benedictus XVI een revolutionair. Voordien, tijdens zijn pontificaat maar eigenlijk tijdens zijn hele religieuze parcours, waren op Joseph Ratzinger vooral drie andere adjectieven van toepassing: beleidsmatig, intelligent en conservatief. Dat hij een behendig strateeg was, bleek toen hij aan het hoofd van de curie stond: uit het feit dat hij naam na naam de samenstelling bepaalde van het conclaaf dat hem zou verkiezen tot opvolger van Johannes Paulus II, maar meer nog uit de manier waarop hij omging met de machtsverhoudingen in de Kerk, de relaties met andere godsdiensten en de polemieken die inherent zijn aan de gang van zaken in de wereld. Hij wist waar hij naartoe wilde, ook al was hij in zijn optreden niet steeds even handig. De intellectueel in hem was immers te genuanceerd en subtiel voor een simplistisch en manicheïstisch denkende wereld. Hij was een geliefd onderwerp voor karikaturisten en werd zelfs voorgesteld als lompe beer, een verwijzing naar het dier in zijn wel erg Duits aandoende wapenschild. Hij betaalde de hoge prijs die polemiseren kan eisen. Hij was soms rechttoe rechtaan en werd dikwijls niet begrepen. Geliefd was hij als paus zeker niet. Zijn conservatisme, zijn verlangen om op veel punten van de leer terug te keren naar de traditie en zijn weigering om de Kerk aan te passen aan de tijd, zijn hem duur te staan gekomen. Hij had niet het lef van een Johannes Paulus II. Met dit ontslag, dat definitief was, nam Benedictus XVI in zekere zin wraak op het vlak van innovatie…
In het kraaiennest van het Vaticaan
In 1981 benoemde Johannes Paulus II kardinaal Ratzinger tot prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. Vier jaar later schreef de kardinaal in een van zijn boeken dat het onbetamelijk was om Jezus in een Marx-jasje te steken. Hieronder volgt de tekst van een in 1985 verschenen portret van deze prelaat met opvattingen die nauw aanleunden bij die van de toenmalige paus.
Zouden sommige kerkmensen het echt niet kunnen hebben dat een kardinaal hen eens flink de waarheid zegt? Zur Lage des Glaubens (Hoe het gesteld is met het geloof), het boek waarin Joseph Ratzinger antwoordt op vragen van de Italiaanse journalist Vittorio Messori (verschenen in 1985 en herhaaldelijk heruitgegeven), lokt verhitte discussies uit. Het is alsof velen voelden dat hen het vuur aan de schenen werd gelegd, het vuur van de hel waar elke ketter zijn verdiende loon krijgt. Het is inderdaad de taak van de kardinaal elke zweem van ketterij op te sporen: Joseph Ratzinger is prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, die in de ranglijst van Romeinse congregaties helemaal bovenaan staat. Je zou hem de controleur van het hedendaagse theologische denken kunnen noemen, de verre erfgenaam van de schrikwekkende inquisiteurs. In het zalvende taalgebruik van de Kerk wordt zijn taak omschreven als die van ‘de matroos in het kraaiennest, die aan de kapitein meldt waar er klippen liggen’. In dit geval kan de matroos niet anders dan aan zijn scheepscommandant, de paus, melden dat in de wereld van de ideeën een hele archipel boven de waterlijn uitsteekt.
De Poolse paus en de Beierse kardinaal voelen zich verbonden door een gemeenschappelijke interesse voor taal en cultuur en door een gelijkgerichte luciditeit en een streng oordeel over de evolutie van de christelijke wereld en het gedrag van haar herders. Nauwelijks twee jaar na zijn verkiezing wilde Johannes Paulus II Joseph Ratzinger, op dat ogenblik aartsbisschop in München, al naar Rome roepen, maar pas in 1981 liet de Duitser zich daartoe overhalen.
De opvolger van de onbuigzame meesters van het Heilig Officie heeft niet het voorkomen dat je bij zo’n functie onbewust verwacht: met zijn wat rozige poppengezicht lijkt hij wel een engeltje uit een barok fresco. Hij is nu 58 maar heeft nog steeds de argeloze blik die hem bij de deelnemers aan het Tweede Vaticaans Concilie – waar hij als jonge, veelbelovende theoloog, discreet zijn blinde kardinaal bijstond – de bijnaam ‘de koorknaap’ opleverde.
Al was hij op het Concilie slechts ’technicus’, hij baarde er wel opzien toen hij aan de bisschoppen vroeg de door de curie uitgewerkte voorstellen terzijde te laten en alles vanaf nul opnieuw te bespreken. Iedereen begreep wat er gebeurde: wat deze man zei met de rustige kracht van zachtaardigen die kenmerkend was voor zijn persoonlijkheid, was een terechtwijzing van de kardinalen die het toen voor het zeggen dachten te hebben.
De werkwijze die Ratzinger aanraadde, haalde het van de hunne. Het leverde hem de naam op een progressist te zijn. Hij liet zich dat welgevallen en stak zelfs lichtjes de draak met de oude dignitarissen van het Vaticaan. Maar nu is hij zelf een invloedrijk lid van de generale staf van de Kerk en gaat hij zelf gekleed in het purper dat het voorrecht is van kardinalen. Is hij nog steeds progressief?
Verre van. Als waakhond van het geloof veroordeelde hij in 1984 de bevrijdingstheologie omdat ze twee dingen door elkaar zou halen: strijd voor rechtvaardigheid en klassenstrijd, religieuze leer en politieke actie. Hij vond het onbetamelijk om Jezus in een Marx-jasje te steken. De boodschap van het evangelie was niet die van Das Kapital. Westerse intellectuelen en religieuzen, hoe vroom ook, die deze verderfelijke ideologie naar Latijns-Amerika exporteerden, zaten fout en waren schuldig. Je moest niet kiezen tussen de verlokkingen van de vooruitgang en het respect voor fundamentele waarden, zei de kardinaal, je moest van het eerste nemen wat redelijk verantwoord was, zonder het tweede op te offeren. Ratzinger wilde duidelijk maken dat het niet uitsluitend ging om iets wat zich afspeelde in hemelcontreien. Het ging niet alleen om de Derde Wereld. De hele Kerk werd tot de orde geroepen. Aan ‘de kern van ons geloof’ (al in 1970, kort na het Concilie, publiceerde de jonge Ratzinger een boek met die titel) kon niet worden geraakt.
Er waren meerdere waarschuwingen aan voorafgegaan. In Lyon en Parijs had het engeltje gezegd dat ‘het een grote vergissing was geweest de catechismus af te schaffen en te denken dat dit onderricht voorbijgestreefd was’. Mensen fronsten hun wenkbrauwen en spitsten hun oren. Vóór zijn interviewboek – een première in de geschiedenis van de Kerk – had Ratzinger al 25 theologische werken gepubliceerd. Wat hij in Zur Lage des Glaubens te berde bracht, was niet alleen dat je moet geloven in engelen – en in het bestaan van de duivel -, nee, hij greep het gesprek aan om een kritisch oordeel te vellen over Vaticanum II, of liever: over het feit dat in en door de Kerk was afgeweken van de krachtlijnen van dit concilie.
Ratzinger richtte zijn requisitoir niet alleen tegen vormen en mensen. Hij was van mening dat men ten onrechte gedacht had dat de beleidslijnen van het Concilie het leven van de christenen gemakkelijker moesten maken. Wat het evangelie vergt van wie naar zijn boodschap luistert, ligt immers eerder ongemakkelijk. Ratzinger herinnerde er ook aan dat de geschiedenis van de Kerk niet begonnen was in 1962, bij de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, maar dat daar negentien eeuwen geschiedenis aan vooraf waren gegaan, met vele perioden waarin de christenen in de minderheid waren en waarin hen het leven zuur werd gemaakt.
Twijfelde dan iemand daaraan? Moest een hooggeplaatste prelaat dat zo nodig van de kansel verkondigen? Het protest dat dit boek uitlokte, verantwoordde zijn publicatie. Dat protest ging ver: zelfs een Franse bisschop zette zich achter een manifest tegen het werk. Het mag duidelijk zijn dat het Concilie nog steeds tegenstrijdige reacties uitlokt: sommigen zien het als een verontrustende relativering van zekerheden, anderen beschouwen het als een aanmoediging tot permissiviteit.
Wie, argeloos of arglistig, een te gedurfde interpretatie van ‘de geest van het concilie’ gaf, werd door Kardinaal Ratzinger dus netjes op zijn plaats gezet. Dat is wat er gebeurde. En het vormde een mooi, typisch Vaticaans, evenwicht met de sancties tegen de traditionalisten.
Het was ook een mooi en behendig manoeuvre dit essay in de vorm van een diagnose te laten verschijnen vijf maanden voor in Rome de bisschoppensynode bijeenkwam die zich over de kwestie zou buigen. Het is haast ondenkbaar dat de kardinaal deze tekst kon publiceren zonder de stilzwijgende instemming van de paus. De stellingen die naar voren werden geschoven, staan opmerkelijk dicht bij die van Johannes Paulus II…
Als sommige gelovigen en religieuzen de ideeën aanvallen die Joseph Ratzinger in zijn boek uiteenzet, viseren ze daarmee trouwens heel dikwijls het gedachtegoed van de paus. De kardinaal weet dat, aanvaardt die rol van zondebok – of schild – en blijft er kalm bij. De liefhebber van klassieke muziek die hij is, zegt met een rustige glimlach: ‘Net zoals Rostropovitsj lees ik nooit kritieken.’
[uit L’Express van 26 juli 1985]
Een al te nieuwsgierige butler
Paolo Gabriele schond het vertrouwen van Benedictus XVI door vertrouwelijke documenten openbaar te maken. Hij beweert uitsluitend uit liefde voor de Kerk te hebben gehandeld.
Paolo Gabriele wordt omschreven als een modelbediende die de Kerk weer op de rails wilde krijgen. In oktober 2012 werd hij in het zogeheten VatiLeaksschandaal door de rechtbank van Vaticaanstad veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf met uitstel.
Twee maanden later verleende de paus hem gratie. Paoletto, zoals hij werd genoemd, geboren in 1966, gehuwd en vader van drie kinderen, kwam in 2006 in dienst van Benedictus XVI. Hij was vroom en discreet en nam in zijn werk nauwelijks persoonlijk initiatief. Het gezin Gabriele werd door de vijfhonderd inwoners van het ministaatje erg gewaardeerd. Paolo, altijd keurig in het pak, moest de ceremoniekleding van de paus klaarleggen, hielp hem ’s morgens aankleden, hield een paraplu boven zijn hoofd als het regende, vergezelde hem in de papamobile en lunchte soms aan zijn tafel. ‘Als we daar dan zaten, vroeg hij me soms dingen waarvan hij op de hoogte had moeten zijn’, zei de ex-butler tijdens zijn proces. Maar tegelijk fotokopieerde hij tientallen ultrageheime documenten om ze vervolgens door te spelen aan de buitenwereld. Zijn verraad, zo vertelden mensen uit de onmiddellijke omgeving van de paus, had Benedictus XVI, die van hem hield als van een zoon, diep bedroefd gemaakt. Precies omdat zijn butler hem zo dierbaar was, stond de paus erop hem persoonlijk te melden dat hij hem gratie verleende.
HIJ KON ZIJN MOND NIET HOUDEN
Aan het eind van zijn blitzproces richtte Paolo Gabriele zich een laatste keer tot het hof: ‘Mijn sterkste innerlijk gevoel is dat ik alleen en haast visceraal heb gehandeld uit liefde voor de Kerk en voor haar leider op aarde. Ik zie mezelf niet als een dief.’ In februari 2012 had hij in een interview voor de Italiaanse tv-zender La Sette de ‘omerta’ en de ‘heerschappij van de hypocrisie’ in het Vaticaan aan de kaak gesteld. Tegen zijn rechters zei hij ook nog: ‘Overal in de Kerk stootte ik op kwaad en corruptie. Ik kon het niet meer aanzien. Mijn innerlijke remmen begaven het. Ik was ervan overtuigd dat een mediashock heilzaam kon zijn.’
Hij was sterk geboeid door esoterische onderwerpen en spionagekwesties. Daarover had hij duizenden artikels uit kranten geknipt. Bij de huiszoekingen werd een ongelooflijke hoeveelheid documenten gevonden over rivaliteiten binnen het Vaticaan, het IOR (de bank van het Vaticaan), de illegale vrijmetselaarsloge P2, spionagekwesties en zowel yoga als het boeddhisme en beider banden met het christendom. Paolo Gabriele leek verzot te zijn op geheime onderzoeken. Veel mensen probeerden bij hem in het gevlei te komen omdat hij dicht bij de paus stond.
Hij vertelde zelf hoe hij onderweg naar huis vaak werd opgehouden door mensen die aan de paus een of andere boodschap wilden overmaken of meer wilden weten over diens plannen. ‘Iedereen schonk mij vertrouwen’, zei de man waarvan geweten was dat hij zijn mond niet kon houden. Procureur Picardi omschreef hem als ‘iemand die zeer beïnvloedbaar was, en in staat om zichzelf en anderen schade toe te brengen’, maar zei in één adem dat hij niet mentaal ziek was en dus verantwoordelijk kon worden gesteld voor zijn daden.
Achteraf moest Paolo Gabriele het Vaticaan verlaten. Hij woont nu nog vlakbij en werkt in Rome in het kinderziekenhuis Bambino Gesù. En de Heilige Stoel stelt iedereen gerust: hij vervult zijn taak daar op zeer discrete wijze…
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier
Partner Content
Goed voor 21 minuten leesplezier
Benedictus XVI: wat er achter zijn ontslag zit
Wil je verder lezen?
Maak dan een gratis profiel aan en meld je aan!
Veel leesplezier.