Pioniersvrouwen en indianen aan de frontier : ‘Ik vond hem aardig’

Azayamankawin, of Old Bets, was een van de Siouxvrouwen die in 1862 de gevangenen bewaakte. © Archive Photos/Getty Images
Hannelore Vandebroek Journalist en historicus

Het verhaal van het Wilde Westen is er een van mannen: cowboys en indianen, en af en toe een missionaris. Waar zijn de pioniersvrouwen en de ‘squaws’ gebleven? En hoe gingen zij met elkaar om? Eigenlijk vrij goed zo blijkt, en daarmee wordt een ‘indianenverhaal’ doorprikt.


Gevangen



De familie van Minnie Buce Carrigan emigreerde in het midden van de 19de eeuw van Duitsland naar Amerika. In 1860 stond het gezin, samen met een tiental andere Duitse families, aan de wieg van een nieuwe nederzetting in Minnesota: Middle Creek. Ze bewerkten het land en hielden vee. Het jaar nadien arriveerden er nog een twintigtal families.

De eerste twee jaren van de nieuwe nederzetting waren de relaties met de indianen in de omgeving goed. Kinderen en ouders leerden wat woordjes Sioux en er werden goederen geruild. In 1862 ging het echter grondig mis. Het aantal nieuwkomers steeg exponentieel. Dat leidde tot steeds meer incidenten tussen de Sioux en de blanken, zoals over het gebruik van het bos en de rivier. In augustus 1862 vond er een bloedbad plaats. De Sioux vermoordden een deel van de dorpsbewoners, onder wie de ouders en drie zusjes van Minnie. Zijzelf werd samen met nog een broer en zus gevangengenomen. De kinderen verbleven tien weken bij de indianen – die hen goed behandelden – en werden daarna overgedragen aan het Amerikaanse leger.

In 1903 blikte Minnie Carrigan voor The Buffalo Lake News terug op haar ervaringen. Haar relaas was zo succesvol dat het als boek gepubliceerd werd: ‘Captured by the Indians: Reminiscences of Pioneer Life in Minnesota’. Minnie liet zich in die memoires positief uit over de indiaanse vrouwen die haar bewaakten: ‘Het voelt fout om hen squaws te noemen. Ze waren even lady-like als om het even welke blanke vrouw en ik zal hen nooit vergeten.’ Over de Sioux-families die de gevangen kinderen opvingen, schreef ze ook nog: ‘Ze behandelden ons erg goed. I really liked them.

Minnie is niet de enige die zich positief uitliet over de indianen. Onderzoek naar de dagboeken en brieven van pioniersvrouwen toont aan dat een deel van hen een onverwacht gunstig oordeel velde over indiaanse mannen en vrouwen. Onverwacht, omdat het in schril contrast staat met wat er in dezelfde periode in de Verenigde Staten en Europa in kranten en boeken over de indianen werd verteld.

Een wrede indiaanse vrouw martelt de gevangenen van de Sioux-opstand van 1862. © Herbert Orth/The LIFE Picture Collection/Getty Images

De frontier


De frontier was de denkbeeldige grens tussen het deel van Noord-Amerika waar blanken woonden en het nog niet gekoloniseerde gedeelte. Ze schoof op van het Amerikaanse binnenland naar de westkust. De term wordt ook gebruikt om de samenleving in transitie aan te duiden, waar avonturiers, settlers en de inheemse bevolking met elkaar in contact en conflict kwamen.

De goede en de slechte indiaan



Al in de 19de eeuw circuleerden er in de Verenigde Staten en Europa twee beelden van ‘de indiaan’. Enerzijds was er de goede, dappere indiaan: eervol, vriendelijk en behulpzaam, de ‘nobele wilde’. Met een beetje beschaving, en vooral bekering, was er zeker nog iets van te maken. Anderzijds was er de slechte indiaan: inferieur, onbetrouwbaar en wreedaardig. Hij ontvoerde en verkrachtte blanke vrouwen en stal niet alleen ossen en paarden maar ook kinderen. Hij was gewelddadig en dronken en altijd op het oorlogspad, tegen andere stammen of tegen de blanken. Daar hielp geen beschaven aan. De indianen overwinnen was eigenlijk nog het beste. Dat ze uitstierven was meer een zegen dan een probleem.

Het beeld van de indiaanse vrouw was niet veel beter. De pioniers noemden hen ‘squaws’, gebaseerd op een indiaans woord. De term wordt vandaag als racistisch, denigrerend en seksistisch ervaren. De 19de-eeuwse ‘squaw’ was een arm, afgebeuld, onderdrukt wezen. Ze werd door haar man geterroriseerd en seksueel uitgebuit. Het was ongehoord dat vrouwen zo zwaar werkten en zulke zware lasten droegen. Naast dat zielige, nauwelijks menselijke en slaafse wezen was er nog een tweede soort indiaanse vrouw: lelijk, vuil, sluw, onbetrouwbaar en wreedaardig, bijvoorbeeld tegenover gevangengenomen blanken. Tot slot was er nog een lichtpuntje: de indiaanse prinses, de mooie, exotische, erotische, lieflijke Pocahontas, die gered kon worden door de viriele blanke man.

De acteur Pierre Brice in 1979 als Winnetou, het door Karl May in 1875 gecreëerde prototype van de ‘goede indiaan’. © Peter Bischoff/Getty Images

De kolonisten begrepen heel wat elementen uit de culturen van indiaanse stammen niet. Dat leidde tot een negatief moreel oordeel. Afkeurenswaardig waren onder andere het eten van insecten, naaktheid, voorhuwelijkse seksuele betrekkingen, bepaalde begrafenisrituelen (zoals het opbaren in plaats van begraven van de doden) en het nomadische leven. Helemaal immoreel en uitermate choquerend was polygamie, het trouwen of samenleven met meerdere vrouwen. Meteen nog een bewijs van de slechte positie van de indiaanse vrouw.

De beelden waarmee de kolonisten naar de frontier trokken, waren weinig rooskleurig. De weg naar Californië, Montana, Wyoming, Dakota, Idaho, Oregon … was bezaaid met geruchten en horrorverhalen. De indianen zouden de karavanen aanvallen, de mannen doden en scalperen, de vrouwen verkrachten en de kinderen kidnappen. Verhalen over gevangengenomen vrouwen waren een populair genre. Dat beeld en die dreiging waren zo sterk dat de verhuizers onderweg voor het minste geringste hun kamp verdedigden en bewapenden, meestal overbodig. Mannen en vrouwen leefden echt in angst. Ook kleine gebeurtenissen kregen daardoor enorme proporties. De angst werd gevoed door familielegenden, kampvuurvertellingen en effectieve incidenten, en soms ook uitgebuit door mensen die er profijt uit haalden.

Stereotiepe afbeelding van de indiaanse vrouw als slachtoffer, 1873. © Digital Vision Vectors/Getty Images

Door de manier waarop de kolonisten op de indianen reageerden, veroorzaakten ze soms zelf gewelddadige conflicten. Alles bij elkaar was het aantal confrontaties gering. Er waren enkele bloedbaden, maar de pioniers doodden veel meer indianen dan omgekeerd. De indianen waren meer geïnteresseerd in handel – of ze bedelden – en vormden zelden een reële bedreiging.

Een familie op weg naar het Westen, aangevallen door indianen, 1857. © Archive Photos/Getty Images

Voortschrijdend inzicht



Blanke mannen en vrouwen vertrokken met ongeveer hetzelfde indianenbeeld naar de frontier: indiaanse mannen waren gevaarlijk en vuil, vrouwen slaafs en gemeen. Maar heel wat pioniersvrouwen stelden hun standpunt bij. Ze beschreven in hun dagboeken en brieven de indianen niet langer als onbeschaafde wezens, maar als mensen, en lieten zich positief uit over hun uitzicht en cultuur. Vrouwen leerden het onderscheid tussen verschillende stammen, toonden appreciatie voor de kennis van indiaanse vrouwen en sommige bouwden zelfs levenslange banden op. Hoe komt dat?

Volgens historica Glenda Riley kwamen blanke mannen vanuit hun activiteiten meer in confrontatie met de indianen. Ze namen gronden in gebruik, hakten bossen om, gingen op jacht, legden wegen aan door indiaans territorium … Allemaal activiteiten die voor conflicten zorgden. De contacten die ze hadden, waren bovendien meestal onpersoonlijk. Vrouwen daarentegen kregen meer kansen om de indiaanse cultuur te leren kennen. Vanuit hun verantwoordelijkheid voor de verzorging van hun gezin (voeding, kleding) en de zorg voor kinderen, bouwden de blanke pioniersvrouwen persoonlijke relaties op met indiaanse vrouwen. Ze ruilden goederen, verkochten dingen aan elkaar, deelden medische en culinaire kennis, huurden een indiaanse man of vrouw in als kinderoppas, indiaanse vroedvrouwen hielpen heel wat blanke kinderen geboren worden … Pioniersvrouwen werden sneller uitgenodigd in de woning van indianen en namen vaker deel aan feestelijkheden. Kortom, blanke en indiaanse vrouwen sloten vriendschap. Bij mannen gebeurde dat minder. Hun contacten met indianen waren meestal niet van die frequentie of vooral aard dat ze elkaar op een andere manier konden leren kennen.

Blanke vrouwen leerden ook andere aspecten van de indiaanse cultuur kennen, zoals de manier waarop vrouwen voor hun kinderen zorgden,
1907. © Oakes, Mortimer/Library of Congress

Een blanke squaw?


De contacten tussen indianen en kolonisten gingen verder dan vriendschap. Er ontstonden ook relaties. Sommige gevangengenomen vrouwen trouwden met een indiaan en kregen kinderen met hem. Ook in de nederzettingen vonden er gemengde huwelijken plaats. Blanke mannen die met een indiaanse trouwden, dat was nog begrijpelijk: de man behield zijn status en kon zijn indiaanse vrouw ‘redden’ en beschaven. Maar een blanke vrouw die met een indiaan trouwde en met hem een gewenste seksuele relatie had, dat botste op het gangbare beeld van de indiaanse man: primitief, gedegradeerd en (seksueel) inferieur.

Span de wagen aan



Westerse vrouwen stelden niet alleen hun beeld van de indianen bij, maar ook dat van zichzelf. Pioniersvrouwen ontdekten dat ze niet de zwakke wezens waren die ze verondersteld werden te zijn. Ze ervoeren onderweg en in de nieuwe nederzettingen hun eigen capaciteiten. Leerden ze daardoor ook anders naar de indianen kijken?

Tijdens de trek naar de frontier moesten veel vrouwen noodgedwongen ‘mannentaken’ op zich nemen. Vaak hadden ze, als hun man al eerder was vertrokken, een tijd alleen een bedrijf of boerderij gerund. Ze hadden bedacht wat ze mee moesten nemen, hun reis zelfstandig georganiseerd en een moeilijke tocht met hun kinderen tot een goed einde gebracht. Onderweg hadden ze niet alleen traditionele vrouwelijke taken, zoals koken en wassen, in moeilijke omstandigheden volbracht, maar ook heel wat extra taken op zich genomen, zoals de wagen mennen, paardrijden en zelfs een wapen hanteren. Ze hadden in hun eentje heel wat belangrijke beslissingen genomen.

Eenmaal ter plaatse namen vrouwen volop deel aan het werk op de boerderij, met inbegrip van het veldwerk. Naast de landbouw waren ze volop actief in de handel, de nijverheid en de diensten. Ze startten winkeltjes op, openden cafés en bakkerijtjes, en vervaardigden en verkochten allerlei goederen. Ze organiseerden onderwijs en het religieuze en culturele leven van de nieuwe gemeenschappen.

Minnie Carrigan werd in 1898, na de dood van haar man, postmeester in Lakeside (Californië). Dat was niet zo ongewoon. De census van 1890 noteerde dat in de volledige Verenigde Staten amper acht procent van de werkende vrouwen een ‘specifiek beroep’ uitoefende. In het Westen was dat maar liefst veertien procent. In het Westen woonden minder vrouwen dan in de rest van de Verenigde Staten, maar waren er in verhouding meer actrices, schrijfsters, wetenschapsters, advocates, kunstenaressen, artsen, journalisten, muzikanten, leerkrachten en docenten.

Historici bedachten daar meerdere verklaringen voor. Was het Westen een meer egalitaire samenleving? Waren patriarchale gewoonten er door de migratie minder geworteld? Hebben vrouwen in nieuwe, zich nog vormende samenlevingen meer mogelijkheden om minder voor de hand liggende keuzes te maken? Realiseerde een vrouw die een wagen kon mennen zich dat ze meer kon dan huishoudelijke taken uitvoeren?

Sommige historici wijzen op de grote vraag naar essentiële diensten in het Westen. Nieuwe en groeiende nederzettingen en steden hadden nood aan allerlei professionals. Daardoor waren ze minder kieskeurig. Het is niet praktisch of verstandig om een vrouwelijke arts af te wijzen, als je stad dringend een arts nodig heeft. Die noodzaak bood ondernemende vrouwen kansen. Ze emigreerden soms speciaal daarom naar de nieuwe regio’s. Voeg daarbij dat het hoger onderwijs in het Westen sneller vrouwen toeliet. De universiteit van Salt Lake City (Utah) was van bij aanvang toegankelijk voor jongens én meisjes. Die van Californië begon in 1869 als een school voor mannen, maar liet vanaf 1870 ook vrouwen toe. Ook relevant is dat vrouwen er al vroeg stemrecht kregen, in Wyoming bijvoorbeeld in 1869 en in Utah in 1870. In 1914 had nog geen enkele van de oorspronkelijke dertig staten van de VS stemrecht voor vrouwen, elf van de achttien nieuwe staten hadden dat wel. De meeste indianen moesten op dat stemrecht wachten tot de Indian Citizenship Act van 1924 en de Voting Rights Act van 1965.

Twee blanke vrouwen op bezoek in een Sioux-dorp, 1908. © Solomon Butcher/Library of Congress

De sleutelmomenten

– 1860: Gezinsverhuizing van Minnie Buce Carrigan en andere Duitse families naar Minnesota.

– 1861: Aankomst van nog eens twintig Duitse families in de nieuwe nederzetting Middle Creek.

– 1862: Incidenten tussen de Sioux en blanken; bloedbad waarbij de ouders en zusjes van Minnie werden vermoord. Minnie wordt gevangen genomen.

– 1903: Minnie Carrigan blikt terug op haar ervaringen in een artikel dat later als boek wordt gepubliceerd.

– 1898: Minnie Carrigan wordt postmeester in Lakeside, Californië, na de dood van haar man.

– 1869: Wyoming geeft vrouwen stemrecht, wat ongebruikelijk was voor die tijd.

– 1870: Utah geeft ook vrouwen stemrecht, een belangrijke stap in de geschiedenis van vrouwenrechten.

Lees meer over:

Partner Content