Alphonse Van Gele, dé verkenner van de rivier Ubangi in Congo

De rivier Ubangi bleek op bepaalde plaatsen meerdere kilometers breed.
© DR
Alban van der Straten
Alban van der Straten Auteur van De Belgische Ontdekkingsreizigers

De naam van Alphonse Van Gele zal voor altijd verbonden blijven met de verkenning en de annexatie van de Ubangi, de voornaamste noordelijke zijrivier van de Congostroom. Dit was dé geografische puzzel van die tijd en een onmisbare mijlpaal voor de door Leopold II gedroomde uitbreiding naar het Nijlbekken.



Alphonse Van Gele wordt geboren in 1848 in Brussel. Hij brengt zijn jeugd door in de Marollen en leert zich daar uit de slag te trekken. Die ervaring zal zijn leven lang nuttig blijven. Van Gele is joviaal en heel energiek. Hij gaat al jong bij het leger, maar wordt snel teleurgesteld als hij begrijpt dat de kans op actie miniem is in een klein, neutraal land als België. Toch zet hij door: hij wordt luitenant en haalt zijn brevet als adjunct van de generale staf. Hij loopt invloedrijke mensen achterna om zich te laten opmerken, en in 1882 slaagt hij erin aangeworven te worden om deel te nemen aan de expeditie van Stanley.

Zijn eerste opdracht bestaat erin naar de Kaap te gaan om een zeilboot te charteren en daarmee 250 soldaten uit Zanzibar naar Boma te brengen. De vaart is vrij hachelijk. De kapitein geeft onderweg toe dat hij alleen onder een zonnige hemel kan navigeren. Bij bewolkt weer trappelen ze dus ter plaatse… Bovendien breekt aan boord een pokkenepidemie uit, die Van Gele en zijn gezel Louis Valcke met een zekere gelatenheid bestrijden, hopend dat ze zelf niet besmet zullen raken. Na drie lange maanden op zee legt het schip aan in Banana.

Gedurende de twee volgende jaren zal Van Gele zich wijden aan verscheidene taken. Om te beginnen assisteert hij Valcke bij de aanleg van de fameuze ‘karavaanroute’ door Beneden-Congo, een moeilijke opdracht waarvoor rotsen moeten worden opgeblazen en ravijnen gedempt. Hij superviseert ook het vervoer van de kleine stoomboot AIA en sticht de post in Lutele, waar hij zijn eerste gevechten moet leveren tegen vijandelijke hoofden. Het is in deze periode dat hij, wegens zijn kleine gestalte en zijn onvermoeibaarheid, de bijnaam krijgt van Katchétché (eekhoorn), een naam die hij altijd zal blijven dragen.

Vervolgens vergezelt hij Stanley als die voor het eerst de Boven-Congo opvaart. Samen met Coquilhat krijgt hij de opdracht om de post Équateur op te richten. Nog later wordt hij uitgestuurd om het bevel te voeren over de post Stanley Falls en om te proberen Tippo-Tip en de Arabo-Swahili daar tegen te houden. Door gewiekst diplomatiek handelen slaagt hij erin tijd te winnen voor de onvermijdelijke confrontatie.

Maar de activiteit die Van Gele het meest boeit, is de exploratie an sich, het ontdekken van onbekend terrein. Tijdens zijn verblijf in Équateur verkent hij met een prauw de Rukirivier; na de doorvaart van Stanley een jaar eerder is hij de eerste om dat te doen. En hij neemt vooral deel aan de expeditie van kapitein Hanssens, die de zijrivier Ubangi-Congo verkent. De exploratie van deze grote rivier wordt zijn levenswerk: hij zal er drie expedities aan wijden.

Verontrustende waarnemers aan beide zijden van de lens. © Demeuse

Het probleem van de bronnen



De Ubangi, de belangrijkste noordelijke zijrivier van de Congo, is een waterloop die op bepaalde plaatsen twee tot vier kilometer breed is. Hij wordt omzoomd door een ingewikkelde doolhof van moerassen, zandbanken, eilanden en stroomversnellingen. De ontdekking ervan gaf meteen aanleiding tot talrijke debatten in wetenschappelijke kringen, want niemand begreep waar hij wel vandaan kon komen. Aangezien de Fransen, na de ontdekkingen van Brazza, ook aasden op dit stroomgebied, werd het debat echter verstoord door politieke inmenging. De druk om door te gaan met de exploratie van de rivier groeide.

En zo gebeurt het dat Van Gele, na een gedwongen rustkuur in België en op Madeira, in juni 1886 terugkeert naar Congo met uitdrukkelijke richtlijnen van Leopold II om de Ubangi te verkennen. In het begin lijkt de opdracht hem vrij makkelijk. Hij huurt de stoomboot Henry Reed van de Amerikaanse post in Leopoldstad, vormt een team dat bestaat uit drie blanken (luitenant Liétart, de Deense kapitein Schomberg en een machinist, ook een Deen) en veertig autochtonen, en hij begeeft zich op weg. Hij negeert het uitdrukkelijke bevel van een Franse post en vaart de meanders van de stroom op. De linkeroever is dichtbevolkt en Van Gele observeert met grote aandacht de typische kenmerken van de diverse stammen. Hij bewondert met name de omvang van de infrastructuur voor de visteelt en betreurt de slavernij en het kannibalisme, die veel voorkomen.

Ter hoogte van Zongo wordt het spannend: stroomversnellingen blokkeren de doorgang. Door grote risico’s te nemen, slaagt Van Gele erin enkele mijlen vooruit te geraken en hij probeert zelfs de boot op de oever te trekken, maar tevergeefs: door gebrek aan materiaal en door de te grote diepgang van zijn boot moet hij zich uiteindelijk gewonnen geven. Voor deze keer dan toch… Op de terugweg verkent hij de bijrivieren de Ibenga en de Nghiri en hij probeert zelfs nog een expeditie over land te doen vanuit de post Équateur. Maar ook die mislukt, want de regio is verlaten en het is onmogelijk om onderweg aan proviand te geraken.

De kunst van de hut : een oneindige variëtiet aan vormen. © Demeuse

Tweede expeditie



Dus keert hij terug naar Boma om een nieuwe expeditie te organiseren. Hij vertrekt met dezelfde ploeg, maar met een kleinere stoomboot, de En Avant, en ook een lange prauw voor verkenningstochten. Daarnaast neemt hij 24 pagaaiers mee, voldoende kabels en proviand. Ter hoogte van de stroomversnellingen van Zongo trekt hij de stoomboot op de oever, demonteert hem en transporteert de verschillende onderdelen langs de oever met behulp van de kabels. Voor de stroomversnellingen stroomopwaarts zal hij, al naargelang de situatie, dezelfde methode gebruiken of de stoomboot gewoon lossen als dat volstaat om hem te laten passeren.

Ondertussen maakt hij voorzichtig voortgang, terwijl hij communiceert met de oeverbewoners, de diverse zijarmen van de stroom verkent en voortdurend de diepte peilt. Na twintig dagen moeizame vooruitgang tekent een andere grote hindernis zich af aan de ‘watervallen van de olifant’, zo genoemd naar de grote dikhuid die Van Gele hier neerschiet en waarvan het vlees zijn mannen gedurende een maand voedt. Dankzij slopende inspanningen overwint hij de hindernis en komt in een nieuw gebied, dat is bedekt met mooie maïsvelden en bevolkt met gastvrije stammen. Als hij de grote vork van de Ubangi bereikt, de samenvloeiing M’bomu-Uele, wordt de hypothese dat de Ubangi in feite de benedenloop van de Uele is, virtueel bevestigd.

Wat verderop is de rivier echter weer bezaaid met nieuwe stroomversnellingen, draaikolken en rotspartijen. Bovendien verandert ook de houding van de lokale bevolking, die tot hiertoe spontaan hulp aanbood bij bepaalde moeilijke passages. Nu stellen de inlanders zich steeds meer spottend en uitdagend op. Tot overmaat van ramp raakt de En Avant de bodem en maakt de boot water. Ze moeten hem op de oever trekken om reparaties te doen, te midden van vijandige inlanders. Er volgt een hevige confrontatie, die Van Gele ertoe dwingt om terug te keren.

De terugweg is volledig verschillend van de heenreis, want het waterpeil is sterk gezakt en het is alsof er een heel andere rivier voor hem ligt. Het komt er eens te meer op aan om blijk te geven van vindingrijkheid en volharding om de verschillende moeilijke doorgangen te passeren: de zijraderen demonteren of achteruitvaren om te remmen bij sterke stroming. Maar uiteindelijk slaagt Van Gele erin zijn mannen terug te brengen naar de post Équateur zonder andere belangrijke ongevallen.

In Leopoldstad heeft Van Gele nauwelijks de tijd om tot rust te komen, want hij wordt belast met de leiding van een expeditie naar de Stanley Falls. Hij vaart de Congostroom op en installeert Bodson en Hinck op een nieuwe plek, die van het toekomstige Kisangani, vooraleer hij in september 1888 terugkeert naar Europa.

Op de oever van de rivier zijn alle ogen gericht op het passerende stoomschip. © Demeuse

Derde en laatste expéditie



In februari 1889 scheept Van Gele weer in naar Congo voor een derde en ultieme expeditie op de Ubangi. Hij vertrekt dit keer met de graad van staatsinspecteur en hij moet niet alleen zijn exploratiewerk voortzetten, maar ook het grondgebied bezetten door er posten op te richten. Hij vertrekt met twee stoomboten: de En Avant en de AIA, en ook de grote prauw die hem zulke grote diensten heeft bewezen tijdens zijn vorige reis. Zijn team bestaat uit vier Belgische militairen, Georges Le Marinel, Hanolet, De Rechter en Busine; twee Deense machinisten, Gustafson en Christensen; en inheemse bevolking.

De plaatselijke bevolking is heel nieuwsgierig, zoals hier blijkt bij het vreedzame bezoek aan de Roi des Belges. © Demeuse

Terwijl hij de stroom – die hij nu goed kent – opvaart, sticht Van Gele een eerste post in Zongo, waar hij Hanolet en Busine aanstelt. Vervolgens begint hij aan de moeilijke tocht over de stroomversnellingen stroomopwaarts. Weer doen zich onderweg talrijke incidenten voor: verdrinkingen, schipbreuk van de lichter, averij aan de stoomboten… Driehonderd kilometer verderop sticht hij de post Banzyville, waar hij De Rechter aanstelt. Op 9 december 1889 bereikt hij het verste punt van zijn vorige expeditie, de bijrivier M’bomu-Uele, waar hij een derde station opricht: de post Yakoma.

Op de rivierbanken zien de ontdekkingsreizigers prauwen, hutten en bananenplantages. © Demeuse

Van dan af doorkruist hij een jaar lang de regio, waarbij hij de zijrivieren van de stroom verkent, kaarten maakt, verdragen sluit met lokale hoofden… Hij slaagt er met name in de bloedbroeder te worden van Bangassu, de machtige leider van de Sankara, en op die manier de onderwerping te verkrijgen van de woelige Yakoma, die hem hadden aangevallen tijdens zijn vorige reis. In december 1890, terwijl hij zich klaarmaakt om terug te keren naar Europa, vangt hij het gerucht op dat er in de regio een blanke zou verblijven. Hij vindt gidsen en na een tocht van negentien dagen door de jungle, te voet en met een prauw, kan hij nabij Djabir, aan de Soedanese grens, contact leggen met luitenant Milz. Die maakt deel uit van de expeditie van Willem Van Kerkhoven, die het stroomgebied van de Nijl wilde bereiken. Door deze samenkomst is het vraagstuk Ubangi-Uele definitief opgelost.

Zes jaar later, in 1897, gaat Van Gele nog een keer terug naar Congo als vicegouverneur-generaal, belast met de onderdrukking van de opstand van de Batetela en de Bakusu. Door ziekte keert hij na minder dan een jaar dienst noodgedwongen terug. Hij verlaat het leger met de graad van luitenant-kolonel en stelt zijn ervaring ten dienste van commerciële initiatieven voor de exploitatie van Congo, die zich op dat moment volop ontwikkelen. Hij overlijdt in Brussel op 23 februari 1939, en laat misschien wel het meest indrukwekkende palmares achter van alle Belgische ontdekkingsreizigers in Congo.

Een Balangakrijger en zijn familie.
© Demeuse

De sleutelmomenten

– 1848: Alphonse Van Gele wordt geboren in Brussel

– 1882: Van Gele wordt aangeworven voor de expeditie van Stanley

– 1886: Van Gele keert terug naar Congo om de Ubangi te verkennen

– September 1888: Van Gele keert terug naar Europa na expeditie naar de Stanley Falls

– Februari 1889: Van Gele vertrekt voor zijn derde en laatste expeditie op de Ubangi

– 9 december 1889: Van Gele bereikt de bijrivier M’bomu-Uele en richt de post Yakoma op

– December 1890: Van Gele legt contact met luitenant Milz in de regio

– 1897: Van Gele keert terug naar Congo als vicegouverneur-generaal

– 23 februari 1939: Van Gele overlijdt in Brussel

Lees meer over:

Partner Content