Antwerpse leurder Leo Frenssen: de eerste Vlaamse populist

Leo Frenssen in Antwerpen: 'Hij hield turnoefeningen op straat en viel op door zijn verschijning. Het was politieke marketing avant la lettre.' © KD

Wie was Leo Frenssen, de curieuze politicus die Willem Elsschot inspireerde voor Het been, die Antwerps burgemeester Camille Huysmans aftroefde en die ijverde voor ‘de uitbating van Kongo in ’t belang der negers’?

De verrassing te Antwerpen‘, zo kopte Het Volk op 22 oktober 1938. Een dag na de gemeenteraadsverkiezingen bleek dat Leonard ‘Leo’ Frenssen uit het niets 5520 voorkeurstemmen had behaald. Dat waren er, zo leert een blik in krantenknipsels van de liberale Nieuwe Gazet uit het FelixArchief/Stadsarchief Antwerpen, bijna 1000 meer dan zittend socialistisch burgemeester en Kamervoorzitter Camille Huysmans. Frenssens lijst behaalde 21.332 stemmen, goed voor 6 zetels. Een stuk meer dan andere outsiders, zoals de extreemrechtse partijen Rex (2) en Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV, 1) of de communisten (0). De katholieke politicus en oud-burgemeester Frans Van Cauwelaert sprak van een ‘ zeer diepe en terechte vernedering van het uittredende college‘. Fascistische organisaties als het VNV en Verdinaso waren verbijsterd: Frenssens verkiezing heette een ‘ blamage voor de demokratie‘, Antwerpen was ‘ grenzeloos belachelijk‘ gemaakt. De Gazet van Antwerpen schreef dagenlang hele bladzijden vol over de verrassingsoverwinning, de internationale pers sloeg haar tenten op in de stad om het fenomeen te verslaan.

Zijn intrede in de Kamer in opvallende kniekousen, tussen al die heren van stand in stijf kostuum, illustreerde al perfect hoezeer hij er niet paste.

Zo wereldberoemd Leo Frenssen in ’38 was, zo vergeten is hij nu. Volstrekt onterecht, vindt Pieter Jan Verstraete. Van zijn hand verschijnt deze week De eerste populist: Leo Frenssen, Antwerps non-conformist, een beknopte levensbeschrijving. Verstraete heeft een rist biografieën van voormannen en persoonlijkheden uit de Vlaamse Beweging op zijn naam staan, van Leo Vindevogel over Hendrik Elias tot Karel Dillen. Frenssen is een vreemde eend in de bijt, zegt hij. ‘Twintig jaar geleden, toen ik een kort artikel over hem schreef, vroeg ik me af waarom er nog geen echte biografie van die interessante en excentrieke figuur bestond. Frenssen was vakbondsman, pacifist en antimilitarist, maar ook socialist en communist, feminist en vegetariër, utopisch wereldverbeteraar en technocraat. En flamingant, dat ook. Omdat ik nog nooit over een linkse flamingant had geschreven, voelde ik me op den duur verplicht om dat levensverhaal dan maar zelf te schrijven.’

Frenssen, op 9 juli 1880 geboren in Maaseik, arriveerde begin 1905 in Antwerpen en zou er de rest van zijn leven blijven. Hij reeg er de baantjes aan elkaar, telkens weer raakte hij verwikkeld in conflicten met bazen. ‘Eigenlijk met iedereen met wie hij moest samenwerken’, weet Verstraete. Toen in augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog begon, vluchtte Frenssen met vrouw en kind naar Engeland. ‘Aangemeld als vrijwilliger heeft hij zich, als overtuigd pacifist, zeker niet’, zegt Verstraete. ‘Wel werkte hij een tijd tegen zijn zin in Britse munitiefabrieken die onder het beheer van het Belgisch leger stonden. Daar vloog hij buiten omdat hij antioorlogsmeetings organiseerde tijdens de diensturen.’ Niet voor het laatst bracht vaders idealisme het gezin Frenssen in armoede.

In de zomer van 1919 keerden het gezin terug naar Antwerpen, waar Frenssen zich vrijwel meteen politiek engageerde in communistische kringen. Mensen die hem zagen spreken op manifestaties, omschreven hem als ‘ bezeten door sociale problemen‘. En als een rare snuiter. Zo memoreerde schrijver Lode Baekelmans: ‘ Een man met Mozesbaard en zachte ogen! Geen hoofddeksel. Een geribd bruinfluwelen jasje. Wellicht geheelonthouder en vegetariër, principieel voor rauwkost, volkorenbrood en yoghourt.

Frenssen koesterde een blinde verering voor de Sovjet-Russische leiders, schrijft Verstraete. Dat hij bij de parlementsverkiezingen van 1925 en de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 op communistische lijsten stond, bezegelde zijn lot bij de socialistische vakbond. ‘Zijn toekomst’, vertelt Verstraete, ‘zag er somber uit.’

Frenssen besloot het roer radicaal om te gooien.

'Ik vind het zo onzinnig zich socialist of kommunist te noemen in dezen kapitalistischen rotboel.'
‘Ik vind het zo onzinnig zich socialist of kommunist te noemen in dezen kapitalistischen rotboel.’

Milieuactivist

Met de 1500 Belgische frank die een collecte van vrienden had opgeleverd, kocht hij een baal koffie die hij in partjes doorverkocht. Met de opbrengst schafte hij zich een triporteur aan, een driewieler waarmee hij in de hele stad met koffie, thee en speculaaskoeken kon leuren. Belangrijker voor deze vertelling is dat hij zo een ongekend platform kreeg om zijn blijde boodschap te verkondigen. Zowel die boodschap als de manier waarop hij ze in de kijker bracht, was volstrekt uniek, weet Verstraete. ‘Hij hield turnoefeningen op straat, waar hij ook de door hem bedachte volksdouche – een gieter aan een touw – demonstreerde. En hij viel op door zijn verschijning. Zijn bijna volledig kale schedel was omringd door lange haren, en er was die volle lange baard. Het was politieke marketing avant la lettre. De triporteur, zijn opmerkelijke kniekousen, de baard waarvan hij wist dat hij ermee stond: dat werkte. Hij had blijkbaar sexappeal, want volgens Lode Baekelmans wist ” Baard Frenssen” vooral ” de volksvrouwen” te bekoren.’

In 1935 werd Leo Frenssen in één klap landelijk beroemd, nadat de politie hem had opgepakt tijdens een manifestatie ter ere van de vijftigste verjaardag van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in Brussel. Na uren onzekerheid op het politiekantoor brachten ’twee gasthuisbedienden’ van het Rode Kruis hem naar het Brugmannziekenhuis voor observatie. De Antwerpse hoofdcommissaris en de dienstdoende burgemeester, Willem Eekelers (BWP), kwamen vergeefs tussenbeide. Wat wél hielp was een niet-aflatende perscampagne, schrijft Verstraete. ‘ Het Frenssen-schandaal te Brussel‘, schreeuwden krantenvoorpagina’s. Na negen dagen opsluiting kwam Frenssen vrij, waarop strijdmeetings plaatsvonden en hij onder de titel ‘9 dagen bij krankzinnigen’ een gretig gelezen feuilleton verzorgde over zijn wedervaren. Verstraete: ‘Willem Elsschot zou de daarin geciteerde dialogen tussen geestesgestoorden gebruikt hebben in zijn roman Het been.’

‘Frenssens terugkeer in Antwerpen werd een ware triomftocht’, zegt Verstraete. ‘Hij was al geliefd in de volkswijken, maar plots kende íédereen hem.’ Frenssen was een volbloed populist, aldus Verstraete, maar niet zoals we dat vandaag wel eens begrijpen. ‘Hij was absoluut geen gevaarlijke oproerkraaier of politieke opportunist. Hij was iemand die de burgers een stem wilde geven in de politieke wereld.’ Op persfoto’s uit die tijd is te zien hoe Frenssen steevast omringd was door grote groepen mensen. ‘Hij was permanent onder het volk, was een van hen. Vaak lachten ze hem uit wanneer hij weer eens in een zwembroek een publieke douche nam of de hoogspring- en andere turnoefeningen demonstreerde die hij wilde verplichten in de scholen. Maar uiteindelijk heeft de Antwerpenaar hem in de armen gesloten. Wie in nood was, klopte nooit tevergeefs bij hem aan.’

Met Camille Huysmans In zijn rouwhulde voor Frenssen omschreef de Antwerpse burgemeester hem als 'verpersoonlijking der verdraagzaamheid'.
Met Camille Huysmans In zijn rouwhulde voor Frenssen omschreef de Antwerpse burgemeester hem als ‘verpersoonlijking der verdraagzaamheid’.© Amsab-ISG (FO 002649)

Frenssen doet de hedendaagse lezer denken aan linkse populisten als de Amerikaanse Democrate Alexandria Ocasio-Cortez of de Belg Raoul Hedebouw (PTB-PVDA). Hij was fors gekant tegen de partijpolitiek (de partijen hadden ‘hunne geschiedkundige taak afgedaan’) en was genadeloos voor de macht van het grootkapitaal. ‘ Het parlement moet onttrokken worden aan den kontrool van het groot-kapitaal. (…) Wij mogen niet langer dulden dat het een toevluchtsoord weze van zakkenvullers en volksbedriegers.‘ Die taal klonk in de jaren 1920 en 1930 ook bij andere pleitbezorgers van massabewegingen, maar tegen hen zette Frenssen zich minstens even hard af. ‘ Laat u niet opruien door would-be Hitlers en andere Führers‘, schreef hij. Vooral de Waalse agitator en Rex-voorman Léon Degrelle, een ‘ would-be diktator‘, moest het ontgelden.

Weinig verbazend sloot Frenssen zich in 1936, met het oog op de parlementsverkiezingen van dat jaar, aan bij de linkse anti-Rex-lijst Vlaamsch Democratisch Verbond. Maar die viel nog voor de verkiezingen uit elkaar, waarna hij er opnieuw alleen voor stond. Hij had zich volledig afgekeerd van het communisme en was voortaan een ‘ teknokraat‘, zo schreef hij in een kiespamflet. ‘ Ik vind het zo onzinnig zich socialist of kommunist te noemen in dezen kapitalistischen rotboel.‘ De technocratie kwam overgewaaid uit Amerika en gaf de voorkeur aan wetenschappelijke besluitvorming boven ideologische. Frenssen puurde er utopische ideeën uit, zoals de drie-urenwerkdag en een gegarandeerd jaarlijks inkomen van 300.000 frank. De inflatie meegerekend zou dat vandaag neerkomen op zo’n 210.000 euro.

Verstraete: ‘Frenssen had wel meer compleet utopische ideeën. Zo wilde hij een reuzenzeil spannen over Antwerpen en alle huizen minstens één zonnekant geven. Hij was wild van de plannen van de jonge Antwerpse architect en stedenbouwkundige Julien Schillemans. Schillemans wilde de wereldbevolking samenvoegen in 44 cirkelvormige metropolissen van 96 kilometer doorsnede op het gebied van de Verenigde Staten, Europa en Azië. Die steden moesten concentrisch opgebouwd zijn rond grote parken. Het was een radicaal streven naar evenwicht tussen stad en natuur. Die ideeën zie je vandaag ook verschijnen in afgezwakte vorm. De Vlaamse bouwmeester, Leo Van Broeck, zou er misschien wel wat in zien.’

Excentriek en utopisch, maar ook visionair: het was Frenssen ten voeten uit, vindt Verstraete. ‘Hij was een milieuactivist nog voor dat woord bestond.’

Ook opmerkelijk: Baard Frenssen was een onversneden feminist. Op de technocratische lijst waarmee hij in 1938 onverwachts zes zetels zou behalen in de Antwerpse gemeenteraad, stond een vrouw, Irma Kox. ‘Hij kwam ook op voor ongehuwde moeders en streed voor de menswaardige behandeling van prostituees. Hij was op heel wat sociale terreinen een voorloper.’

Frenssen doet denken aan hedendaagse linkse populisten als Alexandria Ocasio-Cortez of Raoul Hedebouw.

(Algemeen gelach)

Dat was al gebleken uit het programma waarmee Leo Frenssen in 1936 aan de parlementsverkiezingen had deelgenomen. Zijn lijst Volkskandidaten wilde alle macht voor het volk, een ouderdomspensioen vanaf 50 jaar, bescherming voor (ook de ongehuwde!) moeder en haar kind, kosteloos onderwijs, de zelfstandigheid van Vlaanderen, het ‘ Esperanto als hulp-wereldtaal en vrede onder alle volkeren‘. Hij toonde zich in die campagne een slimme communicator. Toen burgemeester Huysmans door Rex werd beschuldigd van schandalen, lieten de socialisten affiches verspreiden met de boodschap: ‘ Deze man heeft reine handen‘. Frenssen overtroefde hen met een affiche waarop stond: ‘ Deze man heeft vuile handen maar een rein geweten‘.

Frenssen werd zelf ook afgetroefd – letterlijk, helaas. In een aangrijpende passage beschrijft Pieter Jan Verstraete hoe de pacifist werd aangevallen door knokploegen van Rex of de communisten. Een lid van het fascistische Verdinaso zag het gebeuren en getuigde erover: ‘ Hij stond tegen de muur geleund. Nog half buiten bezinning veegde hij met de linkerhand het bloed van zijn gelaat. “Waarom doet ge dat”, fluisterde hij, en in het verwijt klonk grote treurnis. Als antwoord wou een ander tegenstrever hem nu te lijf. Toen hebben we ons woordje meegesproken want we waren zeker de sterksten!

De hatelijke tegenstand van extreemlinks, extreemrechts en de klassieke partijen ten spijt behaalde Frenssen met zijn radicale, linkse en flamingante campagne 7997 stemmen. Een fors aantal, maar enkele tientallen te weinig voor een Kamerzetel. De teleurstelling was bijzonder groot. Frenssen leek gedoemd tot eeuwige oppositie. Maar twee jaar later, bij de lokale verkiezingen, zou het dus wél raak zijn.

Frenssens overwinning in 1938 was wereldnieuws. In de koekenstad deden wilde speculaties de ronde over hoe hij en zijn technocraten hun intrede zouden doen op het Schoon Verdiep. Frenssens lijfblad De Teknokraat noteerde: ‘ Frenssen komt met zijn karretje naar het stadhuis, zegde de eene; neen, wedervoer een andere, het schijnt dat hij met een fanfare komt; een derde wist het beter, het waren de harmonicaïsten van de Seefhoek die hem triomfantelijk naar de gemeenteraad zouden vergezellen.‘ Het zou uiteindelijk niets van dat alles worden: ‘ Frenssen en zijn vijf medegekozenen zijn doodgewoon te voet naar het stadhuis gekomen.

Frenssen toonde zich een ijverig gemeenteraadslid. Zijn redevoeringen en tussenkomsten werden, zo blijkt uit een verslag, gekenmerkt door ‘ goedheid, verdraagzaamheid, oprechtheid, met een tikje kinderlijke naïviteit, en daarbij een mooie taal‘. Hij werd geregeld door gelach onderbroken: echt ernstig namen zijn confraters hem niet. Zijn fractie hielp daarbij niet. Frenssen steunde geregeld de socialisten, anderen hadden een voorkeur voor de katholieken. Hun verzet leidde in volle verkiezingscampagne voor de parlementsverkiezingen van 1939 tot een breuk. Drie medeverkozenen scheurden zich af, waardoor er op slag evenveel dissidente als authentieke technocraten in de gemeenteraad zaten. ‘ Frenssen treedt zoodanig diktatoriaal op, dat Hitler er klein bier bij is‘, schreven zijn oud-fractiegenoten in het veertig grieven tellende pamflet Frenssen en wij.

Pieter Jan Verstraete, De eerste populist: Leo Frenssen, Antwerps non-conformist, Doorbraak Boeken, 120 blz., 19,95 euro.
Pieter Jan Verstraete, De eerste populist: Leo Frenssen, Antwerps non-conformist, Doorbraak Boeken, 120 blz., 19,95 euro.

De verrassing moet des te groter geweest zijn toen Frenssen zijn stunt uit 1938 een jaar later overdeed bij de parlementsverkiezingen: met 10.843 stemmen haalde hij toen wel een Kamerzetel binnen. Opnieuw was Baard Frenssen wereldnieuws. Maar botste hij in zijn thuisstad nog op milde spot, dan was in Brussel dedain en zelfs vijandigheid zijn deel, weet Verstraete. ‘Kamervoorzitter en stadsgenoot Frans Van Cauwelaert leek door zijn aanwezigheid persoonlijk gekwetst. Als Frenssen ook maar een minuut te lang sprak, hamerde de nijdige voorzitter erop los.’

Ook hier toonde Frenssen zich naarstig. Alle parlementaire stukken las hij, in elk debat kwam hij tussenbeide. Zijn belangrijkste thema’s waren de promotie van het Esperanto, algemene ontwapening en de ‘ Vereenigde Staten van Europa‘ – dik 60 jaar later zou de liberale premier Guy Verhofstadt een boekje schrijven onder die titel. Maar ‘ een gelukkig keerpunt in de geschiedenis van het land‘, zoals De Teknokraat Frenssens verkiezing had genoemd, werd zijn parlementaire avontuur niet. De parlementaire verslaggevers noteerden regelmatig ‘ (Algemeen gelach)‘ bij zijn tussenkomsten. En hij diende geen enkel wetsvoorstel in. ‘Wellicht kende hij de parlementaire geplogenheden onvoldoende’, meent Verstraete. ‘Zijn intrede in de Kamer in opvallende kniekousen, tussen al die heren van stand in stijf kostuum, illustreerde al perfect hoezeer hij er niet paste.’

Aardappels en coloradokevers

Toen in mei 1940 de nazi’s België binnenvielen, besloot Frenssen voor de tweede maal met zijn gezin te vluchten. Naar Frankrijk, nu. Met zijn triporteur. ‘Verschillende malen werd hij onderworpen aan een identiteitscontrole door de Franse gendarmerie’, lacht Pieter Jan Verstraete. ‘Die moet er nogal van opgekeken hebben dat een Belgische volksvertegenwoordiger zich met een triporteur verplaatste.’ Het gezin verzeilde in Toulouse, waar Frenssen onmiddellijk een inlichtingenbureau voor Belgische vluchtelingen oprichtte. In regionale kranten liet hij optekenen: ‘ Léon Frenssen, député belge, se tient à la disposition des réfugiés‘. Dat bracht zo’n volkstoeloop op gang dat de Franse politie het verkeer voor zijn bureau moest komen regelen.

Opnieuw liep het mis. Ook in Frankrijk organiseerde Frenssen antioorlogsmeetings, wat de Fransen niet zinde. Hij werd opgepakt en naar het concentratiekamp van Le Vernet d’Ariège gebracht, aan de voet van de Pyreneeën. Daar botste hij op enkele van de ‘weggevoerden van mei 1940’: Belgen die onze overheid als staatsgevaarlijk had bestempeld en naar vooral Franse concentratiekampen had afgevoerd. Hij ontmoette onder anderen de nationaalsocialistische politicus-dichter Ward Hermans en de Antwerpse advocaat René Lambrichts, stichter van de extreemrechtse en antisemitische organisatie Volksverweering. Die laatste was geen onbekende. Eind 1939 had Frenssen een meeting van Volksverweering verstoord met een pleidooi voor enig mededogen met de Joden. Lambrichts had hem met geweld bedreigd als hij daarmee niet ophield.

Verschillende malen werd hij onderworpen aan een identiteitscontrole door de Franse gendarmerie.

Frenssen deed het geregeld, zegt Verstraete: op de meetings van zijn tegenstanders gaan ’tegenspreken’. ‘Uit rassenhaat ontstond “het ergste, het onmenselijkste”, vond hij. En dus liep hij op straat met een bord waarop stond: “Wie is gevaarlijker: de Jood of de Jodenhater?”‘

Frenssen werd op 27 juli 1940 bevrijd – een bitterzoete dag, want diezelfde dag overleed in Le Mans zijn kleindochtertje Frieda. Kort na de terugkomst in augustus van zijn gezin in Antwerpen werd Frenssen meegedeeld dat hij, op bevel van de bezetter, geschorst was als gemeenteraadslid wegens ‘langdurige afwezigheid’. ‘Over wat hij deed tijdens de oorlog is weinig te vinden’, zegt Verstraete. ‘Uit getuigenissen bleek dat Frenssen, ” die tamelijk luid sprak“, zijn afkeurende kritiek op de bezetter niet onder stoelen of banken stak. Maar voor zover valt na te gaan, is hij niet in het verzet gegaan. Hij werd even opgepakt. Omdat hij er excentriek uitzag of aangegeven door een tegenstander? Dat weten we niet. Hoe hij zijn tijd doorbracht evenmin. O ja, hij hield zich onledig met het beplanten van een kleine aardappelakker.’ De coloradokevers die hij daarbij ving, zo noteert Verstraete bijna liefdevol, kon hij niet doden.

Na de oorlog zou Frenssen in het parlement hevig protest aantekenen tegen de uit de hand gelopen straatrepressie. Verstraete: ‘Hij deed dat als een van de eersten. Daar sprak zijn pure pacifisme, zijn ” hooge menschelijkheid“, zoals hij die ook vroeg van de regering.’

Dood van een apostel

Bij de verkiezingen van 17 februari 1946 stelde Leo Frenssen zich opnieuw kandidaat. Opnieuw met een programma waarin het leger werd afgeschaft en Europa verenigd, maar ook met visionaire eisen zoals ‘ een regeering met deelneming van vrouwen‘ – twee jaar voor de invoering van het algemeen vrouwenstemrecht, nota bene. Er was ook het vandaag fout klinkende maar toen ongetwijfeld humaan bedoelde idee als ‘ de uitbating van Kongo in ’t belang der negers en der Belgische bevolking‘. Het resultaat: 2480 stemmen, meer dan vier keer minder dan in 1939.

Het was een opdoffer voor de geschonden man die hij al was. Pieter Jan Verstraete: ‘Frenssen besefte niet dat de wereld was veranderd. Doordat hij zich tijdens de oorlog nergens had geëngageerd, heeft hij daarna geen vat meer gekregen op de tijd. Hij mocht spreken, in die eerste naoorlogse jaren, maar er werd niet geluisterd. Daar leed hij onder.’ Toch bleef hij strijdlustig, blijkt uit het aprilnummer van De Teknokraat: ‘ Are you down earthed? Zoo roepen de Engelschen uit bij zulken tegenvaller en met hen roep ik luid: Neen!

Je zou kunnen zeggen dat hij een tragisch leven heeft gehad. Daar heeft hij voor een groot deel zelf voor gekozen, door zijn excentrieke gedrag en koppigheid.

Hij schreef die energieke woorden al als een doodziek man. Drie maanden later, op vrijdagmiddag 19 juli 1946, overleed aldus de overlijdensakte ‘leurder en gemeenteraadslid der stad Antwerpen Leonard Hubert Frenssen’ aan de gevolgen van een jarenlange maagkanker. Biograaf Verstraete: ‘Je zou kunnen zeggen dat hij een tragisch leven heeft gehad. Daar heeft hij voor een groot deel zelf voor gekozen, door zijn excentrieke gedrag en koppigheid. Als hij tot meer compromissen bereid geweest was, had hij voorman kunnen worden in de fabriek en had hij politiek meer kunnen realiseren. Maar dan was hij nooit de Frenssen geworden over wie mijn boek gaat.’

Op de begrafenis sprak burgemeester Camille Huysmans een volgens de pers ‘ treffende en zeer aandoenlijke‘ rouwhulde voor deze ‘ origineele figuur‘. ‘ Hij was gekend als verpersoonlijking der verdraagzaamheid‘, sprak de socialist. ‘ En werd aanzien als een apostel.‘ Hoe volstrekt origineel Leo Frenssen bij leven was geweest, bleek na zijn dood in de gemeenteraad. Bij gebrek aan opvolgers bleef tot de volgende verkiezingen zijn zetel leeg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content